Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-2830

van Frank Creyelman (Vlaams Belang) d.d. 3 juni 2005

aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Verhoogde kinderbijslag - Uitkering aan gespecialiseerde instellingen - Rechtsgronden - Mogelijke discriminaties.

Chronologie

3/6/2005Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 7/7/2005)
16/6/2005Antwoord
16/6/2005Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-2829

Vraag nr. 3-2830 d.d. 3 juni 2005 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders bepalen dat kinderen met een erkende geëvalueerde handicap recht geven zijn op een verhoogde kinderbijslag.

Het kan gebeuren dat een ouder die de zorg heeft over een gehandicapt kind van minder dan eenentwintig jaar dat binnen de bepalingen inzake de evaluatie van diens zelfredzaamheid rechtgever is van een verhoogde kinderbijslag wegens ontoereikendheid of een vermindering van een lichamelijke of geestelijke geschiktheid, besluit dat het noodzakelijk is het kind onder te brengen in een gespecialiseerde medisch-pedagogische instelling. Deze situatie kan zich voordoen omat de ouder het kind maximale ontplooiingskansen wil geven waarvoor een aanzienlijke en voortdurende inbreng van vakbekwaam personeel nodig is of omdat de ouder een voltijdse betrekking heeft en die betrekking niet kan opgeven om thuis permanent voor het gehandicapt kind te zorgen of omwille van beide redenen samen.

Nemen we het geval van een zorgdragende, alleenstaande ouder die zijn mentaal gehandicapt kind in een gespecialiseerde instelling onderbrengt van zondagavond tot vrijdagavond en zelf, van maandagmorgen tot vrijdagmiddag, voltijds loontrekkende is.

Bestaat er een rechtsgrond om aan deze ouder, ontvanger van de verhoogde kinderbijslag en die zijn kind vrijwillig plaatste in een gespecialiseerde instelling, slechts een resterend deel van de verhoogde kinderbijslag over te maken, daar waar de instelling twee derde van de kinderbijslag ontvangt ?

Indien zulks gebeurt, is hier sprake van een gelijkschakeling met de regeling van toepassing op de kinderbijslag voor kinderen door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid geplaatst in een instelling ?

Indien zulks gebeurt op basis van stevige rechtsgronden, hoe verloopt de informatiestroom tussen de betrokken partijen, namelijk de instelling, het kinderbijslagfonds en de rechthebbende ouder ?

Indien zulks gebeurt op basis van stevige rechtsgronden, is hier sprake van een negatieve discriminatie tegenover een zorgdragende, alleenstaande ouder die voor zijn mentaal volkomen gezond kind een gemeubelde studentenkamer ("kot") huurt in een studentenhome en dientengevolge geen vermindering vaststelt van het bedrag van de ontvangen kinderbijslag ?

Nemen we het geval van een zorgdragende, alleenstaande ouder die twee kinderen ten laste heeft, van wie het oudste kind een mentaal gehandicapt kind is dat ingevolge een vrije beslissing van die ouder in een gespecialiseerde instelling verblijft van zondagavond tot vrijdagavond terwijl de ouder van maandagmorgen tot vrijdagmiddag voltijds loontrekkende is.

Bestaat er een juridische basis om het thuisblijvende niet gehandicapte kind voor de berekening van de kinderbijslag in rang te laten opklimmen tot het statuut van eerste kind, met als gevolg een verminderde uitkering ?

Indien ja, is hier sprake van een negatieve discriminatie tegenover een zorgdragende, alleenstaande ouder met twee mentaal volkomen gezonde kinderen ten laste, die voor zijn oudste kind een gemeubelde studentenkamer ("kot") huurt in een studentenhome en dientengevolge geen vermindering vaststelt van het bedrag van de ontvangen kinderbijslag bestemd voor het tweede kind ?

Deze vraag wordt tevens aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid gesteld.

Antwoord ontvangen op 16 juni 2005 :

Tekst nog niet beschikbaar.