Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 2-1952

van Michiel Maertens (Agalev) d.d. 7 maart 2002

aan de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de minister van Mobiliteit en Vervoer

Coltan - Radioactiviteit - Risico's - Maatregelen.

Chronologie

7/3/2002Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/4/2002)
18/3/2002Antwoord
18/3/2002Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1951

Vraag nr. 2-1952 d.d. 7 maart 2002 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sedert het VN-rapport van 2001 over de plundering van de grondstoffen in Congo en de acties van de NGO's ter zake, werd sterk de aandacht gevestigd op het product Coltan, een samentrekking van columbiet en tantaliet, een natuurlijk radioactief erts.

Uit de website van het Federaal agentschap voor nucleaire controle kan worden opgemaakt dat dit erts vrij rijk is aan uranium en thorium en aanzienlijk hogere stalingsniveau's bevat dan diegeen die in de natuurlijke omgeving in België voorkomen, met name 1 à 20 mSv/h, tegen normaal 60 mSv/h.

Over de radioactieve dosis opgelopen door inademing van het Coltanstof is weinig bekend, wel is geweten dat de oorspronkelijke radioactiviteit omzeggens volledig in de afvalberg terechtkomt, en niet in het eindproduct. Op het niveau van het eindproduct is het radioactiviteitsprobleem beperkt, maar bij de verdere behandeling van de afvalfractie moet men met een verhoogde radioactiviteitsinhoud rekening worden gehouden, en dus met een verhoogd risico.

Het erts dat afkomstig is uit Centraal-Afrika werd via de lucht over Oostende aangevoerd of over zee via de havens van Oostende of Antwerpen, door de firma's TMK, A.B.A.C. en de N.V. Steinweg. De raffinage wordt uitgevoerd te Hoboken (Antwerpen), en dan weer verder uitgevoerd, vooral naar Duitsland.

In deze transport- en raffinageketen moet het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar voor ioniserende stralingen worden toegepast.

1. Sedert wanneer controleert het F.A.N.C. deze aangelegenheid ? Op welke wijze en op welke plaatsen gebeurt dit ? Wat zijn de resultaten en de metinggegevens ?

2. Op welke wijze werden de vervoersmaatschappijen zowel als de verwerkende nijverheid van het gevaar op de hoogte gebracht en verzocht de nodige veiligheidsmaatregelen te nemen ?

3. Wanneer en op welke wijze werden de federale en de regionale overheden die verantwoordelijk zijn voor de volksgezondheid en de afvalcontrole op de hoogte gebracht en wat was hun antwoord ?

Deze vraag wordt tevens aan de staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling gesteld.

Deze vraag wordt tevens aan de minister van Binnenlandse Zaken gesteld.

Antwoord ontvangen op 18 maart 2002 :

Tekst nog niet beschikbaar.