SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
24 novembre 2016 24 november 2016
________________
Question écrite n° 6-1135 Schriftelijke vraag nr. 6-1135

de Peter Van Rompuy (CD&V)

van Peter Van Rompuy (CD&V)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Volontaires - Indemnités - Versement à une œuvre de bienfaisance - Qualification fiscale ou sociale Vrijwilligers - Vergoeding - Doorstorting aan een goed doel - Fiscale of sociale kwalificatie 
________________
bénévolat
impôt des personnes physiques
travail non rémunéré
don
vrijwilligerswerk
belasting van natuurlijke personen
onbetaald werk
gift
________ ________
24/11/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 29/12/2016)
11/1/2017Rappel
10/4/2017Rappel
13/6/2017Rappel
21/6/2017Antwoord
24/11/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 29/12/2016)
11/1/2017Rappel
10/4/2017Rappel
13/6/2017Rappel
21/6/2017Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1134
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1136
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1134
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1136
________ ________
Question n° 6-1135 du 24 novembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1135 d.d. 24 november 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivation du caractère transversal de la question écrite: les conséquences sur les compétences des Communautés et/ou Régions sont les suivantes: la mobilisation de volontaires est une responsabilité partagée.

La loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires traite, en son chapitre VII (articles 10 à 12), des indemnités perçues dans le cadre du volontariat.

Le volontariat est généralement lié à un profond engagement social. Je souhaiterais donc vous poser les questions suivantes.

1) Si l'indemnité à laquelle a droit un volontaire est versée non pas au volontaire lui-même mais directement à une œuvre de bienfaisance désignée par celui-ci, cette indemnité est-elle toujours considérée comme une indemnité perçue dans le cadre du volontariat (pour autant que son montant reste dans les limites prescrites par la loi susmentionnée)?

2) Dans la négative, quelle qualification fiscale ou sociale faudrait-il donner à un tel versement?

3) Le volontaire peut-il déduire le montant versé à l'œuvre de bienfaisance de ses revenus déclarés à l'impôt des personnes physiques si cette œuvre est reconnue et autorisée à délivrer une attestation fiscale?

 

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : de gevolgen voor de bevoegdheden van de Gemeenschappen en / of de Gewesten zijn de volgende : het mobiliseren van vrijwilligers is een gedeelde verantwoordelijkheid.

De wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers behandelt in hoofdstuk VII (artikelen 10 tot en met 12) de vergoedingen voor vrijwilligerswerk.

Vrijwilligerswerk is veelal gelinkt aan een breed sociaal engagement. Daarom heb ik de volgende vragen :

1) Indien een vergoeding aan een vrijwilliger niet aan die vrijwilliger zelf wordt uitbetaald, maar rechtstreeks wordt doorgestort naar een goed doel dat aangeduid wordt door de vrijwilliger, wordt deze vergoeding dan nog gekwalificeerd als een vrijwilligersvergoeding (als het bedrag binnen de beperkingen blijft zoals voorgeschreven door de bovenstaande wet) ?

2) Zoniet, welke fiscale of sociale kwalificatie zou op deze betaling moeten worden toegepast ?

3) Kan de vrijwilliger de doorstorting aan het goede doel aftrekken in de personenbelasting indien het gaat om een erkend goed doel waarvoor een fiscaal attest kan worden aangevraagd ?

 
Réponse reçue le 21 juin 2017 : Antwoord ontvangen op 21 juni 2017 :

L’honorable membre trouvera ci-après la réponse à ses questions.

1. Le volontariat est en principe non rémunéré. L’article 10 de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires (appelé ci-après loi sur les volontaires) offre toutefois la possibilité à l’organisation de payer une indemnité de frais au volontaire pour les frais de son volontariat. Il ne s’agit donc pas ici d’une sorte d’indemnité pour des services fournis, mais d’un véritable remboursement des frais du volontaire.

A ce sujet, l’organisation a le choix entre deux possibilités: l'indemnité forfaitaire des frais et le remboursement des frais réels. L'indemnité forfaitaire des frais s’élève en 2016 à maximum 32,71 euros par jour et à 1.308,38 euros par an, la réalité et le montant de ces frais ne devant pas être prouvés. Une deuxième possibilité est le remboursement des frais réels, le montant total des indemnités perçues par le volontaire de l’organisation pouvant dépasser les montants fixés forfaitairement. Ces montants sont considérés comme une indemnité de frais, si la réalité et le montant de ces frais peuvent être démontrés au moyen de documents probants. Si les conditions légales sont remplies, des cotisations de sécurité sociale ne doivent pas être payées sur les indemnités de frais forfaitaires et sur le remboursement des frais réels.

Le volontaire ne peut en principe pas combiner les indemnités de frais forfaitaires et les indemnités de frais réels. Le volontaire qui perçoit une indemnité de frais forfaitaire peut toutefois combiner un remboursement limité des frais de déplacement, et ce jusque 2.000 km par an. Le volontaire dont les déplacements dépassent 2.000 km peut naturellement encore toujours percevoir un remboursement de ses frais prouvés, mais ne peut le combiner avec une indemnité de frais forfaitaire.

Chaque volontaire a le droit de décider librement des modalités concrètes du décompte des frais. Si la rémunération est versée directement à une autre organisation, elle peut toujours être considérée comme un défraiement, pour autant que les conditions susmentionnées soient réunies et dans la mesure où l’intéressé ait pu disposer librement de cette rémunération.

2. Sans objet.

3. Cette question relève de la compétence du ministre des Finances.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1. Het vrijwilligerswerk is in principe onbezoldigd. Artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (hierna vrijwilligerswet genoemd) biedt echter aan de organisatie de mogelijkheid om een kostenvergoeding uit te betalen aan de vrijwilliger voor zijn gemaakte kosten voor het vrijwilligerswerk. Het gaat hier dus niet om een soort vergoeding voor geleverde diensten maar om een daadwerkelijke terugbetaling van de kosten aan de vrijwilliger.

De organisatie kan hierbij kiezen voor twee mogelijkheden: de forfaitaire kostenvergoeding en de terugbetaling van de reële kosten. De forfaitaire kostenvergoeding bedraagt in 2016 maximum 32,71 euro per dag en 1308,38 euro per jaar, waarbij de realiteit en de omvang van deze kosten moeten niet bewezen worden. Een tweede mogelijkheid is een terugbetaling van de werkelijke gemaakte kosten, waarbij het totaal van de door de vrijwilliger van de organisatie ontvangen vergoedingen meer kan bedragen dan de forfaitair vastgestelde bedragen. Deze bedragen worden als een kostenvergoeding beschouwd, indien de realiteit en het bedrag van deze kosten kan aangetoond worden aan de hand van bewijskrachtige documenten. Indien aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, moeten geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald op de forfaitaire kostenvergoeding en op de terugbetaling van de reële kosten.

De vrijwilliger mag de forfaitaire en reële kostenvergoedingen in principe niet combineren. De vrijwilliger die een forfaitaire kostenvergoeding ontvangt, kan echter wel een beperkte terugbetaling van de vervoerskosten combineren en dit tot 2.000 km per jaar. De vrijwilliger die meer dan 2.000 km aflegt, kan natuurlijk nog steeds een reële terugbetaling ontvangen van zijn bewezen kosten, maar kan dit niet combineren met een forfaitaire kostenvergoeding.

Het behoort tot de individuele vrijheid van de vrijwilliger te bepalen hoe de afrekening van de kosten in concreto gebeurt. Indien de vergoeding rechtstreeks aan een andere organisatie wordt doorgestort, kan dit nog steeds als onkostenvergoeding worden beschouwd voor zover aan de hierboven beschreven voorwaarden is voldaan, en voor zover de betrokkene de vrije beschikking over die vergoeding heeft gehad.

2.Zonder voorwerp.

3. Deze vraag behoort tot de bevoegdheid van de minister van Financiën