SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2019-2020 Zitting 2019-2020
________________
10 mars 2020 10 maart 2020
________________
Question écrite n° 7-394 Schriftelijke vraag nr. 7-394

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, et de l'Asile et la Migration

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie
________________
Congé parental - Repos de maternité - Mandataire local - Empêchement Ouderschapsverlof - Moederschapsrust - Lokale mandataris - Verhindering mandaat 
________________
congé de maternité
congé parental
mandat électif
représentant de collectivité locale ou régionale
zwangerschapsverlof
ouderverlof
mandaat
vertegenwoordiger van lokale of regionale autoriteit
________ ________
10/3/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2020)
27/8/2020Antwoord
10/3/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2020)
27/8/2020Antwoord
________ ________
Question n° 7-394 du 10 mars 2020 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-394 d.d. 10 maart 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La présente question porte sur une compétence transversale, partagée avec les Communautés. D'une part, la réglementation régionale offre aux mandataires exécutifs locaux la possibilité de se déclarer empêchés ou non; d'autre part, la réglementation fédérale détermine les cas dans lesquels un droit à une allocation est prévu.

Les titulaires d'un mandat exécutif des communes de la Région flamande peuvent se déclarer empêché(e)s s'ils/si elles veulent prendre un congé parental à l'occasion de la naissance ou de l'adoption d'un enfant. Il s'agit d'une possibilité, et non d'une obligation. Le/la mandataire qui ne souhaite pas faire usage de cette possibilité peut continuer à exercer son mandat.

Cependant, selon l'article 115 de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, les périodes de repos de maternité ouvrant le droit à une allocation ne peuvent être retenues qu'à la condition que la titulaire ait cessé toute activité. La Vlaamse Agentschap Binnenlands Bestuur (agence flamande pour l'administration intérieure) en déduit que toutes les activités exercées en tant que mandataire (tant mandataire exécutif que conseiller communal) doivent être interrompues durant ces périodes. Dans le cas contraire, il y aurait des répercussions sur l'allocation. Ainsi, la mandataire qui, d'après la réglementation flamande, n'est pas tenue d'interrompre son mandat, y est en fait contrainte par la réglementation fédérale.

Je souhaiterais dès lors poser les questions suivantes:

1) L'interprétation correcte de la réglementation fédérale est-elle bien que, pour bénéficier du repos de maternité avec allocation, il faut cesser toutes les activités comme mandataire?

2) La ministre n'estime-t-elle pas opportun de déroger à ce principe en faveur des mandataires exécutifs locaux?

 

Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen. Er is de regionale regelgeving die de lokale uitvoerende mandatarissen de mogelijkheid biedt om zich al dan niet te laten verhinderen en er is de federale regelgeving die bepaalt in welke gevallen er wel of niet recht is op een uitkering.

Uitvoerende mandatarissen van gemeenten in het Vlaamse Gewest kunnen zich laten verhinderen als zij ouderschapsverlof willen opnemen voor de geboorte of de adoptie van een kind. Die verhindering is een mogelijkheid en geen verplichting. De mandataris die daar geen gebruik van wenst te maken kan haar mandaat verder blijven opnemen.

Artikel 115 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 op de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen bepaalt evenwel dat alle werkzaamheden moeten gestaakt worden in de periodes van moederschapsrust met recht op een uitkering. Uit die bepaling leidt het Vlaamse Agentschap Binnenlands Bestuur evenwel af dat alle activiteiten als mandataris (zowel die van uitvoerend mandataris als van gemeenteraadslid) gestaakt moeten worden tijdens die periodes. En indien dat niet het geval zou zijn, dan heeft dat gevolgen voor de uitkering. Dat heeft dan voor gevolg dat de betrokken mandataris die op basis van de Vlaamse regelgeving niet verplicht is om haar mandaat te onderbreken, daartoe door de federale regelgeving in de feiten wel toe gedwongen wordt.

Daarom graag volgende vragen:

1) Is de correcte interpretatie van de federale regelgeving inderdaad dat alle activiteiten als mandataris dienen gestopt te worden in geval van moederschapsrust met uitkering?

2) Acht de geachte minister het niet aangewezen om dienaangaande in een uitzondering te voorzien voor lokale uitvoerende mandatarissen?

 
Réponse reçue le 27 aôut 2020 : Antwoord ontvangen op 27 augustus 2020 :

1) Conformément à l’article 115 de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, les périodes de repos de maternité ne peuvent être retenues qu’à la condition que la titulaire ait cessé toute activité.

La notion d’activité doit être interprétée au sens large dans ce cadre et ne vise pas seulement les activités rémunérées. Il s’agit de tout type d’activité (rémunérée ou non rémunérée).

Cette condition est identique à celle définie à l’article 100, § 1er, de la loi coordonnée du 14 juillet 1994 susmentionnée pour la reconnaissance de l’état d’incapacité de travail et dont le contenu a été précisé par la jurisprudence. Ainsi, la Cour de cassation a déclaré dans un arrêt du 18 mai 1992 qu’il fallait entendre par travail toute activité à caractère productif effectuée dans le cadre de relations sociales, et ce, même si elle est accomplie sans rémunération au titre de service d’amis.

Je peux donc vous certifier qu’il convient de cesser toutes les activités exercées comme mandataire local (mandataire exécutif et membre du conseil communal) pendant la période de repos de maternité.

Il convient de préciser que la période de protection de la maternité constitue une période ininterrompue qui, dans l’état actuel de la législation, ne connaît qu’une seule exception [1]. Cette exception prévoit en effet la possibilité pour la travailleuse salariée de prolonger la période de repos de maternité en reprenant une partie de ses activités professionnelles (salariées) dans les conditions visées à l’article 39, alinéa 3, de la loi sur le travail [2].

Dans le cadre de cette disposition réglementaire, la travailleuse peut (si elle le demande), dans toutes les situations où elle peut prolonger d’au moins deux semaines le repos postnatal obligatoire, convertir ces deux dernières semaines de repos postnatal facultatif, en «jours de congé postnatal». Cette mesure permet ainsi à la travailleuse d’alterner des jours de repos et des jours de travail.

2) L’obligation pour la travailleuse d’interrompre toute activité sur la base de l’article 115 de la loi coordonnée du 14 juillet 1994 susmentionnée trouve sa raison d’être à différents niveaux. D’une part, cette obligation se justifie par la nature de la prestation octroyée, à savoir l’indemnité de maternité qui constitue un revenu de remplacement. D’autre part, cette obligation s’explique par le double objectif de la mesure, à savoir le repos total de la mère et l’accueil de l’enfant, objectif que la travailleuse veut se voir appliquer implicitement si elle fait appel aux indemnités de maternité comme revenu de remplacement.

Tout comme le Conseil national du travail qui a déjà estimé dans le passé qu’une exception pour les mandataires politiques n’est pas opportune (cf. avis 1.877 du 26 novembre 2013), je suis d’avis que l’impossibilité d’exercer un mandat local pendant le repos de maternité doit être maintenue compte tenu des motifs susmentionnés.

[1] article 114, alinéa 6, de la loi coordonnée du 14 juillet 1994.

[2] article 39, alinéa 3, de la loi sur le travail du 16 mars 1971.

1) Overeenkomstig artikel 115 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 kunnen de tijdvakken van moederschapsrust slechts in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat de gerechtigde elke activiteit heeft onderbroken. De notie «activiteit» moet in dit kader ruim worden geïnterpreteerd en beoogt niet enkel de bezoldigde activiteiten.

Het gaat om elk type van activiteit (zowel bezoldigd als onbezoldigd). Die voorwaarde is dezelfde als de voorwaarde die is bepaald in artikel 100, § 1, van de voormelde gecoördineerde wet van 14 juli 1994 voor een erkenning van de staat van arbeidsongeschiktheid en waarvan de inhoud nader is verduidelijkt door de rechtspraak. Zo stelde het Hof van Cassatie in een arrest van 18 mei 1992 dat onder arbeid wordt verstaan, elke werkzaamheid met productief karakter die wordt verricht in het maatschappelijk verkeer, ook als zij niet tegen loon als vriendendienst wordt verricht.

Ik kan dus bevestigen dat alle activiteiten als lokaal mandataris (zowel die van uitvoerend mandataris als van gemeenteraadslid) moeten worden gestaakt tijdens de periode van moederschapsrust.

Verduidelijkt moet worden dat de beschermingsperiode van moederschapsrust ononderbroken moet zijn die, in de huidige stand van de wetgeving, één enkele uitzondering kent [1]. Die uitzondering voorziet inderdaad in de mogelijkheid voor de werkneemster om de moederschapsrustperiode te verlengen en tegelijk gedeeltelijk de professionele activiteiten (in loondienst) te hervatten onder de voorwaarden beoogd in artikel 39, 3e lid, van de arbeidswet [2].

In het kader van deze regelgevende bepaling kan de werkneemster (indien ze dat vraagt), in alle omstandigheden waar ze de verplichte postnatale rust kan verlengen met minstens twee weken, deze twee laatste facultatieve weken van postnatale rust omzetten in «dagen van postnataal verlof». Dankzij die maatregel kan de werkneemster afwisselen tussen rustdagen en werkdagen.

2) De verplichting voor de werkneemster om op grond van artikel 115 van de voormelde gecoördineerde wet van 14 juli 1994 alle werkzaamheid te onderbreken vindt haar bestaansreden op verschillende niveaus. Die verplichting is enerzijds gerechtvaardigd door de aard van de toegekende prestatie, namelijk de moederschapsuitkering, die een vervangingsinkomen vormt. Anderzijds is die verplichting te verklaren door het dubbele doel van de maatregel, namelijk de volledige rust van de moeder en de opvang van het kind, welk doel de werkneemster impliciet op haar toegepast wil zien wanneer zij een beroep doet op de moederschapsuitkeringen als vervangingsinkomen.

Net zoals de Nationale Arbeidsraad in het verleden al heeft geoordeeld dat een uitzondering voor politieke mandatarissen niet opportuun is (cf. het advies 1.877 van 26 november 2013), ben ik van oordeel dat de onmogelijkheid om tijdens de moederschapsrust een lokaal mandaat te verrichten, rekening houdend met de voormelde motieven moet gehandhaafd blijven. Een activiteit als lokaal mandataris toelaten zou een verschillende behandeling ten aanzien van andere types van activiteit.

[1] Artikel 114, 6e lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.

[2] Artikel 39, 3e lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971.