SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
4 février 2019 4 februari 2019
________________
Question écrite n° 6-2348 Schriftelijke vraag nr. 6-2348

de Christophe Lacroix (PS)

van Christophe Lacroix (PS)

au ministre de la Justice, chargé de la Régie des bâtiments

aan de minister van Justitie, belast met de Regie der Gebouwen
________________
Protocole facultatif se rapportant à la Convention des Nations unies contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants - Ratification - Mécanisme national de prévention - Création et mise en oeuvre - État de la question Facultatief protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing - Ratificatie - Nationaal preventiemechanisme - Oprichting en uitvoering - Stand van zaken 
________________
torture
ratification d'accord
convention ONU
protocole d'accord
foltering
ratificatie van een overeenkomst
VN-conventie
overeenkomstprotocol
________ ________
4/2/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 7/3/2019)
27/5/2019Antwoord
4/2/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 7/3/2019)
27/5/2019Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-2347 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-2347
________ ________
Question n° 6-2348 du 4 février 2019 : (Question posée en français) Vraag nr. 6-2348 d.d. 4 februari 2019 : (Vraag gesteld in het Frans)

La divulgation récente dans la presse concernant La divulgation récente dans la presse concernant des faits qui se sont déroulés à la prison de Forest et qui concernent des " expéditions punitives " exercées par des gardiens nous rappelle, qu'à ce jour, la Belgique n'a toujours pas ratifié le Protocole facultatif se rapportant à la Convention des Nations unies contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants (OPCAT) et ne dispose pas encore de mécanisme national de prévention (MNP).

À plusieurs reprises, l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe a pourtant invité " les États membres du Conseil de l'Europe qui ne l'ont pas encore fait à ratifier l'OPCAT, à désigner un mécanisme de prévention national efficace et indépendant conforme aux exigences énoncées dans le protocole, et à veiller à ce que le MNP dispose de ressources financières et humaines suffisantes ".

Un tel mécanisme national de prévention serait nécessaire en Belgique afin d'effectuer des visites régulières dans les lieux de détention et formuler des recommandations aux autorités compétentes afin d'améliorer la protection des personnes privées de liberté. À cet égard, faut il rappeler que la Belgique a été pointée du doigt par les instances européennes lors de la dernière visite périodique effectuée par le Comité européen pour la prévention de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants (CPT).

Les développements du projet de loi portant assentiment au Protocole facultatif se rapportant à la Convention contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants, adopté à New York le 18 décembre 2002 (doc. Chambre, n° 54 3192/1), adopté par la Chambre des représentants le 19 juillet 2018, précisaient qu'" À ce jour, les éléments constitutifs du mécanisme national de prévention n'ont pas encore été détermines. De nombreux points devront pour cela encore être discutés, notamment quant à la forme du mécanisme et sa place dans l'organigramme institutionnel belge. L'État partie peut en effet décider de mettre en place un ou plusieurs nouveaux organes, ou désigner un ou des organes existants chargé(s) de remplir le mandat du mécanisme national de prévention. Il convient d'observer à cet égard que le mécanisme doit couvrir tous les lieux de privation de liberté, ce qui implique de nombreux secteurs (prison, immigration, psychiatrie, ...) relevant d'une compétence fédérale et / ou fédérée. La création du mécanisme national de prévention nécessitera donc encore vraisemblablement l'adoption d'un accord de coopération ou d'une autre norme juridique constitutive " (doc. Chambre, n° 54 3192/1, p. 7).

Lors de sa dernière session plénière de janvier 2019, l'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe a une nouvelle fois fait référence aux travaux en cours du CPT qui démontrent clairement que d'autres mesures doivent être prises pour faire de l'Europe un espace sans torture et a adopté une résolution allant dans ce sens.

L'Assemblée invite ainsi les parlements nationaux des États membres en tant que garants des droits de l'homme " à réagir rapidement aux rapports du CPT qui concernent leur propre pays, en particulier en amenant leurs gouvernements à rendre des comptes sur la mise en oeuvre en temps utile des recommandations du CPT " (doc. APCE, résolution 2264 (2019), adoptée le 25 janvier 2019).

Quel est l'état du dossier ? Des contacts ont ils eu lieu entre les différentes autorités fédérales et fédérées de notre pays ? Quelles sont les pistes qui se dégagent pour la création d'un mécanisme national de prévention de la torture ? S'oriente t on vers la mise en place d'un ou plusieurs nouveaux organes, ou confierait on plutôt cette mission de prévention à un ou des organes existants ?

 

Recente persberichten over incidenten in de gevangenis van Vorst met "strafexpedities" door bewakers herinneren ons eraan dat België het Facultatief Protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (OPCAT) nog steeds niet heeft geratificeerd en nog niet over een nationaal preventiemechanisme (NPM) beschikt.

De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa heeft nochtans herhaaldelijk de lidstaten van de Raad van Europa die dat nog niet hebben gedaan, opgeroepen om het OPCAT te ratificeren, een doeltreffend en onafhankelijk nationaal preventiemechanisme aan te wijzen overeenkomstig de vereisten van het protocol, en ervoor te zorgen dat het NPM over voldoende financiële en personele middelen beschikt.

Een dergelijk nationaal preventiemechanisme zou in België nodig zijn om regelmatig detentiecentra te bezoeken en aanbevelingen te doen aan de bevoegde autoriteiten om de bescherming van personen die van hun vrijheid zijn beroofd, te verbeteren. In dit verband kan erop worden gewezen dat België door de Europese autoriteiten tijdens het laatste periodieke bezoek van het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) een terechtwijzing kreeg.

In het wetsontwerp tot goedkeuring van het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen in New York op 18 december 2002 ( doc. Kamer nr. 54 3192/1), aangenomen door de kamer van volksvertegenwoordigers op 19 juli 2018, staat: "Thans zijn de constitutieve bestanddelen van het nationale preventiemechanisme nog niet bepaald. Daarvoor moeten nog tal van punten worden besproken, inzonderheid met betrekking tot de vorm van het mechanisme en de plaats ervan in het Belgische institutionele organogram. De Staat die Partij is, kan immers beslissen om een of meer nieuwe organen in te stellen of een of meer bestaande organen aan te wijzen die worden belast met de vervulling van het mandaat van het nationale preventiemechanisme. Er moet evenwel worden opgemerkt dat het mechanisme alle plaatsen van vrijheidsberoving moet dekken, wat tal van sectoren onderstelt (gevangenis, immigratie, psychiatrie ...), die vallen onder een federale en/of gefedereerde bevoegdheid. Bijgevolg kan ervan worden uitgegaan dat de oprichting van een nationaal preventiemechanisme de goedkeuring van een samenwerkingsakkoord of een andere constitutieve juridische norm vereist." (Kamerstuk nr. 54 3192/1, blz. 7).

Tijdens haar laatste plenaire vergadering in januari 2019 heeft de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa opnieuw verwezen naar de lopende werkzaamheden van het CPT, waaruit duidelijk blijkt dat er verdere stappen moeten worden ondernomen om van Europa een ruimte zonder foltering te maken, en heeft zij een resolutie in die zin aangenomen.

De Vergadering verzoekt de nationale parlementen van de lidstaten als hoeders van de mensenrechten snel te reageren op de verslagen van het CPT over hun eigen land, met name door hun regeringen verantwoording te laten afleggen over de tijdige uitvoering van de aanbevelingen van het CPT (stuk PACE, resolutie 2264 (2019), aangenomen op 25 januari 2019).

Wat is de stand van zaken? Zijn er contacten geweest tussen de federale overheid en de deelstaten in ons land? Wat zijn de mogelijkheden om een nationaal mechanisme ter voorkoming van foltering in het leven te roepen? Opteren we voor het oprichten van een of meer nieuwe organen, of vertrouwen we deze preventie-opdracht liever toe aan een of meer bestaande organen?

 
Réponse reçue le 27 mai 2019 : Antwoord ontvangen op 27 mei 2019 :

La mise en place d’un « mécanisme national de prévention » (ci-après MNP) efficace est un processus complexe. En effet, pour répondre aux différents critères exigés par le protocole facultatif, ce mécanisme devra notamment couvrir tous les lieux de privation de liberté qu’ils soient sous l’autorité des entités fédérées ou du fédéral, qu’ils soient gérés par le public ou le privé.

Mon administration a réalisé une première analyse comparative des organes qui, dans notre pays, exercent des compétences de contrôle des lieux de privation de liberté (Conseil central de surveillance pénitentiaire, médiateurs fédéraux, Comité P, Myria, Unia, délégué général aux Droits de l’enfant, Kinderrechtencommissaris). Cette analyse a été réalisée en collaboration avec les autorités qui gèrent les lieux de privation de liberté, la société civile et les organes qui pourraient être impliqués dans le mécanisme national de prévention.

Cette analyse a démontré que :

– aucun des nombreux organes existants ne répondait complètement aux critères du Protocole facultatif à la Convention contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumains ou dégradants (Optional Protocol to the Convention against Torture – OPCAT) ;

– certains lieux de privation de liberté en Belgique n’étaient pas visités par des organes indépendants nationaux ;

– une compétence résiduaire et évolutive doit être octroyée au MNP (tant pour les lieux qui dépendent des autorités fédérales que pour ceux dépendant des entités fédérées).

Au regard de ces éléments, la solution pourrait consister en la création d’un MNP en élargissant la base de compétence d’un des organes existant.

Deux réunions ont eu lieu entre les cabinets des ministres fédéraux et des ministres des entités fédérées concernés (les 10 décembre 2018 et 31 janvier 2019). Cette solution est partagée par les entités fédérées et pourrait être approfondie à l’occasion d’une journée de consultation regroupant l’ensemble des acteurs concernés (autorités publiques gérant les lieux de privation de liberté, organes de contrôles indépendants, organisations non gouvernementales (ONG)) qui sera organisée après les élections. Cette journée aura pour objectif d’approfondir les hypothèses possibles en mettant à profit les expériences des acteurs impliqués. Le fruit de cette journée permettra d’éclairer les décideurs politiques quant aux conditions que devront remplir l’un ou l’autre organe afin de correspondre aux exigences de l’OPCAT.

De invoering van een doeltreffend « nationaal preventiemechanisme » (hierna NPM) is een complex proces. Om te kunnen beantwoorden aan de verschillende vereisten van het Facultatief Protocol, moet dat mechanisme immers met name alle plaatsen van vrijheidsberoving dekken, zowel die welke onder het gezag van de gefedereerde entiteiten als die welke onder federaal gezag staan, en zowel die welke door de openbare sector als die welke door de privésector worden beheerd.

Mijn administratie heeft een eerste vergelijkende analyse gemaakt van de organen die in ons land bevoegdheden inzake toezicht over de plaatsen van vrijheidsberoving uitoefenen (Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen, federale ombudsmannen, Comité P, Myria, Unia, algemeen afgevaardigde voor de Rechten van het kind, Kinderrechtencommissaris). Die analyse werd uitgevoerd in samenwerking met de autoriteiten die belast zijn met het beheer van de plaatsen van vrijheidsberoving, het maatschappelijk middenveld en de organen die zouden kunnen worden betrokken bij het nationale preventiemechanisme.

De analyse heeft aangetoond dat :

geen enkel van de vele bestaande organen volledig beantwoordt aan de criteria van het Facultatief protocol bij het verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Optional Protocol to the Convention against Torture – OPCAT) ;

bepaalde plaatsen van vrijheidsberoving in België niet werden bezocht door nationale onafhankelijke organen ;

er een residuaire en evolutieve bevoegdheid moet worden toegekend aan het NPM (zowel voor de plaatsen die afhangen van de federale overheden als voor die welke afhangen van de gefedereerde entiteiten).

In het licht van die elementen zou de oplossing kunnen bestaan in de oprichting van een NPM door de bevoegdheidsbasis van een van de bestaande organen uit te breiden.

Er vonden twee vergaderingen plaats tussen de kabinetten van de betrokken federale ministers en ministers van de gefedereerde entiteiten (op 10 december 2018 en 31 januari 2019). De gefedereerde entiteiten stemmen in met die oplossing, die eventueel verder kan worden onderzocht tijdens een consultatiedag met alle betrokken actoren (overheidsinstanties die belast zijn met het beheer van de plaatsen van vrijheidsberoving, onafhankelijke toezichtsorganen, niet gouvernementele organisaties (NGO)) die na de verkiezingen zal worden georganiseerd. De bedoeling van die dag is om de mogelijke hypothesen verder uit te werken en daarbij de ervaring van de betrokken actoren te benutten. Die dag heeft als resultaat dat de beleidsmakers kunnen worden ingelicht over de voorwaarden die een bepaald orgaan moet vervullen teneinde te voldoen aan de vereisten van het OPCAT.