Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-7843

van Stéphanie Anseeuw (VLD) d.d. 13 april 2007

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Gekweekte fazanten - Verhandeling.

Chronologie

13/4/2007Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 21/5/2007)

Vraag nr. 3-7843 d.d. 13 april 2007 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op de schriftelijke vraag nr. 3-5196 (Vragen en Antwoorden nr. 3-72, blz. 7708) inzake de handel in gekweekte fazanten en de relatie met de gewestelijke jachtdecreten en de EG-verordening 853/2004, stelde de geachte minister het volgende:

"Aangezien gekweekte fazanten onder de definitie van pluimvee vallen, dient het verhandelen van gekweekte fazanten te gebeuren volgens de reglementering die van toepassing is op pluimvee, dit zowel tijdens als buiten de periode van de jacht op de fazant. De gewestelijke jachtdecreten zijn dus niet van toepassing op de handel en het vervoer van pluimvee of gekweekte fazanten."

Op een eerdere vraag had minister Peeters geantwoord dat het jachtdecreet toch van toepassing is op gekweekte fazanten. Mijn collega in het Vlaams Parlement, Sven Gatz, heeft uw antwoord voorgelegd aan Vlaams minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters, bevoegd voor de jacht (2006/2007-Nr. 67).

Hij argumenteert dat de beide wetgevingen (EG-Verordening 853/2004 en het Vlaamse jachtdecreet) uit een verschillende optiek zijn ontstaan, de ene ter garantie van de voedselveiligheid, de andere ter bescherming van het leefmilieu en de natuur.

De ratio legis achter artikel 26 van het Vlaamse jachtdecreet is het tegengaan van wildstroperij en de nefaste invloed daarvan op de natuur. Omdat artikel 26 geen onderscheid maakt tussen gekweekt wild en niet gekweekt wild, worden gekweekte fazanten even goed als wild beschouwd door het jachtdecreet en vallen die dus onder het toepassingsgebied van artikel 26 en mogen die derhalve niet verhandeld worden in Vlaanderen buiten de toegestane periode volgens het Vlaamse jachtdecreet.

In de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen zit de leer van de impliciete bevoegdheden vervat: decreten kunnen volgens artikel 10 van die wet rechtsbepalingen bevatten in aangelegenheden waarvoor de gemeenschappen en gewesten niet bevoegd zijn, voor zover die bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun bevoegdheden.

Bijdragen tot de instandhouding van de soorten via het tegengaan van wildstroperij door de handel en het vervoer van wild te regelen, ongeacht hun herkomst omdat dit toch niet op een sluitende manier te controleren valt, vertoont dergelijke nauwe band, volgens minister Peeters.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Hoe positioneert de geachte minister zich ten opzichte van het antwoord van Vlaams minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters, met betrekking tot het verhandelen en vervoeren van gekweekte fazanten en het feit dat Vlaanderen volgens hem toch bevoegd is hieromtrent? Kan hij dit uitvoerig toelichten?

2. Minister Peeters voelt zich gesteund door bijzondere wet van 8 augustus 1980 en de leer van de impliciete bevoegdheden. Overschrijdt Vlaams minister Peeters volgens U zijn bevoegdheden niet? Kan u dit toelichten?

3. Hoe staat hij tegenover het feit dat minister Peeters acht dat niet kan nagegaan worden of een fazant al dan niet gekweekt is? Impliceert dit volgens minister Peeters niet dat het FAVV en de controle op onze voedselketen niet sluitend is?

4. Kan volgens de werking van het FAVV sluitend nagegaan worden waar een gekweekte fazant vandaan komt? Kan het gehele traject nagegaan worden die het dier doorlopen heeft? Kan hij dit toelichten?

5. Gaat hij deze zaak aankaarten op het eerstvolgende overlegcomité?