Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-4134

van Karim Van Overmeire (Vlaams Belang) d.d. 10 januari 2006

aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken

Federale en programmatorische overheidsdiensten - Betwiste rekeningen - Advocatenkantoren - Verwijlintresten.

Chronologie

10/1/2006Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/2/2006)
1/2/2006Antwoord
1/2/2006Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4117
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4118
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4119
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4120
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4121
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4122
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4123
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4124
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4125
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4126
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4127
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4128
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4129
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4130
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4131
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4132
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4133
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4135
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4136
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4137

Vraag nr. 3-4134 d.d. 10 januari 2006 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit het recente jaarboek van het Rekenhof blijkt dat de federale overheid zeer veel rekeningen laattijdig heeft betaald. In sommige gevallen zijn de verwijlinteresten daardoor opgelopen tot het tien-, zelfs het twintigvoudige van het oorspronkelijk verschuldigde bedrag. Bovendien is over vele van deze betalingen jarenlang geprocedeerd op kosten van de federale overheid. Het Rekenhof heeft geen raming gemaakt van de advocatenkosten en andere gerechtelijke kosten die daaruit zijn voortgevloeid, maar in acht genomen dat sommige procedures jarenlang hebben aangesleept, moet het om aanzienlijke bedragen gaan.

1. Hoeveel kosten hebben de federale en programmatorische overheidsdiensten die van de geachte minister afhangen, gemaakt voor procedures die voortvloeiden uit betwiste rekeningen? In hoeveel procent van de gevallen hebben de betrokken overheidsdiensten zulke procedures gewonnen? Wogen de kosten hierbij op tegen de verschuldigde bedragen?

2. Hoeveel advocatenkantoren werden ingeschakeld voor zulke procedures? Wat is de procentuele of absolute verdeling van het aantal dossiers tussen deze kantoren? Wat is de procentuele of absolute verdeling van de uitbetaalde kosten aan deze kantoren?

3. Hoeveel verwijlintresten hebben de federale en programmatorische overheidsdiensten die van de geachte minister afhangen, moeten betalen omdat rekeningen laattijdig werden vereffend? Wat is de verhouding tussen deze verwijlintresten en de oorspronkelijk verschuldigde bedragen?

Deze vraag wordt aan alle regeringsleden gesteld.

Antwoord ontvangen op 1 februari 2006 :

Tekst nog niet beschikbaar.