Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-4085

van Sabine de Bethune (CD&V) d.d. 5 januari 2006

aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken

Kinderrechten - Realisaties 2005 - Rekeningen 2005.

Chronologie

5/1/2006Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/2/2006)
26/1/2006Antwoord
26/1/2006Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4068
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4069
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4070
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4071
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4072
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4073
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4074
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4075
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4076
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4077
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4078
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4079
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4080
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4081
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4082
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4083
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4084
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4086
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4087
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-4088

Vraag nr. 3-4085 d.d. 5 januari 2006 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds 15 januari 1992 is in België het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van kracht.

Daarnaast bepaalt de wet van 4 september 2002 tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind (Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2002) dat de regering het parlement jaarlijks op de hoogte houdt van haar beleid ter zake.

Dit verslag wordt uitgebracht in de vorm van een voortgangsnota met een specifiek actieplan en houdt een evaluatie in van de maatregelen die werden genomen. Het omvat, naast een verslag over het kinderrechtenbeleid van de regering in zijn geheel, ook deelverslagen per departementen over de maatregelen die werden genomen en de actiemogelijkheden. (artikel 2 van de wet).

Dit wettelijk kader bepaalt voldoende dat het federale kinderrechtenbeleid een horizontaal beleid is. Elke federale minister, regeringslid, staatssecretaris en overheidsdienst heeft binnen het eigen bevoegdheidspakket de verantwoordelijkheid om het kinderrechtenbeleid te bewaken en een kindvriendelijke dimensie toe te passen.

Het valt dan ook te betreuren dat in het regeerakkoord niet verwezen wordt naar kinderrechten.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Welke concrete beleidsmaatregelen en acties heeft de geachte minister/staatssecretaris in 2005 genomen ter bevordering van de rechten van het kind en met welk resultaat?

2. Hoeveel werd in 2005 effectief uitgegeven (volgens de rekeningen), in globo en per post, ter bevordering van de rechten van het kind binnen het bevoegdheidsdomein van de geachte minister/staatssecretaris?

Deze vraag wordt aan alle regeringsleden gesteld.

Antwoord ontvangen op 26 januari 2006 :

Tekst nog niet beschikbaar.