SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
4 juin 2013 4 juni 2013
________________
Question écrite n° 5-9181 Schriftelijke vraag nr. 5-9181

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Pensions

aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen
________________
Collège des médiateurs pour les pensions - Modification de l'article 76 de l'arrêté royal du 21 décembre 1967 College van Ombudsmannen voor pensioenen - Wijziging van artikel 76 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 
________________
régime de retraite
personne divorcée
pensioenregeling
gescheiden persoon
________ ________
4/6/2013Verzending vraag
4/7/2013Antwoord
4/6/2013Verzending vraag
4/7/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-9181 du 4 juin 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9181 d.d. 4 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le rapport annuel 2012 du Collège des médiateurs pour les pensions recommande notamment (p.45), de modifier l'article 76 de l’arrêté royal du 21 décembre 1967 de manière à inclure dans les droits soumis à l’examen d’office ceux des bénéficiaires d’une pension de retraite du régime salarié dont le divorce est transcrit dans les registres de la population après la fixation définitive de leurs droits à la pension personnelle.

Quand le ministre suivra-t-il l'avis du Collège des médiateurs pour les pensions visant à modifier l'article 76 de l’arrêté royal du 21 décembre 1967 de manière à inclure, dans les droits soumis à l’examen d’office, ceux des bénéficiaires d’une pension de retraite du régime salarié dont le divorce est transcrit dans les registres de la population après la fixation définitive de leurs droits à la pension personnelle ?

 

Het jaarverslag 2012 van het college van de Ombudsmannen voor Pensioenen bevat onder andere de aanbeveling (p. 45) om het artikel 76 van het koninklijk besluit van 21/12/1967 te wijzigen, door aan de situaties waarin een ambtshalve onderzoek moet gebeuren het ambtshalve onderzoek van het recht op een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot toe te voegen voor de personen die een rustpensioen als werknemer genieten op het ogenblik van de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.

Wanneer zal de geachte minister het advies van het college van de Ombudsmannen voor Pensioenen volgen, om het artikel 76 van het koninklijk besluit van 21/12/1967 te wijzigen, door aan de situaties waarin een ambtshalve onderzoek moet gebeuren het ambtshalve onderzoek van het recht op een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot toe te voegen voor de personen die een rustpensioen als werknemer genieten op het ogenblik van de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand?

 
Réponse reçue le 4 juillet 2013 : Antwoord ontvangen op 4 juli 2013 :

En réponse à la question de l’honorable membre, je puis vous communiquer ce qui suit.

Les droits des personnes divorcées sont actuellement examinés d’office

  • lorsque la personne bénéficie, au moment du divorce, d’une partie de la pension du conjoint (application de l’article 74 de l’arrêté royal du 21 décembre 1967) et pour autant qu’elle ait atteint l’âge de la pension.

  • si au cours de l’examen du droit à une pension de retraite personnelle, il s’avère que l’ex-conjoint a exercé une activité comme travailleur salarié.

  • lorsque le bénéficiaire a atteint l’âge de soixante ans et que le droit à la pension de retraite s’ouvre, en vertu d’un autre régime légal de pension belge, le premier jour du mois qui suit la transcription du divorce dans les registres de l’État civil.

Aux intéressés, est naturellement offerte la possibilité d’introduire une demande à partir de la date à laquelle la décision judiciaire prononçant le divorce est portée à leur connissance.

Le médiateur pose la question de savoir si la réglementation ne doit pas être élargie en ajoutant aux situations dans lesquelles il faut mener une enquête d’office, l’examen d’office du droit à une pension de conjoint divorcé pour les personnes qui bénéficient d’une pension de retraite comme travailleur salarié au moment de la transcription dans les registres de l’État civil.

Il me semble en effet logique que l’Office national des pensions lance un examen d’office dans le cas d’une situation de séparation de fait, mais également dans le cas où au moment de la transcription de la séparation dans les registres de l’État civil, l’intéressé(e) bénéficie d’une pension de retraite comme travailleur salarié ou que l’autre conjoint bénéficiait d’une pension de ménage comme travailleur salarié.

Je vais prendre l’initiative d’adapter l’article 76 de l’arrêté royal du 21 décembre 1967 et également contacter en l’espèce ma collègue Laruelle quant à la pension d’indépendant.

In antwoord op de vraag van het geacht Lid kan ik meedelen wat volgt.

De rechten van de uit de echt gescheiden personen worden momenteel ambtshalve onderzocht

  • wanneer de persoon op het ogenblik van de echtscheiding een gedeelte van het pensioen van de echtgenoot geniet (toepassing van artikel 74 van het koninklijk besluit van 21 december 1967) en voor zover hij de pensioenleeftijd heeft bereikt.

  • wanneer tijdens het onderzoek van het recht op een persoonlijk rustpensioen blijkt dat de ex-echtgenoot een activiteit als werknemer heeft uitgeoefend.

  • wanneer de gerechtigde de leeftijd van zestig jaar heeft bereikt en het recht op rustpensioen is geopend krachtens een andere Belgische wettelijke pensioenregeling op de eerste dag van de maand volgend op de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.

Aan de betrokkenen wordt uiteraard de mogelijkheid geboden om een aanvraag in te dienen vanaf de datum waarin zij in kennis zijn gesteld van de rechterlijke beslissing waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken.

De ombudsman stelt de vraag of de reglementering niet moet uitgebreid worden door aan de situaties waarin een ambtshalve onderzoek moet gebeuren het ambtshalve onderzoek van het recht op een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot toe te voegen voor de personen die een rustpensioen als werknemer genieten op het ogenblik van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand.

Het lijkt mij inderdaad logisch dat de Rijksdienst voor pensioenen niet alleen een ambtshalve onderzoek opstart bij een situatie van feitelijke scheiding maar ook in het geval dat op het moment van de overschrijving van de scheiding in de bevolkingsregisters betrokkene in het genot is van een rustpensioen als werknemer of dat de andere echtgenoot in het genot was van een gezinspensioen als werknemer.

Ik zal het initiatief nemen om het artikel 76 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 aan te passen en neem in deze ook contact op met mijn collega Laruelle wat het pensioen als zelfstandige betreft.