SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
1 février 2012 1 februari 2012
________________
Question écrite n° 5-5456 Schriftelijke vraag nr. 5-5456

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
Sanctions administratives communales - Jeunes - Abaissement de l'âge - Chiffres Gemeentelijke administratieve sancties - Jongeren - Verlaging leeftijd - Cijfers 
________________
jeune
sanction administrative
statistique officielle
commune
droits de l'enfant
amende
problème social
jongere
administratieve sanctie
officiële statistiek
gemeente
rechten van het kind
geldboete
sociaal probleem
________ ________
1/2/2012Verzending vraag
7/8/2012Antwoord
1/2/2012Verzending vraag
7/8/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-5456 du 1 février 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5456 d.d. 1 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En permettant de sanctionner les jeunes dès quatorze ans au lieu de seize ans au moyen des sanctions communales administratives (SAC), nous avons atteint, selon certains opposants à la mesure, un triste extrême en matière de stigmatisation « de la jeunesse actuelle ». Selon eux, la réglementation existante suscite déjà des problèmes fondamentaux en termes d'égalité juridique et de sécurité juridique pour chacun, et de statut juridique des mineurs d'âge en particulier.

Les opposants à cette mesure soulignent encore que l'intolérance vis-à-vis des enfants et des jeunes est clairement en croissance. Ils observent aussi la prolifération du terme « incivilités » sans que l'on n'en ait une définition claire. En pratique, selon eux, ce qu'une commune considère comme « incivilités » ne l'est pas dans une autre. Il y aurait parfois même des différences au sein d'une même commune.

Ces critiques soulignent encore que les sanctions administratives communales ou amendes pour incivilités appartiennent à une vaste zone grise. Toujours d'après eux, on ne saurait pas clairement quels sont les comportements délictueux ni qui est compétent pour sévir. Ils estiment que cette situation met à mal les garanties juridiques dans un État de droit.

Ils se demandent aussi si les mesures proposées sont proportionnelles à l'ampleur « du problème ». Nous disposons de très peu de données mais il s'avère que la proportion de SAC qui concernent les mineurs d'âge serait très limitée. Ce sont en outre le plus souvent les parents qui seront amenés à payer l'amende.

En imputant la faute aux jeunes, on ne se pose en outre pas d'autres questions , comme celle des causes structurelles des problèmes sociaux (décrochage scolaire, chômage des jeunes). On ne les résoudra pas simplement par l'abaissement de l'âge. Bien qu'ils souscrivent à l'idée qu'il faut chercher à maîtriser les comportements indésirables, ils refusent l'institutionnalisation de l'intolérance à l'égard des mineurs d'âge.

Ils rejettent donc le projet de loi qui porte préjudice aux droits de l'enfant, ancrés dans la Convention internationale des droits de l'enfant. La Belgique aurait été interpellée récemment à ce sujet par la commission des droits de l'enfant des Nations unies (ONU). On demanderait à notre pays d'évaluer la compatibilité des sanctions administratives avec la Convention des droits de l'enfant.

Les détracteurs estiment que le législateur ne peut ouvrir la porte à l'arbitraire en abaissant l'âge sans commencer par élaborer une définition légale des incivilités. Ils estiment qu'il faut aussi mieux définir la médiation pour protéger les mineurs concernés. Elle en serait selon eux parfois réduite à une mascarade tellement le cadre est peu précisé (voir l'article du Standaard du 24/01/2012).

Mes questions sont les suivantes :

1) La ministre dispose-t-elle de données chiffrées ventilées par région concernant le nombre d'amendes infligées dans notre pays de 2008 à 2011 dans le cadre des SAC ? Dans combien de cas s'agissait-il de mineurs d'âge ? Dans combien de cas a-t-on trouvé une solution par le biais de la médiation avec des mineurs d'âge ? Quels résultats précis les médiations ont-elles donnés ?

2) Estime-t-elle que la réglementation actuelle donne lieu à des problèmes fondamentaux en matière d'égalité juridique ou de sécurité juridique pour chacun et de statut juridique des mineurs d'âge en particulier ? Peut-elle commenter sa réponse ?

3) Constate-telle aussi la prolifération du terme « incivilités » sans qu'il soit clairement défini ? Estime-t-elle le cas échéant qu'il faille élaborer une définition légale des incivilités ?

4) Confirme-t-elle que notre pays a récemment été interpellé par la commission des droits de l'enfant des Nations unies et qu'on lui a demandé d'évaluer la compatibilités des sanctions administratives avec la Convention des droits de l'enfant ? Quel est son point de vue à ce sujet ?

5) Reconnaît-elle qu'on élude ici les questions relatives aux causes structurelles des problèmes sociaux (décrochage scolaire et chômage des jeunes) et qu'on ne les résoudra pas simplement par l'abaissement de l'âge? Ou bien s'éloigne-t-on ici de l'essence du débat et du problème à résoudre ?

 

Met de mogelijkheid om jongeren vanaf veertien jaar, in plaats van zestien jaar, te bestraffen met Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) bereiken we volgens de tegenstanders een triest hoogtepunt in de problematisering van "de jeugd van tegenwoordig". Volgens hen geeft de bestaande regelgeving nu al aanleiding tot fundamentele problemen inzake de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid van iedereen, en de rechtspositie van minderjarigen in het bijzonder.

De tegenstanders wijzen er ook op dat de onverdraagzaamheid ten aanzien van kinderen en jongeren duidelijk toeneemt. Ze zien tevens een enorme wildgroei van de term 'overlast' waarbij het zoeken is naar een duidelijke definitie van overlast. Dat zorgt er volgens hen in de praktijk voor dat wat in de ene gemeente als overlast wordt beschouwd, in een andere gemeente dat niet is. Volgens hen zijn er zelfs verschillen binnen een gemeente.

De criticasters wijzen er ook op dat de gemeentelijke administratieve sancties of 'overlastboetes' in een grote grijze zone zitten. Het is volgens hen niet duidelijk welke gedragingen ze hier strafbaar stellen en wie bevoegd is om ertegen op te treden. Rechtswaarborgen geraken volgens hen in een rechtsstaat daardoor zwaar in de verdrukking.

Een belangrijke vraag is volgens de tegenstanders ook of de voorgestelde maatregelen wel in verhouding staan tot de omvang van "het probleem". We beschikken blijkbaar over bijzonder weinig gegevens, maar daaruit zou blijken dat het procentueel aandeel van de minderjarigen in de GAS-statistieken heel beperkt is. Het zijn bovendien de ouders die de boete meestal zullen (moeten) ophoesten.

Door de schuld alleen bij de jongere te leggen, worden er bovendien geen andere vragen gesteld, zoals naar structurele oorzaken van maatschappelijke problemen (schooluitval, jeugdwerkloosheid). Die zijn dan weer niet op te lossen door simpel de leeftijd te verlagen. Hoewel ze het zoeken naar manieren om onbetamelijk gedrag te beteugelen onderschrijven, nemen ze afstand van het institutionaliseren van onverdraagzaamheid tegenover minderjarigen.

Ze verzetten ze zich dus tegen een wetsontwerp dat afbreuk doet aan de kinderrechten, verankerd in het Internationaal Kinderrechtenverdrag. De Belgische overheid zou hier recent door het Comité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties (VN) op zijn aangesproken. Ons land zou gevraagd zijn om de verenigbaarheid van de administratieve sancties met het Kinderrechtenverdrag te evalueren.

Volgens de criticasters mag de wetgever de deur naar willekeur niet verder openen door de leeftijd te verlagen, zonder dat hij eerst een wettelijke definitie van overlast heeft uitgewerkt. Ook de "bemiddeling" om de betrokken minderjarigen te beschermen moet volgens hen beter worden uitgewerkt. Deze bemiddeling verwordt volgens hen soms tot een schertsvertoning doordat het kader ook hierin niet goed werd uitgetekend (zie artikel in De Standaard van 24/1/2012).

In dit kader een aantal vragen:

1) Beschikt de geachte minister over cijfergegevens, opgesplitst per gewest, betreffende het aantal GAS-boetes dat er in de periode 2008 tot 2011 werden opgelegd in ons land? In hoeveel gevallen ging het om minderjarigen? Hoe vaak werd er bij minderjarigen een oplossing gevonden via de bemiddeling? Welke resultaten leverden die bemiddelingen precies op?

2) Deelt zij de mening dat de bestaande regelgeving aanleiding geeft tot fundamentele problemen inzake de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid van iedereen, en de rechtspositie van minderjarigen in het bijzonder? Kan zij haar antwoord toelichten?

3) Ziet zij ook een enorme wildgroei van de term 'overlast' waarbij het zoeken is naar een duidelijke definitie van overlast? Acht zij het desgevallend noodzakelijk om een wettelijke definitie van overlast heeft uit te werken?

4) Kan zij bevestigen dat ons land door het VN-Comité voor de Rechten van het Kind werd aangesproken en werd gevraagd om de verenigbaarheid van de administratieve sancties met het Kinderrechtenverdrag te evalueren? Wat is haar standpunt terzake?

5) Deelt zij de mening dat hier geen vragen worden gesteld naar structurele oorzaken van maatschappelijke problemen (schooluitval, jeugdwerkloosheid) en dat die niet op te lossen door simpel de leeftijd te verlagen? Of wordt hiermee afgeweken van de essentie van het debat en het op te lossen probleem?

 
Réponse reçue le 7 aôut 2012 : Antwoord ontvangen op 7 augustus 2012 :

L’honorable membre trouvera ci-après réponse à sa question. 

1.   Nous ne disposons pas de chiffres relatifs au nombre d’amendes administratives communales qui ont été infligées par région pendant la période 2008-2011. À ce jour, aucune étude n’a d’ailleurs permis de recueillir tous ces chiffres pour les villes et communes belges. De même, aucun chiffre n’est disponible en ce qui concerne le nombre de sanctions infligées aux mineurs.

Il convient d’ailleurs de tenir compte du fait que la procédure dans le cadre des sanctions administratives communales à l’égard des mineurs prévoit une médiation préalable obligatoire. En cas de médiation, il est très fréquent que plus aucune amende administrative ne soit infligée. À l’examen des éventuels chiffres fournis par certaines villes et communes, il convient donc de tenir compte de cet élément.

Votre question quant au résultat produit par une médiation ne peut faire l’objet d’une réponse en termes généraux étant donné que ce résultat varie d’un cas à l’autre. Conformément à l’article 119ter de la Nouvelle Loi communale, la médiation vise en effet à permettre à l’auteur de l’infraction d’indemniser ou de réparer le dommage qu’il a provoqué.  

2.   Je ne suis pas d’avis que l’application de l’article 119bis de la Nouvelle Loi communale porte atteinte à la sécurité ou à l’égalité juridique, ni qu’elle compromet le statut juridique des mineurs. Chaque commune doit avant tout insérer dans un règlement ou une ordonnance communal(e) les comportements qu’elle entend punir d’une sanction administrative communale. Le cas échéant, toute personne qui se trouve sur le territoire de la commune concernée est soumise aux mêmes règles et dispositions.  

C’est également le cas des mineurs, à condition qu’un certain nombre de règles de protection procédurales viennent s’ajouter, pour cette catégorie d’âge, à l’article 119bis de la Nouvelle Loi communale et que la médiation préalable obligatoire y soit également insérée. Par ailleurs, il existe aussi des possibilités de recours spécifiques pour les mineurs, qui permettent même de remplacer une sanction administrative communale par une mesure de garde, de préservation ou d’éducation.  

3.   Il ne s’agit pas d’une prolifération du terme dérangement public. Pour rappel, Le législateur a décidé à l’époque de ne pas définir la notion de « dérangement public » dans la loi.

Avant l’introduction de l’article 119bis NLC, les infractions à ces dispositions ne pouvaient uniquement être sanctionnées que par des peines de police. L’absence de définition avait pour but de permettre aux villes et communes de mener une politique adaptée aux besoins locaux et aux problèmes rencontrés par chacune d’entre elles. Toutefois, avec les critiques soulevées par les diverses associations sur le manque de définition claire du terme « dérangement public », il est examiné au sein du gouvernement, dans le cadre de la réforme des sanctions administratives, la possibilité de définir clairement cette notion sans pour autant empêcher les villes et communes de mener leur propre politique.  

4.   Il existe une recommandation qui incite les États membres à vérifier si les sanctions administratives sont conformes à la Convention relative aux droits de l’enfant. Une telle recommandation est bien sûr prise en compte par mon administration qui se chargera dès que possible d’effectuer l’évaluation recommandée par le Comité des droits de l’enfant.  

5.   Il y a lieu d’opérer une distinction entre, d’une part, l’approche des nuisances par le biais du système de sanctions administratives communales et, d’autre part, la gestion des problèmes sous-jacents (notamment l’exemple, cité dans la question, du chômage des jeunes). Il va de soi que les sanctions administratives communales peuvent uniquement contribuer à l’approche des comportements générateurs de nuisances.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag. 

1.   Er zijn geen cijfers beschikbaar met betrekking tot het aantal gemeentelijke administratieve geldboetes dat in de periode 2008-2011 werd opgelegd per gewest. Tot op vandaag is er trouwens geen studie voorhanden die al deze cijfers van de Belgische steden en gemeenten verzamelt. Evenmin zijn cijfers voorhanden met betrekking tot het aantal aan minderjarigen opgelegde sancties.

Men dient ter trouwens rekening mee te houden dat de procedure in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties ten aanzien van minderjarigen voorziet in een voorafgaande verplichte bemiddeling. In geval van bemiddeling gebeurt het zeer frequent dat geen administratieve geldboete meer wordt opgelegd. Bij de beoordeling van eventuele cijfers die door bepaalde steden en gemeenten aangeleverd worden, dient hiermede dan ook rekening te worden gehouden.

Uw vraag met betrekking tot het resultaat dat een bemiddeling oplevert, kan niet in algemene termen worden beantwoord aangezien dit afhankelijk is van casus tot casus. Conform artikel 119ter van de Nieuwe gemeentewet beoogt de bemiddeling immers de dader van de inbreuk de mogelijkheid te bieden de schade die werd aangebracht, te vergoeden of te herstellen.  

2.   Ik ben niet van oordeel dat door de toepassing van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet de rechtszekerheid of rechtsgelijkheid zou aangetast zijn of dat daardoor de rechtspositie van minderjarigen in het gedrang zou komen. Iedere gemeente moet eerst de gedragingen die zij wenst te sanctioneren met een gemeentelijke administratieve sanctie opnemen in een gemeentelijk reglement of verordening. Eenieder die zich dan op het grondgebied van de desbetreffende gemeente bevindt, is dan onderworpen aan dezelfde regels en bepalingen.

Ten aanzien van minderjarigen geldt dit evenzeer, met dient verstande dat bijkomend voor deze leeftijdscategorie nog een aantal procedurele beschermingsregels worden voorzien in artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet en dat ook de verplichte voorafgaande bemiddeling is opgenomen.  

Daarenboven zijn er ook nog de specifieke beroepsmogelijkheden voor de minderjarigen, waarbij een gemeentelijke administratieve sanctie zelfs kan vervangen worden door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding.  

3.   Het gaat hier niet om een wildgroei met betrekking tot de term “overlast”. Ter herinnering: de wetgever heeft er destijds voor geopteerd om het begrip “overlast” niet te definiëren in de wet ; Voor de invoering van artikel 119bis NGW konden deze bepalingen enkel gesanctioneerd worden met politiestraffen. De afwezigheid van enige definitie had tot doel de steden en gemeenten toe te staan een beleid te voeren dat aangepast is aan de plaatselijke noden en de problemen die door elk bestuur werden ondervonden. Met de kritiek aangehaald door verscheidene verenigingen over het gebrek aan een duidelijke definitie van “overlast”, wordt in het kader van de hervorming van de administratieve sancties de mogelijkheid onderzocht dit begrip duidelijk te omschrijven zonder evenwel de steden en gemeenten te verhinderen hun eigen beleid te voeren. 

4.   Er is een aanbeveling die de Lidstaten aanspoort om na te gaan of de administratieve sancties overeenstemmen met het Verdrag inzake de rechten van het kind. Dergelijke aanbeveling wordt natuurlijk in rekenschap genomen door mijn administratie die zo spoedig mogelijk belast zal worden met het voeren van de evaluatie die door het Comité voor de Kinderrechten wordt aanbevolen. 

5.   Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds de aanpak van overlast via het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties, en anderzijds de aanpak van de onderliggende problemen (zoals bijvoorbeeld het in de vraag aangehaalde voorbeeld van de jeugdwerkloosheid). Het spreekt voor zich dat de gemeentelijke administratieve sancties enkel kunnen bijdragen tot de aanpak van de overlastgedragingen.