SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
22 novembre 2012 22 november 2012
________________
Question écrite n° 5-7295 Schriftelijke vraag nr. 5-7295

de Cindy Franssen (CD&V)

van Cindy Franssen (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Pensions

aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen
________________
Octroi automatique de droits - Demandes d'informations Automatische toekenning van rechten - Opvragen van informatie 
________________
prestation sociale
prix réduit
droits sociaux
pauvreté
catégorie sociale défavorisée
sociale uitkering
gereduceerde prijs
sociale rechten
armoede
sociaal achtergestelde groep
________ ________
22/11/2012Verzending vraag
15/1/2013Antwoord
22/11/2012Verzending vraag
15/1/2013Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7291
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7292
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7293
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7294
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7296
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7297
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7298
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7299
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7300
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7301
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7302
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7303
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7304
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7305
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7306
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7308
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7309
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7291
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7292
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7293
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7294
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7296
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7297
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7298
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7299
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7300
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7301
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7302
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7303
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7304
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7305
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7306
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7308
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7309
________ ________
Question n° 5-7295 du 22 novembre 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-7295 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Toute une série de droits ne sont accordés à des citoyens qu'après une procédure administrative durant laquelle leurs revenus et/ou leur fortune sont évalués et calculés. Pour les bénéficiaires, cela signifie beaucoup de tracas administratifs doublés de diverses émotions : honte, culpabilité, incompréhension... L'attribution automatique de droits simplifierait ces procédures et mettrait les citoyens plus à l'aise.

Dans l'accord de gouvernement fédéral 2011-2014 figure l'engagement suivant en matière de lutte contre l'exclusion et pour l'intégration sociale : « Partout où c'est possible, le gouvernement accélérera l'ouverture automatique de droits sociaux de type tarif social pour les personnes qui répondent aux conditions prévues (notamment énergie, eau, communications, SNCB). Il promouvra l'échange d?informations en la matière et communiquera suffisamment sur les droits sociaux accordés aux bénéficiaires. » La secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et la Lutte contre la pauvreté, Maggie De Block, a confirmé cet engagement dans sa note de politique générale du 12 janvier 2012.

On lit aussi dans le Plan fédéral de lutte contre la pauvreté (PFLP) que le gouvernement fédéral est prêt à faciliter l'accès des citoyens aux services publics :« Rendre les services publics accessibles à tous les citoyens signifie aussi identifier les citoyens les plus vulnérables et rendre automatiques les droits auxquels ils peuvent prétendre.». Les différents volets du PFLP indiquent que cette attribution automatique se fera dans plusieurs domaines : tarif social pour les fournitures d'énergie (action 32), traitement optimisé de l'information par le SECAL (action 50), simplification et accélération de l’octroi de l’intervention majorée de l’assurance maladie (action 78), etc.

Le gouvernement flamand a décidé que chacun de ses membres chargerait ses administrations respectives de formuler, le cas échéant, des propositions permettant l'attribution automatique de droits dans les domaines relevant de leurs compétences. Cette mesure favorise l'accessibilité de chaque département et l'attribution automatique des droits à tout citoyen qui peut y prétendre. En d'autres termes, on a opté pour une stratégie intégrée. Une telle approche se fait encore attendre au niveau du gouvernement fédéral.

Je souhaiterais apprendre du/de la ministre/secrétaire d'État :

1) À l'échelon fédéral, qu'entend-on spécifiquement par « attribution automatique de droits » ? Quelles mesures et quels aspects correspondent-ils à ce concept ?

2) Comment garantit-on actuellement que chaque ministre ou secrétaire d'État fédéral(e) veille, dans sa sphère de compétence, à l'attribution automatique de droits ? Si aucune mesure n'a encore été prise, va-t-on le faire ? Pourquoi ou pourquoi pas ?

3) Dans quels domaines de compétence des droits sont-ils attribués automatiquement ? Je souhaiterais un relevé, par domaine relevant des compétences du/de la ministre/secrétaire d'État, de tous les droits attribués automatiquement.

4) Dans vos domaines de compétence où l'attribution automatique de droits se pratique déjà, procède-t-on à une évaluation de l'accès aux procédures administratives, de la satisfaction du citoyen et de l'efficacité de cette attribution automatique ?

Si oui, quand ? Sous quelle forme et de quelle manière ? Quels en sont les résultats ?

Si non, pourquoi pas ? Une évaluation est-elle prévue ? Quand ?

5) Comment le/la ministre/secrétaire d'État permet-il/elle à ses services de se procurer les informations nécessaires pour les procédures sans devoir les demander au citoyen ? Comment identifie-t-on les citoyens vulnérables et/ou qui peuvent faire valoir un droit déterminé ?

 

Heel wat rechten van burgers worden pas toegekend na een administratieve procedure waarbij het inkomen en/of het vermogen van de burgers wordt berekend en onderzocht. Dat betekent voor de burger heel wat administratieve beslommeringen en vaak brengt het ook heel wat emoties met zich: schaamte, schuld, onbegrip… Door rechten automatisch toe te kennen kunnen die administratieve procedures eenvoudiger en aangenamer worden voor de burger.

De federale regering engageert zich in het federale regeerakkoord 2011-2014 om, inzake de strijd tegen sociale uitsluiting en voor maatschappelijke integratie, "overal waar mogelijk de automatische opening van sociale rechten van het type "sociaal tarief" voor personen die aan de voorwaarden voldoen (onder meer energie, water, communicatie, NMBS) te versnellen. Zij zal de uitwisseling van informatie terzake aanmoedigen en voldoende communiceren over de sociale rechten toegekend aan de begunstigden." Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke integratie en Armoedebestrijding, Maggie De Block bevestigde dit engagement eveneens in haar Algemene Beleidsnota van 12 januari 2012.

Ook in het Federaal Plan Armoedebestrijding (FPA) lezen we dat de federale regering bereid is om de overheidsdiensten toegankelijker te maken voor de burgers: "De overheidsdiensten toegankelijk maken voor alle burgers houdt dus in dat de meest kwetsbare burgers worden geïdentificeerd en dat de rechten waarop ze aanspraak kunnen maken automatisch worden toegekend." Uit verschillende acties van het FPA blijkt dat die automatische toekenning van rechten op verschillende domeinen een plaats zal krijgen: een sociaal tarief voor energieleveringen (actie 32), efficiëntere informatieverwerving bij de werking van de DAVO (actie 50), snellere en eenvoudige toekenning van de verhoogde tegemoetkoming van ziekteverzekering (actie 78)…

De Vlaamse regering gelast alle Vlaamse ministers om hun betrokken administraties op te dragen om waar nodig voorstellen tot aanpassing uit te werken om de automatische toekenning van rechten op hun respectieve beleidsdomein te verwezenlijken. Via deze maatregel wordt verzekerd dat elk departement toegankelijk is voor alle burgers en dat de rechten automatisch worden toegekend aan elke burger die er recht op heeft. Er wordt met andere woorden voor een integrale aanpak geopteerd. Binnen de federale regering is een dergelijke maatregel echter nog niet terug te vinden.

Graag had ik van de minister/staatssecretaris vernomen:

1) Wat wordt binnen het federale beleid specifiek verstaan onder een "automatische toekenning van rechten"? Uit welke verschillende maatregelen en aspecten bestaat die automatische toekenning?

2) Op welke manier wordt momenteel verzekerd dat elke federale minister of staatssecretaris erover waakt dat de rechten binnen zijn beleidsdomein automatisch worden toegekend? Indien hierrond nog geen maatregel bestaat, zal zo'n maatregel worden genomen? Waarom wel/niet?

3) Op welke beleidsdomeinen worden rechten automatisch toegekend? Graag een overzicht van alle rechten die automatisch worden toegekend per beleidsdomein onder de bevoegdheid van de betreffende minister/staatssecretaris.

4) Wordt bij de beleidsdomeinen waarbij de automatische toekenning van rechten reeds wordt gehanteerd een evaluatie uitgevoerd inzake de toegankelijkheid van administratieve procedures, de tevredenheid van de burger en de efficiëntie van de automatische toekenning?

Zo ja, wanneer wordt ze uitgevoerd? Hoe krijgt de evaluatie vorm en hoe wordt ze georganiseerd? Wat zijn de resultaten van de evaluatie?

Zo neen, waarom niet? Zal een evaluatie worden gepland? Wanneer?

5) Op welke manier geeft de minister/staatssecretaris de diensten onder zijn/haar bevoegdheid de mogelijkheid om de nodige informatie voor de administratieve procedure te verkrijgen zonder dat zij dit moeten opvragen aan de burger? Op welke manier worden de kwetsbare burgers en/of de burgers die aanspraak kunnen maken op een bepaald recht geïdentificeerd?

 
Réponse reçue le 15 janvier 2013 : Antwoord ontvangen op 15 januari 2013 :

Pour ce qui concerne l’Office national des pensions (ONP) :

En réponse à ses questions, j’ai l’honneur de faire savoir à l’honorable membre ce qui suit :

L’ONP a comme missions de base l’attribution et la mise en paiement des pensions de retraite et de survie pour travailleurs salariés, ainsi que la garantie de revenus aux personnes âgées. De plus, l’ONP a une mission d’information étendue en ce qui concerne ces droits.

Dans le cadre de sa mission d’information et de sa prestation de services au citoyen, l’ONP vise à automatiser le plus possible l’attribution des droits.

1. Pension de retraite salarié

A l’origine, s’appliquait le principe que toute prestation ( à l’exception du pécule de vacances et de l’allocation de chauffage) prévue par la législation en matière de pensions de travailleurs salariés devait faire l’objet d’une demande. La demande peut être introduite au plus tôt 1 an avant la date de prise de cours choisie par le demandeur. Dans un nombre limité de cas, l’ONP ouvre lui-même un dossier, le dossier est alors instruit « d’office » (par exemple à 60 ans : droit à la pension de retraite pour un ouvrier mineur qui perçoit une pension d’invalidité). En outre, existe également le système de « polyvalence » : une demande est valable tant pour les travailleurs salariés que pour les indépendants et une seule demande suffit à faire examiner tous les droits ( PRS, PSS et GRAPA).

Depuis 2002, a été généralisée en différentes phases l’examen automatique de la pension pour tous les travailleurs salariés qui sont actifs et ceux qui ne le sont plus et qui atteignent l’âge légal de la pension. Il s’agit de pensions qui ont pris cours au plus tôt le 1er janvier 2003 (pour les bénéficiaires d’indemnités de maladie et d’invalidité ) et le 1er janvier 2004 (tous les autres qui atteignent l’âge légal de la pension) .

État actuel de la situation: attribution automatique à l’âge légal de la pension (65 ans) aux personnes qui ont leur lieu de résidence principale en Belgique et qui ont un jour été salarié.

Doivent encore introduire une demande:

  1. Les personnes qui souhaitent prendre leur pension anticipée avant 65 ans

  2. Les personnes qui veulent prendre leur pension après 65 ans

  3. Les personnes qui veulent prendre leur pension de retraite à l’âge propre à un régime particulier (ouvriers mineurs, marins, personnel navigant de l’aviation civile)

  4. Les personnes qui ont leur lieu de résidence principale à l’étranger.

2. Pension de survie salarié

En vertu de la législation en application à partir de 1991, une base réglementaire a été donnée à une pratique qui était déjà appliquée par l’ONP en matière d'examen automatique des droits à une pension de survie.

État actuel de la situation:

Le droit à la pension de survie est examiné d’office :

  • si le conjoint décédé, à son décès, bénéficiait effectivement d’une pension de retraite en tant que salarié, avait effectivement bénéficié auparavant d’une telle pension, avait renoncé au paiement de celle-ci ou n’avait pas obtenu le paiement de celle-ci afin d’offrir à l’autre conjoint la possibilité d’obtenir la pension de retraite sur la base de 75 % des rémunérations;

  • si au moment du décès du conjoint :

a) une décision définitive n’avait pas encore été notifiée en ce qui concerne le droit à la pension de retraite, suite à la demande introduite à cet effet ou suite à l’examen d’office;

b) une décision concernant le droit à la pension de retraite était notifiée et le décès a eu lieu entre la date de notification de décision et la date de prise de cours de la pension de retraite.

Suite à une informatisation poussée, la plupart de ces décisions sont prises quelques jours après le décès et une interruption dans le paiement est évitée autant que possible.

En cas de séparation de corps et de biens ou de séparation de fait, le droit à la pension de survie du conjoint survivant est examiné d’office, s’il avait introduit une demande en vue d’obtenir une partie de la pension de retraite de l’autre ou si son droit à cela avait été examiné d’office.

3. Garantie de revenu aux personnes âgées (GRAPA)

Dans la législation de 2001 est prévu un examen automatique des droits à la GRAPA, si l’intéressé:

  1. Introduit une demande de pension à charge d’un régime belge de pension obligatoire ( à l’inverse, une demande de GRAPA vaut également demande de pension dans les régimes belges de pension légale);

  2. Bénéficie d’une pension dans le régime des travailleurs salariés ou des indépendants, même si attribuée anticipativement;

  3. Bénéficie d’une allocation de handicapé;

  4. Perçoit le minimum de moyens d'existence.

L’ONP examine automatiquement le droit à la GRAPA lorsqu’une personne prend la pension à 65 ans, et depuis octobre 2010, il en va de même pour les personnes qui ont pris anticipativement la pension lorsqu'elles atteignent l’âge de 65 ans ( année de naissance à partir de 1945).

L’ONP est également occupé à l’examen avec effet rétroactif pour ceux dont le droit à la GRAPA n’a pas été examiné par le passé. Ce mouvement de rattrapage est organisé depuis janvier 2011 en screenant chaque mois tous les prépensionnés d’un mois de naissance avant 1945.

Lors de l’achat d’un bien immobilier, s’applique une franchise qui doit être appliquée annuellement. L’Office effectue également ceci d’office.

Il se peut que, lorsque la GRAPA a déjà été refusée auparavant, un pensionné puisse prétendre effectivement actuellement à la GRAPA de par une augmentation du montant de la GRAPA par la suite ou de par une modification dans sa situation financière ou familiale. Dans ce cas, la personne doit introduire elle-même une demande.

4. Polyvalence des demandes

Auparavant, une polyvalence existait uniquement pour les demandes de pension auprès de l’ONP et de l'Institut national d'Assurances sociales pour Travailleurs indépendants (INASTI) et une polyvalence limitée avec le Service des Pensions du Secteur public (SdPSP)

Depuis le 1er avril 2010, il y a une polyvalence pour les demandes auprès de l’ONP, de INASTI et du SdPSP : une demande dans le secteur public vaut demande dans le régime des travailleurs salariés / indépendants, une demande dans le régime des travailleurs salariés /indépendants vaut demande dans le secteur public.

5. Estimations

L’ONP envoie également aux personnes de 55 ans un aperçu des périodes d’assurance de pension, de même qu’une estimation des futurs droits de pension. Ceci offre aux personnes l’opportunité de réagir à d’éventuelles lacunes.

6. Attestations électroniques

En 2005 déjà, l’Office national des Pensions a mis en œuvre un projet via un partenariat avec la Banque carrefour de la sécurité sociale (BCSS), en vue de mettre à disposition par la voie électronique toutes les attestations qui sont fournies par l’ONP, afin d’obtenir des droits sociaux complémentaires.

Les attestations délivrées par l’Office aux bénéficiaires d’une garantie de revenus aux personnes âgées ou du revenu garanti ou bien d’une allocation de handicapé sont mises à la disposition des organismes/entreprises qui appliquent un tarif social.

Ceci permet aux organismes qui accordent des droits dérivés d’examiner, au moyen d’un flux électronique avec la BCSS, si le demandeur perçoit ou non une GRAPA, un RG ou une allocation de handicapé (au moment de la demande). Ceci évite aux citoyens les formalités administratives liées à la délivrance des attestations papier.

Ceci permet aux organismes en organismes en question d’accorder automatiquement des droits sociaux (dérivés ) complémentaires aux citoyens concernés.

Le 7 mars 2007, les objectifs de ce projet ont été réalisés. La possibilité de délivrer des attestations électroniques via la BCSS est techniquement disponible. Le succès dépend de la disposition des autres acteurs à rejoindre le système.

Vu que ces attestations peuvent profiter à un grand nombre, elles sont en outre envoyées d’office à chacun sous format papier par l’Office.

7. My Pension

Via le dossier électronique, le citoyen se voit offrir l’opportunité de consulter en ligne ses données en matière de périodes d’assurance de pension en tant que salarié. Il y trouve les détails de son dossier de pension et peut, depuis peu, entrer en relation avec l’Office et modifier directement certaines données personnelles.

L’obligation d’entamer un examen d’office, d’envoyer les périodes d’assurance de pension et les estimations automatiques est prescrite de manière réglementaire.

L’ONP cherchera cependant toutes les informations nécessaires en premier lieu auprès des autres administrations et uniquement en dernière instance auprès du citoyen. Afin de faciliter ceci, les 3 grands organismes de pension ont d’ailleurs reçu l’autorisation de la part du comité de surveillance d’avoir un droit de regard dans les banques de données de l’un l’autre.

En tant qu’institution publique de sécurité sociale, l’Office conclut tous les trois ans, avec l’autorité de tutelle un contrat d’administration dans lequel les objectifs sont fixés. L’extension de l’automatisation et des examens d’office font toujours partie de ce contrat, dont l’exécution est suivie attentivement. Ce suivi s’opère selon les principes du tableau de bord prospectif dans des rapports semestriels et annuels sur la base des indicateurs ; ces rapports sont soumis aux commissaires du gouvernement, au comité de gestion et au ministre des pensions. Il ressort de ce document que dans 58 pour cent de l’ensemble des cas, l’ONP a lui-même ouvert en 2011 le dossier sans que le citoyen doive introduire une demande.

L’Office national des pensions effectue également sur une base mensuelle des enquêtes de satisfaction auprès du citoyen et opère la gestion des plaintes.

Pour ce qui concerne le SdPSP :

En vertu de l’article 8 de la loi du 11 avril 1995 visant à instituer « la charte » de l'assuré social, les prestations sociales sont octroyées d'office chaque fois que cela est matériellement possible, le Roi déterminant ce qu'il y a lieu d'entendre par « matériellement possible ».

En ce qui concerne les pensions du secteur public, l’arrêté royal du 16 juillet 1998 portant exécution pour les régimes de pensions du secteur public de la loi du 11 avril 1995 visant à instituer la charte de l'assuré social, a énuméré les cas pour lesquels il est matériellement possible de déterminer automatiquement les droits à pension.

Ces cas sont décrits ci-dessous.

En matière de pension de survie, lorsque le donnant droit décédé bénéficiait d’une pension de retraite qui était gérée par le SdPSP, ce dernier examine d’office les droits à pension de survie du conjoint survivant, du conjoint divorcé s’il est le seul ayant-droit, et de orphelin mineur.

Lorsque le conjoint divorcé n’est pas le seul ayant droit – il est donc en concours avec un conjoint survivant –, le SdPSP n’examine pas d’office ses droits à une pension de survie. Le SdPSP avertit par lettre recommandée ce conjoint divorcé qu’il a la possibilité d’introduire, dans le délai d’un an après le décès de son ex-conjoint, une demande de pension de survie suite à ce décès. Le SdPSP le fait non seulement si l’ex-conjoint était déjà titulaire d’une pension de retraite gérée par le SdPSP, mais aussi si l’ex-conjoint décède en activité de service. Il va de soi que dans ce dernier cas, le SdPSP ne peut avertir le conjoint divorcé qu’après que le conjoint survivant ait introduit une demande de pension de survie et pour autant que cet ex- conjoint puisse être identifié sur la base des données disponibles au Registre national des personnes physiques.

Lorsque qu’il ressort d’une demande de pension de retraite ou de survie dans le régime de pension des travailleurs salariés ou dans le régime de pension des travailleurs indépendants, que des droits à pension ont été constitués dans un régime de pension du secteur public, l’ONP et l’INASTI sont tenus respectivement de transmettre la demande de pension au SdPSP. Cette demande de pension vaut demande d'une pension de même nature dans le régime de pension du secteur public.

Lorsqu’il ressort de l'examen d'office des droits à une pension de retraite ou de survie dans le régime de pension des travailleurs salariés ou dans le régime de pension des travailleurs indépendants, que des droits à pension ont été constitués dans un régime de pension du secteur public, l’ONP et l’INASTI sont respectivement tenus d’en aviser le SdPSP. Le SdPSP doit, dans ce cas, examiner d'office le droit à cette pension.

Le SdPSP est également tenu d’examiner d’office le droit à une pension de retraite si une décision d'inaptitude physique lui est transmise par le service d’expertise médical compétent.

Concernant l’indemnité de funérailles, le conjoint survivant n’est pas obligé d’introduire une demande pour l’obtenir lorsqu’il est dispensé d’introduire une demande de pension de survie parce que le conjoint décédé avait déjà droit à une pension de retraite qui était gérée par le SdPSP. Si le conjoint survivant n’est pas dispensé d’introduire une demande de pension de survie, la demande qui a été introduite pour la pension de survie vaut comme demande d’indemnité de funérailles.

Pour ce qui concerne l’accessibilité de la procédure administrative pour les pensionnés, l’on peut mentionner ce qui suit.

Dans les situations mentionnées ci-dessus dans lesquelles il fait d’office une enquête sur le droit à une pension de survie, le SdPSP dispose de toutes les données de base dont il a besoin pour calculer cette pension. Ces données de base sont en effet les mêmes que celles sur lesquelles la pension de retraite du donnant droit a été calculée. La collaboration de l’ayant droit à pension de survie n’est donc pas exigée pour la collecte des données de base.

Dans les situations mentionnées ci-dessus dans lesquelles il fait d’office une enquête sur le droit à une pension de retraite suite à une décision d'inaptitude physique transmise par le service d’expertise médical compétent, le SdPSP ne dispose pas encore de toutes les données de base lui permettant de calculer cette pension. La collaboration de l’ayant droit à pension de retraite pour la collecte de ces données de base, a connu de profondes modifications suite au projet Capelo. Alors qu’auparavant le membre du personnel était supposé constituer lui-même son dossier papier de pension, le faire vérifier et le compléter par son dernier employeur du secteur public, il appartient dorénavant à celui-ci de déclarer électroniquement via Capelo les données de base permettant au SdPSP d’accorder la pension. Le membre du personnel reçoit un aperçu de sa carrière déclarée électroniquement par l’employeur et a la possibilité de faire des observations.

Cette déclaration électronique des données de pension vaut par ailleurs aussi pour les pensions de retraite ou de survie pour lesquelles il est exigé une demande.

Cette déclaration électronique des données de pension ne signifie cependant pas qu’une collaboration ultérieure du pensionné n’est plus nécessaire pour terminer son dossier de pension. Avant l’éventuelle mise en paiement de la pension, le SdPSP doit en effet être informé par l’intéressé de ses revenus professionnels, de ses revenus de remplacement ou d’éventuelles autres pensions qu’il percevrait. Les formulaires de demande de ces renseignements sont rédigés – comme exigé par la Charte de l'assuré social – dans une langue compréhensible pour le pensionné. Un numéro de téléphone est communiqué au pensionné afin qu’il dispose d’un soutien téléphonique pour l’aider à remplir ces formulaires. Il peut éventuellement se faire aider en personne dans un des points pension dont la liste des adresses lui a été communiquée.

Concernant la satisfaction du citoyen, je peux mentionner qu’il est signalé par lettre au pensionné que s’il n’est pas satisfait du traitement de son dossier de pension, il peut déposer plainte auprès du directeur du service compétent du SdPSP. De telles plaintes sont pour le SdPSP un instrument d’évaluation journalière des ses procédures.

Étant donné que dans la plupart des situations le droit à pension de survie est examiné d’office et qu’il y a également un examen d’office du droit à une pension de retraite pour inaptitude physique, les catégories d’ayants droit les plus vulnérables sont automatiquement identifiées au sein du SdPSP.

La possibilité d’effectuer aussi cet examen d’office dans les cas où une demande de pension est actuellement exigée, ne pourra être examinée qu’au moment où les données de carrière de tous les membres du personnel du secteur public sont déclarées électroniquement, ce qui est prévu pour fin 2015.

Voor wat de Rijksdienst voor pensioenen (RVP) betreft:

In antwoord op zijn vragen heb ik de eer om het geachte lid het volgende mee te delen:

De RVP heeft als basisopdrachten het toekennen en betaalbaar stellen van de rust- en overlevingspensioenen werknemers en de inkomensgarantie voor ouderen. Daarnaast heeft de RVP een uitgebreide informatieopdracht met betrekking tot deze rechten.

In het kader van zijn informatieopdracht en dienstverlening naar de burger streeft de RVP ernaar om de toekenning van de rechten zoveel mogelijk te automatiseren.

1. Rustpensioen werknemer

Aanvankelijk gold dat elke uitkering ( uitgezonderd het vakantiegeld en de verwarmingstoelage) voorzien bij de wetgeving inzake werknemerspensioenen het voorwerp dient uit te maken van een aanvraag. De aanvraag kan ten vroegste worden ingediend 1 jaar voorafgaand aan de door de aanvrager gekozen ingangsdatum. In een beperkt aantal gevallen start de RVP zelf een dossier op, het dossier wordt dan “ambtshalve” onderzocht ( bijvoorbeeld op 60j : recht op rustpensioen voor een mijnwerker die een invaliditeitspensioen ontvangt). Daarnaast bestaat ook het systeem van “polyvalentie” : 1 aanvraag telt zowel voor de werknemers als voor de zelfstandigen, en 1 aanvraag volstaat om alle rechten te doen onderzoeken ( RPW, OPW en IGO).

Sinds 2002 werd in verschillende fasen, het automatisch pensioenonderzoek voor alle actieve en niet meer actieve werknemers die de wettelijke pensioenleeftijd bereiken, veralgemeend. Het betreft pensioenen ten vroegste ingegaan op 1 januari 2003 (voor de gerechtigden op ziekte – en invaliditeitsuitkeringen) en 1 januari 2004. (alle anderen die de wettelijke pensioenleeftijd bereiken)

Huidige stand van zaken : automatische toekenning op de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar)aan personen die hun hoofdverblijfplaats in België hebben en ooit werknemer zijn geweest

Moeten nog een aanvraag indienen:

  1. Personen die hun pensioen vervroegd wensen op te nemen vóór 65 jaar

  2. Personen die hun pensioen willen opnemen na 65 jaar

  3. Personen die hun rustpensioen willen opnemen op de leeftijd eigen aan een bijzonder stelsel ( mijnwerkers, zeevarenden, vliegend personeel van de burgerluchtvaart)

  4. Personen die hun hoofdverblijfplaats in het buitenland hebben.

2. Overlevingspensioen werknemer

Door de wetgeving van toepassing vanaf 1991, werd een reglementaire basis gegeven aan een praktijk die reeds door de RVP werd toegepast inzake automatisch onderzoek naar de rechten op een overlevingspensioen.

Huidige stand van zaken:

Het recht op overlevingspensioen wordt ambtshalve onderzocht :

  • indien de overleden echtgenoot, bij zijn overlijden, daadwerkelijk een rustpensioen als werknemer genoot, voordien een dergelijk pensioen daadwerkelijk had genoten, had afgezien van de betaling ervan of de betaling ervan niet had bekomen om de andere echtgenoot in de mogelijkheid te stellen het rustpensioen te verkrijgen berekend op basis van 75 % van de bezoldigingen;

  • indien op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot :

a) nog geen definitieve beslissing was betekend omtrent het recht op rustpensioen, ingevolge de daartoe ingediende aanvraag of ingevolge het onderzoek van ambtswege;

b) een beslissing omtrent het recht op rustpensioen was betekend en het overlijden plaats vond tussen de datum van kennisgeving van beslissing en de ingangsdatum van het rustpensioen.

Ingevolge een doorgedreven informatisering worden de meeste van deze beslissingen binnen enkele dagen na het overlijden genomen en wordt een onderbreking in de betzaling zo goed als vermeden

Ingeval van scheiding van tafel en bed of feitelijke scheiding wordt het recht op overlevingspensioen van de langstlevende echtgenoot ambtshalve onderzocht, zo hij een aanvraag had ingediend om een gedeelte van het rustpensioen van de andere te bekomen of zo zijn recht daarop ambtshalve werd onderzocht.

3. Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)

In de wetgeving van 2001 is een automatisch onderzoek naar de rechten op IGO voorzien als de betrokkene:

  1. Een pensioenaanvraag indient ten laste van een Belgische verplichte pensioenregeling ( omgekeerd geldt aanvraag om IGO ook als pensioenaanvraag in de Belgische wettelijke pensioenregelingen);

  2. Een pensioen geniet in de regeling voor werknemers of voor zelfstandigen, zelfs indien vervroegd toegekend;

  3. Een tegemoetkoming aan gehandicapten geniet;

  4. Het bestaansminimum ontvangt.

De RVP onderzoekt automatisch het recht op IGO wanneer iemand op 65 jaar met pensioen gaat, en sinds oktober 2010 ook voor mensen die vervroegd met pensioen gingen wanneer ze 65 worden. ( vanaf geboortejaar 1945)

De RVP is ook bezig met onderzoek met terugwerkende kracht voor wie het recht op de IGO in het verleden niet werd onderzocht. Deze inhaalbeweging wordt georganiseerd sinds januari 2011 door elke maand alle vervroegd gepensioneerden in één geboortemaand vóór 1945 te screenen.

Bij een verkoop van een onroerend goed geldt een vrijstelling die jaarlijks moet worden toegepast. De Rijksdienst doet dit eveneens ambtshalve.

Het kan zijn dat, wanneer de IGO eerder geweigerd werd, een gepensioneerde op een later moment door een verhoging van het bedrag van de IGO of door een wijziging in zijn financiële of gezinssituatie nu misschien wel aanspraak kan maken op een IGO. In dat geval dient de persoon zelf een aanvraag te doen.

4. Polyvalentie van de aanvragen

Vroeger bestond er alleen polyvalentie van de pensioenaanvragen bij de RVP en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) en een beperkte polyvalentie met Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS)

Sinds 1 april 2010 is er polyvalentie voor aanvragen bij RVP, RSVZ en PDOS : een aanvraag in de openbare sector geldt als aanvraag in de regeling werknemers/ zelfstandigen, een aanvraag in de regeling werknemers/zelfstandigen geldt als aanvraag in de openbare sector.

5. Ramingen

De RVP stuurt ook automatisch aan de 55-jarigen een overzicht van de pensioenverzekeringstijdvakken samen met een raming van de toekomstige pensioenrechten. Dit geeft mensen de kans om te reageren op eventuele lacunes.

6. Elektronische attesten

Reeds in 2005 heeft de Rijksdienst voor pensioenen via een partnership met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) een project opgestart met als doel om alle attesten voor het verkrijgen van aanvullende sociale rechten, die afgeleverd worden door de RVP, elektronisch beschikbaar te stellen.

De attesten afgeleverd door de Rijksdienst aan de gerechtigden op een inkomensgarantie voor ouderen , op het gewaarborgd inkomen en op een tegemoetkoming als minder-valide worden via de KSZ elektronisch beschikbaar gesteld aan de instellingen/bedrijven die een sociaal tarief toepassen.

Dit laat toe dat de instellingen die afgeleide rechten verlenen, nagaan, door middel van een on- stroom met de KSZ, of de aanvrager al dan niet een IGO, een GI of een tegemoetkoming als minder-valide ontvangt (op het ogenblik van de aanvraag). Dit vermijdt voor de burgers de administratieve formaliteiten gekoppeld aan het afleveren van papieren attesten.

Dit laat de desbetreffende instellingen en organismen toe om automatisch aanvullende (afgeleide) sociale rechten aan de desbetreffende burgers te verlenen.

Op 7 maart 2007 werden de doelstellingen van dit project gerealiseerd. De mogelijkheid om elektronische attesten af te leveren via de KSZ is technisch aanwezig. Het succes hangt af van de bereidheid van de andere actoren om in het systeem te stappen.

Aangezien deze attesten tot velerlei nut kunnen zijn, worden ze door de Rijksdienst daarnaast ook nog ambtshalve aan iedereen in papieren vorm toegestuurd.

7. My Pension

Via het elektronisch dossier wordt aan de burger online de kans gegeven om zijn gegevens inzake zijn pensioenverzekeringstijdvakken als werknemer raadplegen. Hij vindt er de details van zijn pensioendossier en kan sinds kort via interactieve formulieren met de Rijksdienst in verbinding treden en rechtstreeks sommige persoonlijke gegevens wijzigen.

De verplichting tot het starten van een ambtshalve onderzoek, het opsturen van pensioenverzekeringstijdvakken en van de automatische ramingen is reglementair voorgeschreven.

De RVP zal alle nodige informatie trouwens in eerste plaats zoeken bij andere administraties en pas in laatste instantie bij de burger. Om dit te faciliteren hebben de 3 grote pensioeninstellingen trouwens de toestemming gekregen van het toezichtscomité om inzage te hebben in elkaars databanken.

De Rijksdienst sluit om de 3 jaar, als openbare instelling van sociale zekerheid, met de voogdijoverheid een bestuursovereenkomst af waarin de doelstellingen worden vastgelegd. Het uitbreiden van de automatisering en van de ambtshalve onderzoeken maken steeds deel uit van deze overeenkomst, waarvan de uitvoering nauwlettend wordt opgevolgd. Deze opvolging gebeurt volgens de principes van de balanced scorecard in semesteriele en jaarrapporten op basis van indicatoren deze rapporten worden voorgelegd aan de regeringscommissarissen, aan het beheerscomité en aan de Minister van pensioenen. Uit dit document blijkt dat in 58 percent van alle gevallen de RVP in 2011 het dossier zelf heeft opgestart zonder dat de burger een aanvraag diende in te dienen

De Rijksdienst voor pensioenen doet ook op maandelijkse basis tevredenheidsenquêtes bij de burger en doet aan klachtenmanagement.

Voor wat de PDOS betreft :

Overeenkomstig artikel 8 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde worden de sociale prestaties ambtshalve toegekend telkens wanneer dit materieel mogelijk is en bepaalt de Koning wat onder “materieel mogelijk” moet worden verstaan.

Voor wat de pensioenen van de overheidssector betreft heeft het koninklijk besluit van 16 juli 1998 tot uitvoering voor de pensioenstelsels van de openbare sector van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde, de gevallen opgesomd waarin het materieel mogelijk is om de pensioenrechten van de overheidssector automatisch vast te stellen.

Deze gevallen worden hierna beschreven.

De PDOS beslist ambtshalve over het recht op overlevingspensioen van een langstlevende echtgenoot, van een uit de echt gescheiden echtgenoot indien hij de enige rechthebbende is en van een minderjarige wees indien respectievelijk de overleden echtgenoot, de ex-echtgenoot of de ouder reeds gerechtigd was op een rustpensioen dat werd beheerd door de PDOS.

Voor de uit de echt gescheiden echtgenoot die niet de enige rechthebbende is – en dus in samenloop komt met een langstlevende echtgenoot – beslist de PDOS niet ambtshalve over het recht op overlevingspensioen. De PDOS wijst deze uit de echt gescheiden echtgenoot wel per aangetekend schrijven op de mogelijkheid dat hij binnen een termijn van een jaar na het overlijden een aanvraag kan indienen tot het verkrijgen van een overlevingspensioen ingevolge het overlijden van de gewezen echtgenoot. De PDOS doet het voormelde niet enkel indien de ex-echtgenoot reeds gerechtigd was op een rustpensioen dat werd beheerd door de PDOS, maar eveneens indien de ex-echtgenoot overlijdt in dienstactiviteit. Het spreekt vanzelf dat in dit laatste geval, de PDOS de uit de echt gescheiden echtgenoot pas kan verwittigen nadat de langstlevende echtgenoot een pensioenaanvraag heeft ingediend en op voorwaarde dat de uit de echt gescheiden echtgenoot geïdentificeerd kan worden op basis van de in het Rijksregister van de natuurlijke personen beschikbare gegevens.

Wanneer uit de aanvraag om een rust- of overlevingspensioen in de pensioenregeling van de werknemers of in de pensioenregeling van de zelfstandigen blijkt dat er eveneens pensioenrechten zijn in een pensioenstelsel van de overheidssector, dan is de RVP, respectievelijk het RSVZ, ertoe gehouden de pensioenaanvraag door te sturen naar de PDOS. Deze pensioenaanvraag geldt als aanvraag voor een pensioen van dezelfde aard in het pensioenstelsel van de overheidssector.

Indien tijdens het ambtshalve onderzoek van het recht op een rust- of overlevingspensioen in de pensioenregeling van de werknemers of in de pensioenregeling van de zelfstandigen blijkt dat er eveneens pensioenrechten zijn in een pensioenstelsel van de overheidssector, dan is de RVP, respectievelijk het RSVZ, ertoe gehouden de PDOS hiervan op de hoogte te brengen. De PDOS is in dit geval gehouden het recht op pensioen ambtshalve te onderzoeken.

De PDOS is eveneens gehouden tot ambtshalve onderzoek van het recht op rustpensioen indien hem een beslissing van lichamelijke ongeschiktheid wordt toegezonden door de daartoe bevoegde dienst medische expertise.

Wat de begrafenisvergoeding betreft is de langstlevende echtgenoot niet verplicht een aanvraag tot het verkrijgen van deze vergoeding in te dienen als hij is vrijgesteld van het indienen van een aanvraag om overlevingspensioen omdat de overleden echtgenoot reeds gerechtigd was op een rustpensioen dat werd beheerd door de PDOS. Indien de langstlevende echtgenoot niet is vrijgesteld van het indienen van een aanvraag om een overlevingspensioen, geldt de aanvraag die wordt ingediend om het overlevingspensioen te verkrijgen als aanvraag van de begrafenisvergoeding.

Wat betreft de toegankelijkheid van de administratieve procedure voor de gepensioneerde kan het volgende worden vermeld.

In de voormelde situaties waarin de PDOS een ambtshalve onderzoek doet naar het recht op overlevingspensioen, beschikt hij over alle basisgegevens op grond waarvan hij het overlevingspensioen kan berekenen. Deze basisgegevens zijn immers dezelfde als deze op grond waarvan hij het rustpensioen van de rechtgever heeft berekend. De medewerking van de rechthebbende op het overlevingspensioen is dan ook niet vereist bij het samenstellen van de basisgegevens.

In voormelde situatie waarin de PDOS een ambtshalve onderzoek doet naar het recht op rustpensioen indien hem een beslissing van lichamelijke ongeschiktheid wordt toegezonden door de daartoe bevoegde dienst medische expertise, beschikt de PDOS nog niet over alle basisgegevens op grond waarvan hij dit rustpensioen moet berekenen. De medewerking van de rechthebbende op dit rustpensioen bij het samenstellen van deze basisgegevens onderging ingevolge het project Capelo grondige wijzigingen. Terwijl het personeelslid vroeger geacht werd zelf zijn papieren pensioendossier samen te stellen en te laten verifiëren en aanvullen door zijn laatste werkgever van de overheidssector, is het nu aan deze laatste om de gegevens op basis waarvan de PDOS het pensioen kan toekennen elektronisch aan te geven via Capelo. Het personeelslid krijgt wel een overzicht van de loopbaan die de werkgever elektronisch heeft aangegeven en heeft de mogelijkheid hierover opmerkingen te maken.

Voormelde elektronische aangifte van pensioengegevens geldt overigens ook voor rust- en overlevingspensioenen waarvoor een aanvraag vereist is.

De elektronische aangifte van pensioengegevens betekent evenwel niet dat geen verdere medewerking van de gepensioneerde meer nodig is bij de afhandeling van zijn pensioendossier. Vóór de eventuele inbetalingstelling van het pensioen moet de PDOS immers door betrokkene geïnformeerd worden over zijn beroepsinkomsten, vervangingsinkomen of eventuele andere pensioenen die hij ontvangt. De formulieren waarmee deze inlichtingen worden opgevraagd, zijn – zoals vereist door het Handvest van de Sociaal Verzekerde – opgesteld in een voor de gepensioneerde begrijpelijke taal. De betrokkene wordt een telefoonnummer meegedeeld zodat hij telefonische ondersteuning kan bekomen bij het invullen van de formulieren. Eventueel kan hij zich persoonlijk laten bijstaan in één van de pensioenpunten waarvan de adreslijst hem wordt meegedeeld.

Wat de tevredenheid van de burger betreft, kan worden vermeld dat de gepensioneerde schriftelijk wordt meegedeeld dat hij, indien hij niet tevreden is over de behandeling van zijn pensioendossier, een klacht kan richten aan de directeur van de bevoegde dienst binnen de PDOS. De klachten van eventueel ontevreden gepensioneerden zijn voor de PDOS een instrument bij de dagelijkse evaluatie van zijn procedures.

Gezien in de meeste situaties het recht op overlevingspensioen ambtshalve wordt onderzocht, alsook gelet op het ambtshalve onderzoek naar het recht op een rustpensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid, worden de meest kwetsbare categorieën van rechthebbenden binnen de PDOS automatisch geïdentificeerd.

De mogelijkheid om het ambtshalve onderzoek ook te verrichten voor de gevallen waarvoor momenteel een aanvraag voor pensioen vereist is, zal pas kunnen worden onderzocht eens de loopbaangegevens van alle personeelsleden binnen de overheidssector elektronisch zijn aangegeven. Dit wordt voorzien tegen einde 2015.