SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
27 janvier 2011 27 januari 2011
________________
Question écrite n° 5-845 Schriftelijke vraag nr. 5-845

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Article 38, § 5, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière- Déchéance du droit de conduire - Chiffres relatifs au nombre de jugements Artikel 38, § 5, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer - Verval van het recht tot sturen - Cijfergegevens over het aantal uitspraken 
________________
permis de conduire
infraction au code de la route
sécurité routière
jugement
statistique officielle
répartition géographique
rijbewijs
overtreding van het verkeersreglement
verkeersveiligheid
vonnis
officiële statistiek
geografische spreiding
________ ________
27/1/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
27/1/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-846
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4016
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-846
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4016
________ ________
Question n° 5-845 du 27 janvier 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-845 d.d. 27 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'article 38, § 5, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière dispose que le juge doit prononcer la déchéance du droit de conduire et rendre la réintégration du droit de conduire dépendante au moins de la réussite de l'examen théorique ou pratique s’il condamne du chef d’une infraction commise avec une véhicule à moteur pouvant donner lieu à une déchéance du droit de conduire et que le coupable est titulaire depuis moins de deux ans du permis de conduire B.

Le législateur a délimité les catégories et a clairement choisi de ne prendre en compte que la durée de possession du permis de conduire effectif et non du permis provisoire. En soi, cela peut se défendre car la période du permis provisoire est plutôt considérée comme une période d'essai. Cependant, le titulaire d'un permis provisoire participe pleinement au trafic.

Dans certains cas, cela peut paraître curieux, par exemple lorsqu'il s'avère qu'un conducteur a circulé pendant des années avec un permis provisoire. Par conséquent, le débat porte sur la question de savoir si la période du permis provisoire doit alors ou non être prise en considération.

Il ressort de la jurisprudence de la Cour constitutionnelle que le raisonnement du législateur consiste à considérer que les conducteurs possédant un permis de conduire depuis moins de deux ans et qui sont condamnés à la déchéance du droit de conduire pour comportement déraisonnable au volant doivent être sanctionnés sévèrement et ce, comme l'indique la Cour constitutionnelle, pas uniquement en raison de leur expérience limitée de la conduite. En pratique, il s'agit souvent de jeunes conducteurs et on part du principe ou on espère qu'une approche initiale sévère produira un effet choc salutaire et contribuera à conscientiser les jeunes conducteurs. On part du principe que les jeunes sont encore « malléables » et peuvent encore être remis dans le droit chemin.

Toutefois, dans la pratique, les juges seraient confrontés assez souvent à des cas de prolongations de permis provisoires dont la conséquence est que de nombreux conducteurs ont circulé pendant des années avec un permis provisoire. Bien que le raisonnement et l'objectif pédagogique de la Cour constitutionnelle soient partagés, les sanctions sont perçues comme exagérées par les juges et les praticiens, particulièrement pour une première infraction ou pour certaines infractions qui n'ont rien à voir avec la sécurité routière. Ils estiment que cette mesure devrait s'appliquer également pendant la période du permis provisoire, d'autant qu'ils constatent dans la pratique qu'un grand nombre de ces conducteurs se fichent éperdument des conditions du permis provisoire.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes

1) Les ministres peuvent-ils m'indiquer le nombre de jugements prononcés dans notre pays en vertu de l'article 38, § 5, de la loi relative à la police de la circulation routière pour la période de septembre 2007 à ce jour, ventilé par région et selon la gravité et la cause? À quelle sanction les intéressés ont-ils été condamnés ?

2) Les ministres peuvent-ils m'indiquer à quelle fréquence et pour quelle durée les permis provisoires ont été prolongés ces cinq dernières années dans notre pays? Dans combien de cas a-t-on circulé pendant plus de deux ans avec un permis provisoire?

3) Les ministres estiment-ils indiqué de prendre aussi en compte la période du permis provisoire pour la disposition de l'article 38, §5, de la loi susmentionnée? Estiment-ils que la sanction est exagérée pour une première infraction ou pour certaines infractions qui n'ont rien à voir avec la sécurité routière? Peuvent-ils motiver leur réponse?

 

Artikel 38, § 5, van de Wet betreffende de politie over het wegverkeer van 16 maart 1968 bepaalt dat de rechter het verval van het recht tot sturen moet uitspreken en het herstel van het recht tot sturen minstens afhankelijk moet maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen indien hij veroordeelt wegens een overtreding begaan met een motorvoertuig die tot een verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige sinds minder dan twee jaar houder is van het rijbewijs B.

De wetgever heeft hier een afbakening gemaakt van categorieën en heeft er duidelijk voor gekozen om enkel de duurtijd van het bezit van het effectief rijbewijs, en dus niet van het voorlopig rijbewijs, in rekening te brengen. Daar valt op zich veel voor te zeggen omdat de periode van het voorlopig rijbewijs toch eerder als een proefperiode kan worden beschouwd. Anderzijds neemt iemand met een voorlopig rijbewijs wel volwaardig deel aan het verkeer.

In bepaalde gevallen kan dit bizar overkomen. Bijvoorbeeld wanneer een bestuurder blijkt jaren met een voorlopig rijbewijs te hebben rondgereden. Het debat kan bijgevolg worden gelanceerd of de periode van het voorlopig rijbewijs al dan niet ook in aanmerking dient te worden genomen.

Zoals blijkt uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof komt de redenering van de wetgever erop neer dat bestuurders die minder dan twee jaar een rijbewijs hebben en wegens onverantwoord rijgedrag veroordeeld worden tot het verval van het recht tot sturen, streng dienen te worden aangepakt en dit niet enkel, zoals het Grondwettelijk Hof aangeeft, omwille van hun beperkte rijervaring. In de praktijk gaat het vaak om jonge chauffeurs en er wordt vanuit gegaan / gehoopt dat een strenge aanpak in het begin van hun tijd als bestuurder, een zeker schokeffect zal teweeg brengen om zo tot betere inzichten te komen. De redenering als zouden jongeren nog " kneedbaar " zijn en nog op het rechte pad te brengen.

De praktijk zou echter leren dat het relatief veel voorkomt dat rechters in zaken te maken hebben met verlengingen van voorlopige rijbewijzen waardoor heel wat bestuurders jarenlang met een voorlopig rijbewijs rondreden. Alhoewel de redenering en de opvoedkundige bedoeling van het Grondwettelijk Hof gedeeld worden, wordt de sanctie, door rechters en praktijkmensen, zeker voor een eerste overtreding of voor sommige overtredingen, die niets met verkeersveiligheid te maken hebben, als overdreven ervaren. Zij zijn eerder van oordeel dat deze maatregel ook zou moeten gelden in de periode van het voorlopig rijbewijs te meer dat zij in de praktijk vaststellen dat vele van deze bestuurders de voorwaarden voor een voorlopig rijbewijs aan hun laars lappen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kunnen de geachte ministers meedelen hoeveel uitspraken er in de periode september 2007 tot op heden in ons land, opgesplitst per gewest en naar ernst en oorzaak, zijn geweest op basis van artikel 38, § 5, WPW? Tot welke sanctie werd er in die gevallen veroordeeld?

2) Kunnen de geachte ministers meedelen hoe vaak en voor welke duur voorlopige rijbewijzen de afgelopen vijf jaar in ons land zijn verlengd? In hoeveel gevallen werd er meer dan twee jaar rondgereden met een voorlopig rijbewijs?

3) Achten de geachte ministers het aangewezen de periode van het voorlopig rijbewijs ook in rekening te brengen voor de bepaling van artikel 38, § 5, WPW? Achten zij de sanctie voor een eerste overtreding of voor sommige overtredingen, die niets met verkeersveiligheid te maken hebben, als overdreven? Kunnen zij hun antwoord motiveren?