SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2014-2015 Zitting 2014-2015
________________
30 avril 2015 30 april 2015
________________
Question écrite n° 6-634 Schriftelijke vraag nr. 6-634

de François Desquesnes (cdH)

van François Desquesnes (cdH)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Régie du travail pénitentiaire - Entreprises de travail adapté (ETA) - Convention de 2011 - Dénonciation - Concurrence anormale - Résolution - Concertation entre l'autorité fédérale et les entités fédérées Regie van de gevangenisarbeid- Beschutte werkplaatsen - Overeenkomst van 2011 - Opzegging - abnormale concurrentie - Oplossing - Overleg tussen de federale overheid en de deelgebieden 
________________
établissement pénitentiaire
travail du détenu
handicapé mental
restriction à la concurrence
strafgevangenis
gedetineerdenwerk
geestelijk gehandicapte
concurrentiebeperking
________ ________
30/4/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/6/2015)
23/6/2015Antwoord
30/4/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/6/2015)
23/6/2015Antwoord
________ ________
Question n° 6-634 du 30 avril 2015 : (Question posée en français) Vraag nr. 6-634 d.d. 30 april 2015 : (Vraag gesteld in het Frans)

Cette question porte sur la nécessaire concertation entre le service public fédéral (SPF) Justice, la Régie du travail pénitentiaire et les entités fédérées compétentes pour les entreprises de travail adapté (ETA).

Je suis interpellé par la concurrence anormale à laquelle se livrent les établissements pénitentiaires vis-à-vis des ETA.

La Régie du travail pénitentiaire organise pour les détenus la possibilité de travailler dans des ateliers ouverts au sein des établissements pénitentiaires. Ce sont des travaux simples que n'effectuent pas d'autres entreprises, hormis les ETA.

Celles-ci se plaignent d'une concurrence déloyale des établissements pénitentiaires qui occupent les détenus et dont le travail est facturé à des prix bien inférieurs aux prix du marché et même à ceux pratiqués par les ETA. Les établissements pénitentiaires en ont fait une publicité dans tous les médias ces dernières semaines.

Les trois fédérations d'ETA du pays avaient signé, en 2011, une convention avec la Régie pénitentiaire. La volonté de toutes les parties était bien de s'unir et non de se faire concurrence.

Cette convention a toutefois été dénoncée auprès de l'auditorat de l'Autorité belge de la concurrence.

Il est bien entendu primordial que les détenus puissent accéder à des activités de formation et de travail. C'est fondamental pour leur permettre de s'orienter vers un projet positif de réinsertion dans la société ; mais cela ne peut se faire au détriment d'autres acteurs économiques dans une situation de concurrence déloyale.

Juridiquement, les détenus ne sont pas soumis à la réglementation sur le contrat de travail, ce qui permet de les payer à un niveau bien inférieur. Les sommes payées ne sont pas considérées comme des rémunérations.

Cet aspect des choses attire de plus en plus de clients et se conjugue au détriment des entreprises de travail adapté qui assurent un service fondamental en employant des personnes plus fragilisées.

1) Quelles ont été les raisons de la dénonciation de la convention signée entre les fédérations d'ETA et la Régie pénitentiaire ?

2) Avez-vous connaissance de la concurrence anormale entre les ETA et les établissements pénitentiaires ?

3) Comment pensez-vous régler ce problème ?

4) Quelle concertation allez-vous mettre en place avec vos collègues des entités fédérées chargés de la compétence des ETA ?

5) Que pensez-vous de l'idée selon laquelle si les prisons pratiquaient des prix de vente plus conformes aux prix du marché, la marge ainsi dégagée permettrait de libérer des fonds pour améliorer les conditions de travail et de formation des détenus tout en respectant le travail effectué par les ETA ?

 

Deze vraag handelt over het noodzakelijke overleg tussen de FOD Justitie, belast met de Regie van de Gevangenisarbeid, en de deelgebieden, die bevoegd zijn voor de beschutte werkplaatsen.

Ik maak me zorgen over de abnormale concurrentie tussen de penitentiaire inrichtingen en de beschutte werkplaatsen.

De Regie van de Gevangenisarbeid biedt de gevangenen de mogelijkheid om te werken in open werkplaatsen binnen de strafinrichtingen. Het gaat om eenvoudig werk, dat niet door andere bedrijven wordt verricht, behalve door beschutte werkplaatsen.

Die klagen over de oneerlijke concurrentie vanwege de strafinrichtingen die gevangenen arbeid laten verrichten en daarvoor veel goedkopere prijzen aanrekenen dan de marktprijs en dan de prijzen van de beschutte werkplaatsen. De strafinrichtingen hebben daar de voorbije weken via alle media reclame voor gemaakt.

De drie federaties van beschutte werkplaatsen van het land hadden in 2011 een samenwerkingsovereenkomst getekend met de Regie van de Gevangenisarbeid. Alle partijen hadden de wil om samen te werken en niet om elkaar te beconcurreren.

Deze overeenkomst werd evenwel opgezegd bij het auditoraat van de Belgische mededingingsautoriteit.

Het is uiteraard zeer belangrijk dat gevangenen toegang krijgen tot opleiding en werk. Alleen zo kunnen ze zich toespitsen op een positief project van herinschakeling in de samenleving, maar dat mag niet ten koste gaan van andere economische actoren door middel van oneerlijke concurrentie.

Juridisch vallen gevangenen niet onder de arbeidsreglementering en het is dus mogelijk om ze veel minder te betalen voor hun werk. De uitbetaalde bedragen worden immers niet beschouwd als een loon.

Hierdoor zijn steeds meer klanten gewonnen voor dit aanbod. Dit gaat te koste van de beschutte werkplaatsen, die net als fundamentele opdracht hebben kwetsbare personen te werk te stellen.

1) Waarom werd de samenwerkingsovereenkomst tussen de federaties van beschutte werkplaatsen en de Regie van de Gevangenisarbeid opgezegd?

2) Is de minister op de hoogte van de abnormale concurrentie tussen de beschutte werkplaatsen en de strafinrichtingen?

3) Hoe denkt hij dit probleem op te lossen?

4) Welke vorm van overleg zal hij tot stand brengen met zijn collega's van de deelgebieden die bevoegd zijn voor de beschutte werkplaatsen?

5) Wat denkt hij van de denkpiste dat indien de gevangenissen meer marktconforme prijzen zouden hanteren, de aldus verkregen winstmarge zou kunnen worden aangewend om de arbeidsomstandigheden en de opleiding van gevangenen te verbeteren zonder afbreuk te doen aan het werk in de beschutte werkplaatsen?

 
Réponse reçue le 23 juin 2015 : Antwoord ontvangen op 23 juni 2015 :

À la suite d'une plainte d'un client de la Régie du travail pénitentiaire (RTP), les fédérations d'entreprises de travail adapté (ETA) ont dénoncé la convention. La RTP a marqué son accord avec cette dénonciation.

La RTP respecte les principes de la concurrence loyale. Elle n'acceptera par exemple jamais un travail qui est déjà exécuté dans une entreprise de travail adapté. Elle tente de collaborer à l'aspect social du développement durable « réinsertion de détenus » et de donner exécution à la loi de principes qui prévoit qu'un détenu a le droit de travailler.

Les deux systèmes sont difficilement comparables :

– les ETA bénéficient de subsides dont la RTP ne bénéficie pas ;

– la RTP doit faire face à l’image négative des prisons ;

– la RTP doit faire face à des contraintes telles que des grèves et une accessibilité difficile.

Les prix ont déjà été augmentés, notamment à la suite de la convention entre les ETA et la RTP (de 3,5 euros vers un minimum de 5 euros = augmentation de 30 %).

De surcroît, les entrepreneurs qui ont recours au travail pénitentiaire doivent fournir les outils nécessaires à l’exécution du travail et doivent également fournir les équipements de sécurité.

Bien que des collaborateurs commerciaux soient arrivés entre-temps, le nombre de détenus mis au travail n’a pas augmenté au cours de ces dernières années. Si la RTP augmente encore ses tarifs, il y a de fortes chances qu’elle perde de nombreux clients. Une augmentation tarifaire couplée à une diminution de l’activité ne libérerait dès lors aucune marge bénéficiaire supplémentaire.

Il convient enfin de mentionner que le RTP répond aux demandes des ateliers protégés et reste ouvert à leurs suggestions.

Une réunion a eu lieu avec eux, à laquelle ils ont été invités à se réunir à nouveau pour conclure un nouvel accord, mais il n’y a pas été donné suite jusqu'à présent. Il y a tout lieu de croire qu’il y a de la place pour les deux sur le marché de l'économie sociale et qu’il n’est pas nécessaire de se livrer à une lutte de concurrence.

Na een klacht van een klant van de Regie van de Gevangenisarbeid (RGA) hebben de federaties van beschutte werkplaatsen de overeenkomst opgezegd.

De RGA houdt zich aan de principes van eerlijke concurrentie, zij zal bijvoorbeeld nooit een werk aanvaarden dat reeds in een beschutte werkplaats wordt uitgevoerd. Zij tracht mee te werken aan de sociale pijler van de duurzame ontwikkeling « reclassering van gedetineerden » en uitvoering te geven aan de basiswet die aangeeft dat een gedetineerde recht heeft op werk.

De twee systemen zijn moeilijk te vergelijken :

– de beschutte werkplaatsen krijgen subsidies die de RGA niet krijgt ;

– de RGA moet opboksen tegen het negatieve imago van de gevangenissen ;

– de RGA moet het hoofd bieden aan problemen zoals stakingen en moeilijke toegankelijkheid.

De prijzen zijn reeds verhoogd, onder andere na de overeenkomst tussen de beschutte werkplaatsen en de RGA (van 3,5 euro naar minstens 5 euro = een stijging met 30 %).

Bovendien moeten de ondernemers die een beroep doen op gevangenisarbeid het gereedschap leveren dat nodig is voor de uitvoering van het werk en moeten zij ook zorgen voor de veiligheidsuitrusting.

Hoewel er intussen commerciële medewerkers zijn, is het aantal tewerkgestelde gedetineerden de laatste jaren niet gestegen. Als de RGA haar tarieven nog verhoogt, is de kans groot dat zij veel klanten verliest. Een tariefverhoging in samenhang met een vermindering van de activiteit zou dan ook geen extra winstmarge opleveren.

Tot slotte dient er vermeld te worden dat de RGA op de verzoeken van de beschutte werkplaatsen ingaat en blijft openstaan voor hun voorstellen.

Er werd een onderhoud gehouden met hen, waarbij ze werden uitgenodigd om opnieuw samen te zitten om een nieuwe samenwerkingsovereenkomst af te sluiten, maar tot op heden werd hier nog geen gevolg aan gegeven. De overtuiging bestaat dat er op de markt van de sociale economie plaats is voor beiden en de noodzaak tot het voeren van concurrentiestrijd ontbreekt.