SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2017-2018 Zitting 2017-2018
________________
9 novembre 2017 9 november 2017
________________
Question écrite n° 6-1633 Schriftelijke vraag nr. 6-1633

de Christophe Lacroix (PS)

van Christophe Lacroix (PS)

au vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Economie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel
________________
Travailleurs en incapacité de travail qui ne sont pas liés par un contrat de travail - Réinsertion professionnelle - Trajets de réintégration - Collaboration avec les entités fédérées - Chiffres - Bilan officiel prévu légalement Arbeidsongeschikte werknemers die niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst - Beroepsherinschakeling - Re-integratietrajecten - Samenwerking met de deelstaten - Cijfers - Wettelijk bepaalde officiële balans 
________________
incapacité de travail
contrat de travail
réinsertion professionnelle
statistique officielle
arbeidsongeschiktheid
arbeidscontract
herintreding
officiële statistiek
________ ________
9/11/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/12/2017)
9/3/2018Antwoord
9/11/2017Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/12/2017)
9/3/2018Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1634 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1634
________ ________
Question n° 6-1633 du 9 novembre 2017 : (Question posée en français) Vraag nr. 6-1633 d.d. 9 november 2017 : (Vraag gesteld in het Frans)

Un trajet de réinsertion professionnelle pour les personnes en incapacité de travail a vu le jour le 1er janvier 2017. Plusieurs arrêtés royaux ont été pris et, parallèlement, des modifications législatives sont intervenues en droit du travail (avenants au contrat de travail, neutralisation du salaire garanti, rupture du contrat pour « force majeure », etc.).

Une récente enquête effectuée par la Confédération des syndicats chrétiens (CSC) auprès de six services externes de prévention (les plus importants du marché) a été rapportée par le journal Le Soir du 6 octobre 2017. Pour la période allant du 1er janvier au 30 juin2017, il apparaît que plus des deux-tiers des 5 408 trajets de réintégration concernant des personnes liées par un contrat de travail se seraient soldés par une inaptitude définitive justifiant un licenciement sans indemnités.

L'enquête ne concerne pas les malades de longue durée qui ne sont plus liés par un contrat de travail et pour lesquels il appartient au médecin-conseil d'assurer lui-même, s'il y a lieu, le démarrage d'un projet de réintégration.

Cette question est transversale car, en effet, l'acteur des entités fédérées qui participe à la réinsertion socioprofessionnelle doit être consulté et être impliqué dans le suivi du trajet. Le champ d'action concerne donc aussi les entités fédérées qui sont compétentes en matière d'accompagnement, de placement et de formation.

1) Quelles sont les initiatives que vous avez prises pour une collaboration optimale entre les différents niveaux de pouvoir sur ce dossier ?

2) Disposez-vous de chiffres sur le nombre de malades de longue durée non liés par un contrat de travail pour lesquels un projet de réintégration a démarré en collaboration avec les services compétents des entités fédérées ?

3) Un bilan officiel du « trajet de réinsertion » doit se faire à la demande du ministre fédéral des Affaires sociales au plus tôt six mois après l'entrée en vigueur du dispositif. Ce bilan va-t-il être demandé et, dans l'affirmative, les entités fédérées seront-elles impliquées ?

 

Op 1 januari 2017 werd een beroepsherinschakelingstraject voor arbeidsongeschikte personen ingevoerd. Verschillende koninklijke besluiten en wetswijzigingen in het arbeidsrecht zijn tezelfdertijd tot stand gekomen (aanhangsels bij de arbeidsovereenkomst, opheffing van het gewaarborgd inkomen, beëindiging van de overeenkomst wegens 'overmacht', enzovoort).

De resultaten van een enquête van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) bij zes externe preventiediensten (de belangrijkste van de markt) werden gepubliceerd in het dagblad Le Soir van 6 oktober 2017. Voor de periode van 1 januari tot 30 juni 2017, blijkt dat meer dan twee derden van de 5408 re-integratietrajecten voor personen met een arbeidsovereenkomst zou zijn uitgemond in een definitieve arbeidsongeschiktheid op basis waarvan een ontslag zonder vergoeding kon worden gemotiveerd.

De enquête gaat niet over langdurig zieken die niet meer door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden. Voor langdurig zieken is de raadgevend arts verantwoordelijk om zelf eventueel in te staan voor het starten van een re-integratiesproject.

Dit is een transversale vraag aangezien de deelstaten die deelnemen aan de beroepsherinschakeling, moeten worden geraadpleegd en moeten worden betrokken bij de opvolging van het traject. De actieradius omvat dus ook de deelstaten die bevoegd zijn op het vlak van begeleiding, tewerkstelling en opleiding.

1) Welke initiatieven hebt u genomen voor een optimale samenwerking tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus in dit dossier?

2) Beschikt u over cijfers over het aantal langdurig zieken die niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst en voor wie een re-integratieproject werd opgestart in samenwerking met de bevoegde diensten van de deelstaten?

3) Op vraag van de federale minister van Sociale Zaken moet een officiële balans van het re-integratietraject worden opgemaakt ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van de bepaling. Zal die balans worden gevraagd? Zo ja, worden de deelstaten daarbij betrokken?

 
Réponse reçue le 9 mars 2018 : Antwoord ontvangen op 9 maart 2018 :

1) Votre question concerne la réintégration socio-professionnelle des personnes en incapacité de travail sans contrat de travail. Ceci est réglementé par l’arrêté royal du 8 novembre 2016 modifiant l'arrêté royal du 3 juillet 1996 portant exécution de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités coordonnée le 14 juillet 1994 en ce qui concerne la réinsertion socio-professionnelle, qui relève de la compétence la ministre des Affaires sociales Maggie De Block : il y est expressément prévu que les conseillers des services et institutions des Régions et des Communautés, tels que le Forem, le Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) et Actiris, qui participent à la réinsertion socio-professionnelle sont consultés. Je vous renvoie donc à la ministre De Block pour connaitre les autres initiatives adoptées en vue de cette collaboration.

En parallèle, il existe un trajet de réintégration pour les travailleurs en incapacité de travail, qui relève de ma compétence en tant que ministre de l’Emploi, et qui est réglementé par l’arrêté royal du 28 octobre 2016 modifiant l'arrêté royal du 28 mai 2003 relatif à la surveillance de la santé des travailleurs en ce qui concerne la réintégration des travailleurs en incapacité de travail (et qui fait entretemps partie du Code du bien-être au travail, plus particulièrement du livre Ier, titre 4, chapitre VI). Étant donné qu’il s’agit d’évaluer les possibilités de réintégration du travailleur auprès de son propre employeur, les acteurs régionaux ne sont en principe pas concernés, bien qu’il soit toujours possible, dans le cadre d’un trajet de réintégration, de faire appel à leur expertise le cas échéant, par exemple en tant que « personnes qui peuvent contribuer à la réussite de la réintégration », tel que prévu à l’article I.4-73, § 3, ou à l’article I.4-74, § 1er, du code du bien-être au travail.

2) Les questions relatives aux chiffres des personnes en incapacité de travail sans contrat de travail pour lesquelles un trajet de réintégration socio-professionnelle est démarré relèvent également de la compétence de ma collègue, la ministre des Affaires sociales.

3) Les deux arrêtés royaux précités sont coordonnés et prévoient donc tous les deux qu’après une période de six mois suivant leur entrée en vigueur, les partenaires sociaux peuvent être sollicités pour évaluer l'efficacité et les effets de ces nouvelles règlementations dans la pratique. Ma collègue la ministre De Block et moi-même avons donc récemment demandé au Conseil national du travail, dans une lettre conjointe, de démarrer cette évaluation. La première réunion consacrée à cette question s’est déroulée le 4 décembre 2017. Nous avons expressément demandé d’impliquer toutes les parties prenantes à cette évaluation, tels que l’Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI), les mutualités, les services externes de prévention, de même que les services régionaux.

1) Uw vraag betreft de sociaalprofessionele re-integratie van arbeidsongeschikten zonder arbeidsovereenkomst. Dit wordt geregeld door het koninklijk besluit van 8 november 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat de sociaalprofessionele re-integratie betreft, dat behoort tot de bevoegdheid van minister van Sociale Zaken Maggie De Block : hierin is ook uitdrukkelijk voorzien dat ook de begeleiders van de diensten en instellingen van de Gewesten en Gemeenschappen die deelnemen aan de sociaalprofessionele re-integratie, zoals de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), Forem en Actiris, geraadpleegd worden. Ik verwijs voor de verdere initiatieven over samenwerking dan ook door naar minister De Block.

Daarnaast bestaat er een re-integratietraject voor arbeidsongeschikte werknemers, dat wel tot mijn bevoegdheid als minister van Werk behoort, en dat geregeld wordt door het koninklijk besluit van 28 oktober 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers wat de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers betreft (en dat inmiddels deel uitmaakt van de Codex welzijn op het werk, in het bijzonder in boek I, titel 4, hoofdstuk VI). Aangezien het gaat om het onderzoeken van de mogelijkheden tot re-integratie bij de eigen werkgever, zijn hier in principe geen regionale actoren bij betrokken, hoewel het uiteraard steeds mogelijk is om in het kader van een re-integratietraject desgewenst een beroep te doen op hun expertise, bijvoorbeeld als « personen die kunnen bijdragen tot het slagen van de re-integratie » zoals bedoeld in artikel I.4-73, § 3, of artikel I.4-74, § 1, Codex welzijn op het werk.

2) Vragen over cijfers van het aantal arbeidsongeschikten zonder arbeidsovereenkomst waarvoor een traject tot sociaalprofessionele re-integratie is opgestart, behoren eveneens tot de bevoegdheid van mijn collega, de minister van Sociale Zaken.

3) Beide hoger vermelde koninklijke besluiten zijn op elkaar afgestemd en voorzien dan ook allebei in de mogelijkheid om ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze besluiten aan de sociale partners te vragen om de doeltreffendheid en de effecten van deze nieuwe regelgeving in de praktijk te evalueren. Mijn collega minister De Block en ikzelf hebben dan ook recent in een gezamenlijke brief aan de Nationale Arbeidsraad gevraagd om deze evaluatie op te starten. De eerste vergadering hierover heeft reeds plaatsgevonden op 4 december 2017. We hebben ook uitdrukkelijk gevraagd om bij deze evaluatie alle stakeholders te betrekken, zoals het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV), de mutualiteiten, de externe preventiediensten, alsook de regionale diensten.