SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
22 aôut 2012 22 augustus 2012
________________
Question écrite n° 5-6886 Schriftelijke vraag nr. 5-6886

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Infractions commises envers certaines personnes à caractère public - Loi du 8 mars 2010 - Chiffres - Banques de données - Registre central Misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid - Wet van 8 maart 2010 - Cijfers - Databanken - Centraal register 
________________
statistique officielle
officier ministériel
agression physique
poursuite judiciaire
circonstance aggravante
casier judiciaire
officiële statistiek
ministerieel ambtenaar
lichamelijk geweld
gerechtelijke vervolging
verzwarende omstandigheid
strafblad
________ ________
22/8/2012Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
22/8/2012Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
________ ________
Question similaire aussi posée à : question écrite 5-6885 Question similaire aussi posée à : question écrite 5-6885
________ ________
Question n° 5-6886 du 22 aôut 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-6886 d.d. 22 augustus 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les agents de police font partie de la force et de l'autorité publiques qui constituent le fondement d'un État de droit. Commettre des actes de violence envers un agent de police revient en fait à attaquer l'État de droit lui-même et doit donc être sévèrement sanctionné.

La loi du 8 mars 2010 relative à la circonstance aggravante pour les auteurs de certaines infractions commises envers certaines personnes

à caractère public a alourdi les peines infligées pour les actes de violence perpétrés contre certains dépositaires de l'autorité et les a même doublées dans certains cas. Cette loi ne vise pas uniquement les violences envers les agents de police mais aussi, entre autres, envers les notaires, les huissiers de justice ou les inspecteurs de navires et les membres de la police maritime.

La loi est entrée en vigueur le 9 avril 2010.

Je souhaite poser les questions suivantes à la ministre :

1. Depuis l'entrée en vigueur de la loi du 8 mars 2010, combien de poursuites ont-elles été engagées dans le cadre d'un dossier relatif à une agression envers des personnes à caractère public ? Je souhaiterais recevoir les données du 9 avril 2010 à ce jour.

2. Depuis l'entrée en vigueur de la loi du 8 mars 2010, combien de fois l'a-t-on effectivement appliquée ? Combien de condamnés ont-ils vu leur peine alourdie en vertu de la loi du 8 mars 2010 ? Je souhaiterais recevoir les données du 9 avril 2010 à ce jour.

3. Combien de dossiers de poursuites concernaient-ils une infraction commise envers un officier ministériel ? Combien envers un agent ? Combien envers une autre personne à caractère public ? Je souhaiterais recevoir les données du 9 avril 2010 à ce jour.

4. Pouvez-vous fournir une répartition des peines prononcées, par catégorie, dans le cadre de la loi du 8 mars 2010 ? Combien concernaient-elles des cas visés à l'article 398, premier alinéa ? Combien à l'article 398, deuxième alinéa ? Combien à l'article 399, premier alinéa ? Combien à l'article 399, deuxième alinéa ? Combien à l'article 400, premier alinéa ? Combien à l'article 400, deuxième alinéa ? Combien à l'article 401, premier alinéa ? Combien à l'article 401, deuxième alinéa ? Je souhaiterais recevoir les données du 9 avril à ce jour.

5. Les données relatives à la profession de la victime sont-elles automatiquement conservées dans des banques de données ? Quelles professions y apparaissent-elles le plus ? Quelles professions relèvent-elles de la nouvelle loi du 8 mars 2010 ? Quelles professions en sont-elles exclues ? La ministre estime-t-elle nécessaire d'étendre la loi du 8 mars 2010 à d'autres professions ?

6. Le Casier judiciaire central permet-il d'encoder les infractions sur la base de la qualité de la victime ? Dans l'affirmative, quelles informations sont-elles mises à jour et peuvent-elles être consultées ? Dans la négative, de quelle manière le respect strict de la loi est-il garanti ?

 

Politieagenten maken deel uit van de openbare macht en het openbaar gezag, die de hoekstenen van een rechtsstaat uitmaken. Het plegen van geweld ten aanzien van een politieagent betreft in wezen een aanslag op de rechtsstaat zelf en moet dan ook streng bestraft worden.

De wet van 8 maart 2010 met betrekking tot de verzwarende omstandigheid voor daders van bepaalde misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid, heeft de bestraffing van geweldpleging tegen bepaalde gezagsdragers verzwaard en in sommige gevallen zelfs verdubbeld. Niet alleen werd hiermee het geweld tegen politiemensen beoogd, maar ook geweld tegen o.a. notarissen, gerechtsdeurwaarders of scheepscontroleurs en de leden van de scheepvaartpolitie.

De wet is in werking getreden op 9 april 2010.

Graag had ik de minister volgende vragen gesteld:

1. Hoeveel vervolgingen werden er, sinds de betreffende wet van 8 maart 2010 in werking is getreden, ingesteld in het kader van een dossier betreffende agressie tegen personen bekleed met een openbare hoedanigheid? Graag gegevens van 9 april 2010 tot heden.

2. Hoeveel keer, sinds de betreffende wet van 8 maart 2010 in werking is getreden, is er effectief gebruik van gemaakt? Hoeveel veroordeelden kregen een strafverzwaring op basis van de wet van 8 maart 2010? Graag gegevens van 9 april 2010 tot heden.

3. Hoeveel dossiers van vervolging hadden betrekking op een misdrijf gepleegd op een ministerieel ambtenaar? Hoeveel op een agent? Hoeveel op een andere persoon bekleed met een openbare hoedanigheid? Graag gegevens van 9 april 2010 tot heden.

4. Kunt u een opdeling geven van de uitgesproken straffen, per categorie, in het kader van de wet van 8 maart 2010? Hoeveel hadden betrekking op gevallen bedoeld in artikel 398, eerste lid? Hoeveel op artikel 398, tweede lid? Hoeveel op artikel 399, eerste lid? Hoeveel op artikel 399, tweede lid? Hoeveel op artikel 400, eerste lid? Hoeveel op artikel 400, tweede lid? Hoeveel op artikel 401, eerste lid en hoeveel op artikel 401, tweede lid? Graag gegevens van 9 april 2010 tot heden.

5. Worden de gegevens van het beroep van het slachtoffer systematisch bijgehouden in databanken? Welke beroepen komen het meeste voor in de databanken? Welke beroepen vallen onder de nieuwe wet van 8 maart 2010? Welke beroepen vallen erbuiten? Ziet de minister noodzaak om de wet van 8 maart 2010 uit te breiden naar andere beroepen?

6. Laat het centraal strafregister toe om inbreuken op basis van de hoedanigheid van het slachtoffer te coderen? Zo ja, welke informatie wordt bijgehouden en kan geraadpleegd worden? Zo neen, op welke wijze wordt de correcte naleving van de wet gegarandeerd?