SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
15 décembre 2016 15 december 2016
________________
Question écrite n° 6-1205 Schriftelijke vraag nr. 6-1205

de Peter Van Rompuy (CD&V)

van Peter Van Rompuy (CD&V)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Service citoyen volontaire - Statut - Indemnité - Loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires - Adaptation - Accord de coopération avec les entités fédérées Vrijwillige burgerdienst - Statuut - Vergoeding - Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers - Aanpassing - Samenwerkingsakkoord met de deelstaten 
________________
service civil
travail non rémunéré
bénévolat
statut juridique
civiele dienst
onbetaald werk
vrijwilligerswerk
rechtstoestand
________ ________
15/12/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 19/1/2017)
10/2/2017Antwoord
15/12/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 19/1/2017)
10/2/2017Antwoord
________ ________
Question n° 6-1205 du 15 décembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1205 d.d. 15 december 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Justification du caractère transversal de la question écrite : les effets sur les compétences des Communautés ou des Régions sont les suivants : avis du Conseil d'État n° 59.794/1V du 9 septembre 2016 : « ....que le service citoyen doit être considéré essentiellement comme un instrument de la politique de la jeunesse et que la proposition règle une matière relevant de la compétence des Communautés. (...) Il n’en demeure pas moins que certains aspects de la proposition, tels que le statut social du volontaire et la modification de la législation sociale existante, relèvent en principe de la compétence de l’autorité fédérale ».

Le ministre flamand Gatz souhaite mettre sur pied un service citoyen volontaire et il prendra l'initiative de conclure un accord de coopération avec la ministre sur la base de l'avis n° 59.794/1/V du Conseil d'État du 9 septembre 2016.

D'où les questions suivantes :

1) Le statut actuel du volontaire (réglé par la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires) est-il adapté à cette initiative ou la mise en œuvre de ce service citoyen volontaire nécessite-t-elle l'adoption d'un nouveau statut ?

2) Quelle indemnité vous paraît-elle équitable ?

3) Quelles adaptations vous paraissent-elles nécessaires

4) Avez-vous déjà eu des contacts avec vos collègues des entités fédérées à cet égard ?

 

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : de gevolgen voor de bevoegdheden van de Gemeenschappen of de Gewesten zijn de volgende : advies van Raad van State nr. 59.794/1/V van 9 september 2016 : « De samenlevingsdienst in hoofdzaak moet worden opgevat als een instrument van jeugdbeleid en dat het voorstel een aangelegenheid regelt waarvoor de Gemeenschappen bevoegd zijn. (…) Het voorgaande neemt niet weg dat sommige aspecten van het voorstel, zoals het sociaal statuut van de vrijwilliger en de wijziging van de bestaande sociale wetgeving, in beginsel tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren. »

Vlaams minister Gatz wenst werk te maken van een vrijwillige burgerdienst en zal op basis van een advies van de Raad van nr. 59.794/1/V van 9 september 2016 initiatief nemen om met de minister een samenwerkingsakkoord te sluiten.

Daarom volgende vragen :

1) Is het huidige statuut van de vrijwilliger (geregeld via de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers) aangepast aan dit initiatief of dient werk gemaakt te worden van een nieuw statuut om de vrijwillige burgerdienst ingang te laten vinden ?

2) Welke vergoeding lijkt u billijk ?

3) Welke aanpassingen zijn volgens u nodig ?

4) Heeft u hieromtrent reeds contact gehad met uw collega's van de deelstaten ?

 
Réponse reçue le 10 février 2017 : Antwoord ontvangen op 10 februari 2017 :

L'honorable membre trouvera ci-après la réponse à ses questions.

1. Le Conseil supérieur des volontaires (CSV), l’organe consultatif fédéral en matière de volontariat, s’est déjà exprimé au sujet de cette proposition de loi dans sa lettre du 13 septembre 2016 adressée au Président de à la Commission des Affaires sociales de la Chambre des Représentants. Pour différentes raisons, il est d’avis que cette proposition n’est pas conforme à l’esprit de la loi de 2005 régissant le volontariat.

Tout comme le CSV, je pense que le statut, tel qu’il est prévu dans la proposition de loi du 29 avril 2015 relative au service citoyen, ne peut pas être élaboré sur la base du statut du volontaire. Ceci n’est possible que s’il s’agit clairement de prestations effectuées sur base volontaire, de sorte que la personne concernée peut donc toujours refuser et que seul un défraiement est accordé.

2. Je ne suis pas compétente pour déterminer quel défraiement un jeune doit recevoir dans le cadre du service citoyen volontaire – il s’agit en effet d’une compétence régionale.

3. En partant de ce qui est contenu dans la proposition de loi du 29 avril 2015 relative au service citoyen, il faut créer à cet effet un nouveau statut. Toutefois, si les conditions de la loi sur le volontariat sont satisfaites, il ne faut rien adapter.

4. Jusqu’à présent, je n’ai eu des contacts à ce propos qu’avec le ministre Sven Gatz.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1. De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV), het federale adviesorgaan met betrekking tot het vrijwilligerswerk, heeft zich in zijn brief van 13 september 2016 aan de voorzitter van de Commissie van Sociale Zaken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers al uitgesproken over dit wetsvoorstel. Om verschillende redenen is zij de mening toegedaan dat dit voorstel niet strookt met de geest van de wet op het vrijwilligerswerk van 2005.

Ik ben net zoals de HRV de mening toegedaan dat het statuut zoals voorzien in het wetsvoorstel betreffende de samenlevingsdienst van 29 april 2015 niet kan uitgewerkt worden via het vrijwilligersstatuut. Dit kan enkel indien duidelijk is dat het om prestaties op vrijwillige basis gaat, en betrokkene dus steeds kan weigeren, en er enkel een kostenvergoeding wordt toegekend.

2. Het valt niet onder mijn bevoegdheden te bepalen welke vergoeding een jongere in het kader van vrijwillige burgerdienst zou moeten krijgen – dit is immers een regionale bevoegdheid.

3. Uitgaand van het voorstel zoals beschreven in het wetsvoorstel betreffende de samenlevingsdienst van 29 april 2015, dient hiervoor een nieuw statuut te worden gecreëerd. Indien echter aan de voorwaarden van de vrijwilligerswet wordt voldaan, dient er niets te worden aangepast.

4. Tot op heden heb ik hierover enkel contact gehad met minister Sven Gatz.