SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
19 juillet 2013 19 juli 2013
________________
Question écrite n° 5-9624 Schriftelijke vraag nr. 5-9624

de Louis Ide (N-VA)

van Louis Ide (N-VA)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
les lacunes de la loi du 21 avril 2007 relative à l'internement des personnes atteintes d'un trouble mental de lacunes in de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis 
________________
défense sociale
internement psychiatrique
profession de la santé
réinsertion sociale
établissement psychiatrique
sociaal verweer
opname in psychiatrische kliniek
beroep in de gezondheidszorg
reclassering
psychiatrische inrichting
________ ________
19/7/2013Verzending vraag
13/9/2013Antwoord
19/7/2013Verzending vraag
13/9/2013Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-3769 Requalification de : demande d'explications 5-3769
________ ________
Question n° 5-9624 du 19 juillet 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9624 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Cette question reprend la question écrite n° 5-4217 relative aux internés et aux institutions pour internés mais vise à obtenir davantage d'explications, plus particulièrement en ce qui concerne les lacunes de la loi du 21 avril 2007 relative à l'internement des personnes atteintes d'un trouble mental.

La ministre a-t-elle déjà pu étudier les lacunes de la loi du 21 avril 2007 et est-elle disposée à les combler ? Mes questions concrètes à ce propos sont les suivantes :

1) Où en est l'implication des dispensateurs de soins, en l'occurrence les médecins et, plus spécifiquement, le généraliste/psychiatre/psychologue de l'interné concerné ?

2) La ministre admet-elle que la concrétisation de l'offre en matière de psychiatrie légale est minimaliste (contrairement à ce qui se passe aux Pays-Bas, par exemple)?

3) Admet-elle que la dénomination donnée de tribunaux de l'application des peines (TAP)est malheureuse ? L'internement ne constitue quand même pas une peine ?

4) Où en est la réinsertion progressive de l'interné dans la société ?.

 

Deze vraag is een herhaling van schriftelijke vraag 5-4217 inzake geïnterneerden en instellingen voor geïnterneerden, maar heeft tot doel meer uitleg te verkrijgen, meer bepaald omtrent de lacunes in de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis.

Heeft de geachte minister de lacunes in de wet van 21 april 2007 reeds kunnen bestuderen en is ze bereid deze op te vullen? Concreet bedoel ik dan:

1) De betrokkenheid van de zorgverstrekkers, in casu de artsen en nog meer specifiek de huisarts / psychiater / psycholoog van de betrokken geïnterneerde?

2) Gaat de geachte minister akkoord dat het forensisch psychiatrisch zorgaanbod minimalistisch is ingevuld (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland)?

3) Gaat zij akkoord dat het al fout gaat in de benaming van de SURB? Internering is toch geen straf?

4) Hoe zit het met het gradueel re-integreren in de maatschappij van de geïnterneerde?

 
Réponse reçue le 13 septembre 2013 : Antwoord ontvangen op 13 september 2013 :

1) La loi du 21 avril 2007 donne la possibilité à l'avocat de l'inculpé de formuler des remarques concernant les conclusions de l'expert. Ces remarques peuvent épouser la position du médecin de l'inculpé. L’expertise devient donc davantage contradictoire, dans la mesure où l'avocat peut invoquer les positions d'autres dispensateurs de soins de l'interné.

Dans la phase de l'exécution de l'internement, l'interné et son avocat peuvent d'ailleurs consulter le dossier présenté au tribunal de l'application des peines et le tribunal peut décider d'entendre toute personne qu'il estime utile, et donc le médecin ou le psychiatre de l'interné également.

2) La loi de réparation sur l'internement prévoit un certain nombre d'adaptations pour la phase de l'examen psychiatrique légal, à savoir :

  • prévoir une possibilité minimale de contradiction de l'expertise au stade de l'examen préliminaire. Cela pourrait être réalisé si le magistrat veille à ce que les parties puissent réagir aux premières conclusions des experts ;

  • donner la possibilité de demander une brève actualisation de l'examen, sans devoir parcourir de nouveau l'ensemble des étapes à chaque fois ;

  • face à la crainte que l'obligation d'expertise prévue par la loi entraîne une augmentation des demandes de mini-instruction, et ce uniquement afin de requérir une expertise en vue d'un internement, étendre éventuellement la compétence du procureur du roi de requérir une expertise y compris en dehors de la situation de flagrant délit ;

  • prévoir la possibilité de désigner un collège d'experts.

3) La création des tribunaux de l’application des peines a été rendue possible à la suite de la révision de l'article 157 de la Constitution en 2002. Les documents parlementaires montrent que la volonté du gouvernement consistait à donner la plus large compétence à ces tribunaux et notamment à « leur faire remplir les missions qui incombent aux commissions de probation et à la commission pour la défense sociale ainsi que celles relatives à l’exécution des sanctions patrimoniales, à la déchéance de certains droits, à la réhabilitation, à la mise à la disposition du gouvernement et à l’exequatur en ce qui concerne des condamnations prononcées à l’étranger » (Doc. parl. 50 1914/003, 13 novembre 2002).

4) La loi de 2007 relative à l'internement ne permet pas qu'un interné soit libéré à l'essai sans avoir fait usage d'une autre modalité d'exécution de la mesure. Il s'agit d'un des points examinés dans le cadre d'une éventuelle modification de la loi dans le but d'offrir la possibilité au tribunal de l’application des peines de décider d'une libération immédiate si une telle chose semblait opportune dans le cas examiné (par ex. un interné qui aurait déjà été pris en charge dans une institution privée). Pour le reste, je renvoie à la compétence des Communautés en matière de réinsertion sociale du détenu (article 5, § 1er, II, 7°, de la loi spéciale de réformes institutionnelles).

1) De wet van 21 april 2007 biedt de advocaat van de inverdenkinggestelde de mogelijkheid om opmerkingen te maken met betrekking tot de conclusies van de deskundige. Deze opmerkingen kunnen het standpunt van de geneesheer van de inverdenkinggestelde overnemen. Het deskundigenonderzoek wordt dus meer tegensprekelijk, waarbij de advocaat zich kan beroepen op de standpunten van andere zorgverstrekkers van de geïnterneerde.

In de fase van de uitvoering van de internering kunnen de geïnterneerde en zijn advocaat het aan de strafuitvoeringsrechtbank voorgelegde dossier overigens raadplegen en de rechtbank kan beslissen enige persoon te horen die hij nuttig acht om te horen en dus eveneens de geneesheer of de psychiater van de geïnterneerde.

2) De reparatiewet internering voorziet een aantal aanpassingen aan de fase van het forensisch psychiatrisch onderzoek, met name:

  • het voorzien in een minimale tegensprekelijkheid van het deskundigenonderzoek in het stadium van het vooronderzoek. Dit zou kunnen worden gerealiseerd doordat de magistraat ervoor zorgt dat de partijen zouden kunnen reageren op de eerste bevindingen van de deskundigen

  • de mogelijkheid geven een korte actualisatie te vragen van het onderzoek, zonder telkens het geheel van stappen opnieuw te moeten doorlopen

  • de vrees bestaat dat de door wet voorziene voorziene verplichting van een deskundigenonderzoek, zal leiden tot een stijging van de verzoeken tot een mini-instructie, en dit enkel om een deskundigenonderzoek te vorderen met het oog op internering. De bevoegdheid van de procureur des Konings om een deskundigenonderzoek te vorderen tot buiten de situatie van heterdaad zou hiertoe kunnen worden uitgebreid.

  • en de mogelijkheid voorzien om een college van experten aan te stellen

3) De oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken werd mogelijk gemaakt ten gevolge van de herziening van artikel 157 van de Grondwet in 2002. De parlementaire stukken tonen aan dat de wil van de regering erin bestond deze rechtbanken een maximale bevoegdheid te geven en inzonderheid “de opdrachten te laten vervullen van de probatiecommissies en van de commissie tot de bescherming van de maatschappij, alsook de opdrachten die betrekking hebben op vermogensrechtelijke sancties, het verlies van bepaalde rechten, eerherstel, de terbeschikkingstelling van de regering en op de uitvoerbaarverklaring van veroordelingen die in het buitenland werden uitgesproken “ (Gedr. St. 50 1914/003, 13 november 2002).

4) De wet van 2007 betreffende de internering maakt het niet mogelijk dat een geïnterneerde in vrijheid wordt gesteld op proef zonder gebruik te hebben gemaakt van een andere uitvoeringsmodaliteit van de maatregel. Dat is een van de punten die worden onderzocht in het kader van een eventuele wijziging van de wet; om de strafuitvoeringsrechtbank de mogelijkheid te bieden te beslissen over een onmiddellijke invrijheidstelling indien zulks opportuun leek in het onderzochte geval (bv. een geïnterneerde die reeds ten laste zou zijn genomen in een privé-instelling). Voor het overige verwijs ik naar de bevoegdheid van de Gemeenschappen tot sociale re-integratie van de gedetineerde (artikel 5, §1, II, 7° van de bijzondere wet ter hervorming van de instellingen).