Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-3997

van Stéphanie Anseeuw (VLD) d.d. 29 december 2005

aan de vice-eersteminister en minister van Begroting en Consumentenzaken

Vrije beroepen - Advocaten - Marktwerking - Doorbraak van monopolies.

Chronologie

29/12/2005Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/2/2006)
2/2/2006Antwoord
2/2/2006Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-3996
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-3998
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-3999

Vraag nr. 3-3997 d.d. 29 december 2005 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland heeft het bureau SEO Economisch Onderzoek dat verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam een studie uitgewerkt die stelt dat bedrijfsjuristen moeten worden toegelaten tot de rechtszaal. Het onderzoek geeft tevens aan dat het monopolie van de advocaten onnodig duur is. Vooral de rechtsbijstandverzekeraars hebben daar last van.

Volgens het SEO worden rechtszaken goedkoper als meer juristen tot de procesvoering worden toegelaten. Ook zal door meer concurrentie de kwaliteit van de rechtshulp toenemen.

Ook de Nederlandse Mededingingsautoriteiten (hierna NMa genoemd) wensen de bescherming van de advocaten te herzien. Het NMa heeft de regels geïnventariseerd waarmee de vrije beroepen als advocaten, notarissen en accountants de marktwerking belemmeren.

De auteurs van de studie pleiten voor een regulering van de markt in plaats van die van het beroep, zoals nu.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Hoe reageert de geachte minister op het standpunt van het bureau SEO Economisch Onderzoek inzake het doorbreken van het pleitmonopolie van de advocaten?

2. Kan hij/zij aangeven in hoeverre bedrijfsjuristen moeten worden toegelaten in de rechtszaal om te pleiten? Welke zijn de argumenten pro en de argumenten contra?

3. In hoeverre is hij/zij het initiatief van het NMa genegen om de regels te inventariseren waarmee de marktwerking wordt belemmerd in de vrije beroepen? Is hij/zij bereid een gelijkaardig onderzoek te voeren in België? Zo ja, tegen wanneer kunnen we de onderzoeksresultaten verwachten? Zo neen, waarom niet?

4. Onderschrijft hij/zij de stelling van de Nederlandse onderzoekers, namelijk dat men de markt moet reguleren en niet de beroepen? Zo neen, kan hij/zij uitvoerig toelichten waarom niet? Zo ja, welke beleidsmaatregelen worden voorbereid om dit te bewerkstelligen?

Deze vraag wordt tevens aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken, de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en aan de minister van Middenstand en Landbouw gesteld.

Deze vraag wordt tevens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie, de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en aan de minister van Middenstand en Landbouw gesteld.

Deze vraag wordt tevens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie, de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken en aan de minister van Middenstand en Landbouw gesteld.

Deze vraag wordt tevens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie, de vice-eerste minister en minister van Begroting en Consumentenzaken en aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid gesteld.

Antwoord ontvangen op 2 februari 2006 :

Tekst nog niet beschikbaar.