SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
25 janvier 2019 25 januari 2019
________________
Question écrite n° 6-2306 Schriftelijke vraag nr. 6-2306

de Peter Van Rompuy (CD&V)

van Peter Van Rompuy (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Lutte contre la fraude fiscale, et Ministre de la Coopération au développement

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking
________________
Retraités en activité - Revenu professionnel - Chiffres Tewerkgestelde gepensioneerden - Beroepsinkomen - Cijfers 
________________
revenu complémentaire
statistique officielle
régime de retraite
aanvullend inkomen
officiële statistiek
pensioenregeling
________ ________
25/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 28/2/2019)
4/3/2019Antwoord
25/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 28/2/2019)
4/3/2019Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-2305
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-2307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-2305
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-2307
________ ________
Question n° 6-2306 du 25 janvier 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-2306 d.d. 25 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivation du caractère transversal de la question écrite : pour lutter contre la pénurie de main-d'œuvre, l'autorité fédérale et les Régions disposent d'un certain nombre d'instruments. L'impact des retraités en activité sur le marché du travail flamand est un instrument important.

Depuis 2015, les retraités âgés de plus de 65 ans - ou ayant une carrière de plus de 45 ans - peuvent percevoir des revenus d'appoint illimités. Cela signifie qu'ils ne courent plus le risque de voir leur pension réduite.

Je souhaite dès lors poser les questions suivantes :

1) Combien de retraités ont déclaré en 2018 un revenu d'appoint ? Je souhaiterais obtenir:

- des chiffres comparables pour 2015, 2016 et 2017 ;

- des chiffres par province.

Quelle proportion de ces retraités ont-ils eu recours au statut des flexi-jobs?

2) Quels revenus les retraités ont-ils déclarés? Je souhaiterais obtenir :

- des chiffres comparables pour 2015, 2016 et 2017 ;

- des chiffres par province.

3) Comment le ministre évalue-t-il ces chiffres?

 

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag: om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken beschikken zowel de federale overheid als de Gewesten over een aantal instrumenten. De impact van tewerkgestelde gepensioneerden op de Vlaamse arbeidsmarkt is hier een belangrijk instrument.

Sinds 2015 kunnen gepensioneerden die ouder zijn dan 65 jaar - of een loopbaan hadden van meer dan 45 jaar - onbeperkt bijverdienen. Dat betekent dat ze niet langer het risico lopen om minder pensioen te krijgen.

Daarom heb ik de volgende vragen :

1) Hoeveel gepensioneerden gaven in 2018 een beroepsinkomen aan? Graag kreeg ik:

- vergelijkbare cijfers voor 2015, 2016 en 2017;

- cijfers per provincie.

Welk aandeel van deze gepensioneerden maakte gebruik van het statuut van de flexi jobs?

2) Hoeveel beroepsinkomen gaven de gepensioneerden gemiddeld aan? Graag kreeg ik:

- vergelijkbare cijfers voor 2015, 2016 en 2017;

- cijfers per provincie.

3) Hoe evalueert de minister deze cijfers?

 
Réponse reçue le 4 mars 2019 : Antwoord ontvangen op 4 maart 2019 :

1) La mesure est en vigueur depuis le 1er janvier 2015. Cependant, il est déjà possible antérieurement de percevoir une pension et une rémunération au cours de la même année de revenus. L’analyse suivante a été effectuée sur les données à partir de l’exercice d’imposition 2015 (année de revenus 2014).

Dans les estimations en la matière, seules les personnes qui étaient déjà pensionnées lors de l’exercice d’imposition précédent ont été prises en compte. Cela permet d’éviter que les personnes qui sont parties à la pension au cours de l’exercice d’imposition 2016 et qui n’ont donc travaillé que durant une partie de l’année soient prises en compte et n’influencent erronément les estimations. En effet, les revenus perçus pendant les derniers mois dans le cadre d’une activité professionnelle normale ne sont pas visés par la mesure. 

En outre, le SPF Finances ne dispose pas de données permettant de déterminer la durée de la carrière. Par conséquent, l’analyse a été faite sur la base du critère de la limite d'âge de 65 ans et non sur la base de la durée de la carrière de 45 ans.

Le nombre de pensionnés qui continuent à travailler après l’âge légal de la pension par province est repris dans le tableau ci-dessous.

ITEM

Exercice d'imposition

Province

2015

2016

2017

Anvers

11 756

12 301

12 849

Brabant flamand

8 244

8 606

9 123

Brabant wallon

3 493

3 667

3 816

Bruxelles-Capitale

6 162

6 471

6 752

Hainaut

6 909

7 405

7 808

Liège

7 783

8 173

8 580

Limbourg

6 040

6 475

6 860

Luxembourg

2 223

2 329

2 390

Namur

3 544

3 765

4 017

Flandre orientale

10 713

11 178

11 715

Flandre occidentale

10 936

11 328

11 858

Total

77 803

81 698

85 768

Concernant l’exercice d’imposition 2018 (année de revenus 2017), l’enrôlement primaire ayant lieu jusqu’au 30/06/2019, des données représentatives seront disponibles en octobre 2019.

2) Les revenus professionnels totaux perçus par ces pensionnés qui continuent de travailler après 65 ans sont mentionnés dans le tableau suivant et ce par province. 

Revenus (en millions d'euros)

Exercice d'imposition

Province

2015

2016

2017

Anvers

2015

2016

2017

Brabant flamand

95,92

108,18

116,94

Brabant wallon

65,80

73,06

84,11

Bruxelles-Capitale

32,22

38,74

43,75

Hainaut

79,14

84,64

95,48

Liège

59,75

66,03

74,06

Limbourg

63,77

69,52

75,20

Luxembourg

35,77

42,57

46,93

Namur

12,33

13,05

13,68

Flandre orientale

26,20

29,63

33,26

Flandre occidentale

71,38

82,60

90,94

Total

74,41

84,31

94,73

3) Les résultats de la mesure sont encourageants étant donné que la hausse du nombre de pensionnés actifs après 65 ans, équivalent à 5% par an, est supérieure à l’augmentation du nombre de contribuables âgés de 65 ans et plus. En 2017, 150 millions d’euros de plus de revenu professionnel ont  été mentionnés par rapport à 2015. Ce qui indique que les pensionnés découvrent le revenu d’appoint. C’est positif car souvent les personnes qui partent à la retraite peuvent, riches de leur expérience, encore apporter des choses à d’autres personnes.

1) De maatregel trad in werking vanaf 1 januari 2015. Nochtans was het vroeger ook al mogelijk om een combinatie van pensioen en bezoldiging te verkrijgen tijdens een zelfde inkomstenjaar. In onderstaande analyse wordt gebruik gemaakt van de gegevens vanaf aanslagjaar 2015 (inkomsten van het jaar 2014).

Bij de inschattingen ter zake zijn alleen de personen, die al gepensioneerd waren tijdens het vorige aanslagjaar, in aanmerking genomen. Zo wordt vermeden dat personen die gedurende het aanslagjaar 2016 met pensioen zijn gegaan, en dus slechts gedurende een deel van het jaar gewerkt hebben, in rekening worden genomen en op die manier de inschattingen verkeerdelijk beïnvloeden. De inkomsten verkregen tijdens de laatste maanden in het kader van een normale beroepsactiviteit worden immers niet geviseerd door de maatregel.

Bovendien beschikt FOD Financiën niet over gegevens die toelaten om de duur van de loopbaan te bepalen. Daarom werd de selectie uitsluitend gemaakt op basis van het criterium van de leeftijdsgrens van 65 jaar en niet op basis van een duurtijd van de loopbaan van 45 jaar.

Het aantal gepensioneerden dat aan de slag blijft na de pensioengerechtigde leeftijd per provincie is opgenomen in de onderstaande tabel.

ITEM

Aanslagjaar

Provincie

2015

2016

2017

Antwerpen

11 756

12 301

12 849

Vlaams Brabant

8 244

8 606

9 123

Waals Brabant

3 493

3 667

3 816

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

6 162

6 471

6 752

Henegouwen

6 909

7 405

7 808

Luik

7 783

8 173

8 580

Limburg

6 040

6 475

6 860

Luxemburg

2 223

2 329

2 390

Namen

3 544

3 765

4 017

Oost-Vlaanderen

10 713

11 178

11 715

West-Vlaanderen

10 936

11 328

11 858

Totaal

77 803

81 698

85 768

Wat het aanslagjaar 2018 (inkomstenjaar 2017) betreft, loopt de initiële inkohieringstermijn tot en met 30/06/2019 zodat de representatieve gegevens pas beschikbaar zullen zijn in de loop van de maand oktober 2019.

2) Het totaal aangegeven beroepsinkomen van deze gepensioneerden, die na hun 65 jaar blijven werken, is vermeld in onderstaande tabel en dit per provincie.

Inkomen (in miljoen euro)

Aanslagjaar

Provincie

2015

2016

2017

Antwerpen

95,92

108,18

116,94

Vlaams Brabant

65,80

73,06

84,11

Waals Brabant

32,22

38,74

43,75

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

79,14

84,64

95,48

Henegouwen

59,75

66,03

74,06

Luik

63,77

69,52

75,20

Limburg

35,77

42,57

46,93

Luxemburg

12,33

13,05

13,68

Namen

26,20

29,63

33,26

Oost-Vlaanderen

71,38

82,60

90,94

West-Vlaanderen

74,41

84,31

94,73

Totaal

616,68

692,34

769,06

3) De resultaten van de maatregel zijn bemoedigend vermits de stijging van het aantal gepensioneerden die actief zijn na hun 65 jaar, equivalent aan 5% per jaar, hoger is dan de toename van het aantal belastingplichtigen van 65 jaar en ouder. Ook werd er zo’n 150 miljoen EUR meer beroepsinkomen aangegeven in 2017 dan in 2015. Dat wijst erop dat gepensioneerden beter de weg vinden naar een centje bijverdienen. Dat is positief want mensen zijn vaak niet afgeschreven wanneer ze op pensioen gaan. Ze kunnen met hun rijke ervaring vaak nog iets betekenen voor andere mensen.