Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-4106

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 5 januari 2006

aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken

Kinderrechten - Begroting 2006 - Strategische doelstellingen 2006.

Chronologie

5/1/2006Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/2/2006)
26/1/2006Antwoord
26/1/2006Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4089
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4090
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4091
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4092
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4093
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4094
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4095
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4096
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4097
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4098
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4099
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4100
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4101
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4102
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4103
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4104
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4105
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4107
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4108
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4109

Vraag nr. 3-4106 d.d. 5 januari 2006 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds 15 januari 1992 is in België het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van kracht.

Daarnaast bepaalt de wet van 4 september 2002 tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind (Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2002), dat de regering het parlement jaarlijks op de hoogte houdt van haar beleid terzake.

Dit verslag wordt uitgebracht in de vorm van een voortgangsnota met een specifiek actieplan en houdt een evaluatie in van de maatregelen die werden genomen. Het omvat, naast een verslag over het kinderrechtenbeleid van de regering in zijn geheel, ook deelverslagen per departementen over de maatregelen die werden genomen en de actiemogelijkheden (artikel 2 van de wet).

Dit wettelijk kader bepaalt voldoende dat het federale kinderrechtenbeleid een horizontaal beleid is. Elke federale minister, regeringslid, staatssecretaris en overheidsdienst heeft binnen het eigen bevoegdheidspakket de verantwoordelijkheid om het kinderrechtenbeleid te bewaken en een kindvriendelijke dimensie toe te passen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Welke zijn de strategische doelstellingen van de geachte minister/staatssecretaris inzake kinderrechten voor 2006?

2) Hoeveel middelen heeft hij/zij ingeschreven in zijn/haar begroting voor 2006, in globo en per post, ter verwezenlijking van de kindvriendelijke dimensie van zijn/haar beleid?

Deze vraag wordt aan alle regeringsleden gesteld.

Antwoord ontvangen op 26 januari 2006 :

Tekst nog niet beschikbaar.