SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2021-2022 Zitting 2021-2022
________________
12 octobre 2021 12 oktober 2021
________________
Question écrite n° 7-1376 Schriftelijke vraag nr. 7-1376

de Latifa Gahouchi (PS)

van Latifa Gahouchi (PS)

au vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee
________________
Cyberharcèlement - Cyberintimidation - Cyberviolence - Télétravail Cyberpesten - Cyberintimidatie - Cybergeweld - Telewerk 
________________
travail à distance
harcèlement professionnel
harcèlement moral
Internet
condition de travail
werk op afstand
pesterijen op de werkvloer 
psychologische intimidatie
internet
arbeidsvoorwaarden
________ ________
12/10/2021Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/11/2021)
29/10/2021Antwoord
12/10/2021Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/11/2021)
29/10/2021Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 7-1375 Aussi posée à : question écrite 7-1375
________ ________
Question n° 7-1376 du 12 octobre 2021 : (Question posée en français) Vraag nr. 7-1376 d.d. 12 oktober 2021 : (Vraag gesteld in het Frans)

Depuis 2020, le télétravail a connu un essor important et contraint par l'épidémie de la Covid 19.

Aujourd'hui force est de constater que l'on se dirige vers une pérennisation du télétravail. Si celui ci offre des avantages tant aux travailleurs qu'à leurs employeurs, de nouveaux problèmes sont également observés dans cette généralisation du télétravail.

En effet, du fait de l'isolement des télétravailleuses/eurs, les situations de harcèlement moral ou sexuel peuvent être encore plus complexes à détecter et gérer. Sans ressources ni soutien de la part des collègues, de la hiérarchie et/ou des représentant(e)s syndicales/aux, le bien être et la santé mentale des victimes en sont encore plus affecté(e)s.

Dans la mesure où cette problématique concerne la santé mentale, notamment en terme de charge psychosociale, les entités fédérées sont également compétentes. A titre d'exemple, en région wallonne, l'AVIQ dispose de procédure spécifiques pour lutter contre le harcèlement au travail conformément à la législation fédérale. En outre, ces phénomènes de cyberharcèlement, cyberintimidation et cyberviolence peuvent également concerner le personnel des administrations des entités fédérées. Cette question démontre par suffisance sa transversalité.

Certains acteurs estiment que le risque est réel car il n'y pas de raison que les cyberviolences soient limitées à la sphère privée.

C'est ainsi que l'Organisation Internationale du Travail (OIT) le mentionne en point d'attention dans son guide pratique sur le télétravail pendant et après la crise de la Covid 19 : "Si le télétravail à temps partiel et occasionnel peut avoir pour effet de réduire les formes de violence et de harcèlement qui supposent un contact personnel, le télétravail généralisé à temps plein risque d'accroître les actes de cyberviolence, de cyberintimidation et de cyberharcèlement,…".

Monsieur le ministre de la Justice, disposez vous de chiffres concernant les plaintes déposées dans le cadre de faits de cyberharcèlement, et de cyberviolence envers des télétravailleuses/eurs devant nos tribunaux ?

Monsieur le ministre de l'emploi disposez vous d'une collecte de données relatives au cyberharcèlement, à la cyberintimidation et à la cyberviolence via les services du Contrôle du bien être au travail ?

Ces données sont elles ventilées sur base du genre ?

Une formation des partenaires sociaux, des départements des ressources humaines, des directions et des responsables d'équipe (middle management) à la problématique des cyberviolences dans le cadre professionnel, est elle à l'ordre du jour ?

 

Sinds 2020 is telewerken enorm toegenomen en werd het zelfs voor velen verplicht vanwege de COVID-19-pandemie.

We kunnen niet om de vaststelling heen dat telewerken niet meer zal verdwijnen. Het biedt ongetwijfeld tal van voordelen, zowel voor werknemers als werkgevers, maar er kunnen ook nieuwe knelpunten ontstaan bij een veralgemening van het telewerk.

Doordat telewerkers immers geïsoleerd zijn, kunnen gevallen van psychische pesterijen of seksuele intimidatie nog moeilijker op te sporen en aan te pakken zijn. Zonder ondersteuning en zonder de steun van collega's, hiërarchische oversten of syndicale vertegenwoordigers kan het welzijn en de mentale gezondheid van de slachtoffers daar nog meer onder te lijden hebben.

Deze problematiek gaat over mentale gezondheid en meer bepaald psychosociale belasting en daarom zijn ook de deelstaten hiervoor bevoegd. Zo zijn er bij het Waals Agentschap voor welzijn en personen met een handicap, AVIQ, conform de federale wetgeving bijvoorbeeld specifieke procedures tegen pesten op het werk. Gevallen van cyberpesten, cyberintimidatie en cybergeweld kunnen zich ook voordoen ten aanzien van personeelsleden van de besturen van de deelstaten. Het gaat hier dus duidelijk om een transversale vraag.

Sommige actoren vinden dat het risico reëel is, want er is geen reden om aan te nemen dat cyberpesten zich enkel in de privésfeer zou voordoen.

Daarom vermeldt de Internationale Arbeidsorganisatie ILO dit als een aandachtspunt in zijn praktijkgids over telewerk tijdens en na de covidcrisis (Teleworking during the COVID-19 pandemic and beyond. A Practical Guide): Occasioneel en deeltijds telewerk kan tot gevolg hebben dat vormen van geweld en pesten op het werk die zich vooral voordoen bij persoonlijk contact nu minder zullen voorkomen, maar veralgemeend en voltijds telewerken kan dan weer leiden tot meer cybergeweld, cyberintimidatie en cyberpesten.

Mijn vraag aan de Minister van Justitie luidt: beschikt u over cijfers die betrekking hebben op klachten van werknemers wegens cyberpesten en cybergeweld die bij de rechtbanken worden ingediend?

Mijn vraag aan de Minister van Werk luidt: verzamelt u gegevens over cyberpesten, cyberintimidatie en cybergeweld via de diensten bevoegd voor het toezicht op het welzijn op het werk?

Zijn die gegevens opgesplitst naar gender?

Is er nood aan een opleiding van de sociale partners, de departementen voor human ressources, de directies en teamverantwoordelijken uit het middenmanagement met betrekking tot cybergeweld op het werk?

 
Réponse reçue le 29 octobre 2021 : Antwoord ontvangen op 29 oktober 2021 :

Mes services ne sont pas en mesure de fournir des chiffres sur le nombre de plaintes déposées auprès des tribunaux par des employés pour cyberintimidation et cyberviolence.

Le ministère public ne dispose pas d’un outil informatique opérationnalisable afin d’extraire des données pertinentes qui permettraient de répondre à votre question. En effet, le système informatique MaCH des parquets correctionnels et des auditorats du travail disposent de codes de prévention relatifs au harcèlement (37R – harcèlement sexuel ; 53D – harcèlement ; 69P1 – Harcèlement moral au travail ; 69P2 – Harcèlement sexuel au travail) mais les dossiers enregistrés avec ces codes de prévention ne permettent pas de spécifier si les faits ont eu lieu en ligne ou dans le cadre du télétravail.

Les autres questions concernent les compétences de mon collègue le ministre de l'Économie et du Travail. C'est à lui de formuler des réponses à ces questions.

Mijn diensten kunnen geen cijfers verstrekken aangaande het aantal klachten van werknemers wegens cyberpesten en cybergeweld die bij de rechtbanken worden ingediend.

Het openbaar ministerie beschikt immers niet over een operationaliseerbare informaticatool om relevante gegevens te extraheren die het mogelijk maken uw vraag te beantwoorden. Het MaCH-informaticasysteem van de correctionele parketten en de arbeidsauditoraten beschikt over tenlasteleggingscodes met betrekking tot belaging (37R – ongewenste intimiteiten, 53D – belaging, 69P1 – pesterijen op het werk, 69P2 – ongewenst seksueel gedrag op het werk), maar voor de dossiers die met die tenlasteleggingscodes worden geregistreerd, is het niet mogelijk om een onderscheid te maken naargelang de feiten zich online of in het kader van telewerk hebben voorgedaan.

De overige vragen hebben betrekking op de bevoegdheden van mijn collega de minister van economie en werk. Het komt aan hem toe om hierop antwoorden te formuleren.