Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-1242

van Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT) d.d. 28 juli 2004

aan de Eerste minister

De gerechtelijke procedure tegen het echtpaar Moreno-Garcia.

Chronologie

28/7/2004Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/8/2004)
20/8/2004Antwoord
20/8/2004Beslissing niet publicatie

Verwantschap met een andere vraag : schriftelijke vraag 3-1243

Vraag nr. 3-1242 d.d. 28 juli 2004 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 22 juni 2004 heeft de Kamer van Inbeschuldigingstelling van Antwerpen als 4e gerechtelijke instantie beslist dat de vordering van het Federaal Parket tegen het echtpaar Luis Moreno en Rakel García afgewezen moest worden.

De motivatie was meervoudig:

de delicten waarvan beiden verdacht werden waren inmiddels verjaard, de Belgische rechtbanken waren bevoegd en hadden de zaak reeds in 1996 afgesloten. De wet op het Europees Aanhoudingsmandaat kon niet ingeroepen worden bij gebrek aan nieuwe feiten.

Die argumentatie was ook reeds door minstens 3 instanties aangehaald. Toch bleef het Federaal Parket met een therapeutische hardnekkigheid de uitlevering najagen. Daarbij ging het ongegeneerd voorbij aan de vaststelling dat de getuigenissen tegen het echtpaar verkregen werden na folteringen, hetgeen zelfs de Spaanse autoriteiten hebben moeten toegeven.

1. Kan u bevestigen dat u of andere politici, Belgische of buitenlandse, rechtstreeks of onrechtstreeks, formeel of informeel, nooit enige druk hebben uitgeoefend op het Federaal Parket om de procedureslag meerdere keren te herhalen in de hoop een gerechtelijke instantie te vinden die de wet op het Europees aanhoudingsmandaat van toepassing zou verklaren op het Belgisch-Baskisch paar?

2. Hoeveel bedragen de kosten die de Belgische overheid sinds januari 1996 aan deze rechtszaak heeft besteed (kosten voor de strafrechtelijke procedures en die voor de Raad van State, begroting loon- en andere kosten parketmagistraten en advocaten, enz.)?

3. Op 14 maart 2004 verklaarde u in het VRT-programma "De Zevende Dag" dat de regering zich niet zou verzetten tegen de uitlevering van de echtgenoten Moreno-García. Twee dagen nadien werden ze trouwens al opnieuw door de Belgische autoriteiten verhoord… Uw verklaring leek op het eerste zicht een logisch uitvloeisel van het principe van de scheiding der machten. Toch verried het uw intenties. U had even goed kunnen zeggen dat de regering zich niet zou verzetten tegen de afwijzing van het verzoek tot uitlevering van de echtgenoten.

Hoe vaak had u overleg met uw Spaanse collega's José Maria Aznar en José Luis Zapatero of andere Spaanse autoriteiten over de zaak Moreno-García? Welke afspraken werden hierbij gemaakt?

Dezelfde vraag werd gesteld door senator L. Vandenberghe.

Een gelijkaardige vraag werd gesteld aan de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Antwoord ontvangen op 20 augustus 2004 :

Tekst nog niet beschikbaar.