SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
1 février 2012 1 februari 2012
________________
Question écrite n° 5-5414 Schriftelijke vraag nr. 5-5414

de Nele Lijnen (Open Vld)

van Nele Lijnen (Open Vld)

à la ministre de l'Emploi

aan de minister van Werk
________________
Grève - Intérimaires - Préjudice sur le plan économique Staking - Uitzendkrachten - Schade voor economie 
________________
grève
travail temporaire
répartition géographique
staking
tijdelijk werk
geografische spreiding
________ ________
1/2/2012Verzending vraag
3/5/2012Antwoord
1/2/2012Verzending vraag
3/5/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-5414 du 1 février 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5414 d.d. 1 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

À la suite de la grève du 30 janvier 2012 et de la réglementation interdisant d'avoir recours à des intérimaires pour briser de facto une grève, de nombreux intérimaires ont été contraints d'observer un jour de repos. Avec leur action, les syndicats, qui dénoncent systématiquement le statut dit précaire des intérimaires, ont fait en sorte que ce sont précisément les travailleurs les plus faibles à leurs yeux qui paient l'addition de leur action sociale.

1) Combien d'intérimaires ont-ils été dans l'impossibilité de se mettre au travail en raison de la grève du 30 janvier 2012 ? Je souhaiterais une ventilation par région.

2) En moyenne, à combien s'élève le préjudice pour un intérimaire inactif un jour ?

3) À combien s'élève le montant total du préjudice pour les intérimaires, respectivement les agences d'intérim, et pour les pouvoirs publics ?

4) La ministre est-elle d'avis que l'on doit à l'avenir remédier à cette conséquence fâcheuse d'une grève pour les intérimaires en adaptant la législation relative au travail intérimaire ?

5) Dans l'affirmative, quelle intervention légale la ministre considère-t-elle comme possible ?

 

Ten gevolge van de staking van 30 januari 2012 en de regel dat uitzendkrachten niet mogen worden ingezet om een staking de facto te breken, hebben heel wat uitzendkrachten noodgedwongen een dag niet kunnen werken. De vakbonden, die steevast het zogenaamde precaire statuut van uitzendkrachten aanklagen, zorgen er met hun actie dus voor dat uitgerekend de in hun ogen zwakste werknemers het financiële gelag van hun sociale actie mogen betalen.

1) Hoeveel uitzendkrachten konden ingevolge de staking van 30 januari 2012 niet aan de slag gaan? Graag een opdeling per gewest.

2) Hoeveel bedraagt de gemiddelde schade voor een uitzendkracht die een dag niet actief kan zijn?

3) Hoeveel bedraagt de totale schade voor de uitzendkrachten, respectievelijk de uitzendkantoren en voor de overheid?

4) Is de minister van mening dat dit onaangenaam gevolg van een staking voor uitzendkrachten in de toekomst moet worden ondervangen door een aanpassing van de uitzendwetgeving?

5) Zo ja, welke mogelijke wettelijke ingreep acht de minister hiervoor mogelijk?

 
Réponse reçue le 3 mai 2012 : Antwoord ontvangen op 3 mei 2012 :

La règle selon laquelle une entreprise de travail intérimaire ne peut mettre ou maintenir au travail des travailleurs intérimaires chez un utilisateur en cas de grève ou de lock-out est prévue par l’article 8 de la CCT n° 58 rendue obligatoire, que les partenaires sociaux ont conclue le 7 juillet 1994 au sein du Conseil national du travail.

Le but de pareille interdiction consiste à éviter qu’une grève ou un lock-out ne soit brisé par l’occupation de travailleurs intérimaires externes.

Il est cependant nécessaire de resituer une telle interdiction dans son contexte précis.

L’interdiction de mettre ou de maintenir au travail des travailleurs intérimaires en cas de grève ou de lock-out vaut en principe par catégorie de personnel. Si dans une entreprise seuls les ouvriers sont en grève, alors l’occupation de travailleurs intérimaires exerçant des fonctions d’employés n’est pas interdit.

L’interdiction doit aussi être appréciée par siège d’exploitation. Si une entreprise est constituée de plusieurs sièges d’exploitation, l’interdiction ne concerne que les sièges où la grève a effectivement lieu.

Ce qui précède explique pourquoi il est impossible de chiffrer précisément combien de travailleurs intérimaires ne purent être occupés en raison de la grève générale du 30 janvier 2012. Un tel exercice suppose en effet qu’il puisse être vérifié par siège d’exploitation s’il avait donné suite à l’appel à la grève et, dans l’affirmative, quelles catégories du personnel y avaient alors participé. Cela suppose également que l’on aurait dû savoir par entreprise si des travailleurs intérimaires y étaient occupés, et dans l’affirmative, de quelle catégorie du personnel ils faisaient partie. L’autorité ne dispose pas de telles données.

Je puis vous informer qu’en cas de grève chez l’utilisateur, l’exécution du contrat de travail du travailleur intérimaire sera en principe suspendue pour cause de force majeure. Cela signifie également que le travailleur intérimaire qui est touché par la grève ne pourra faire valoir aucun droit à une rémunération auprès de l’entreprise de travail intérimaire en ce qui concerne le jour de grève au cours duquel il n’a pas pu travailler.

Une jurisprudence isolée a jugé que lorsque l’entreprise de travail intérimaire ne prouve pas que la grève chez l’utilisateur constitue un cas de force majeure en raison duquel il lui était impossible de fournir du travail au travailleur intérimaire non-gréviste et si elle ne prouve pas non plus qu’elle se trouvait dans l’impossibilité de faire travailler le travailleur intérimaire non-gréviste chez un autre utilisateur, alors l’entreprise de travail intérimaire est redevable de dommages et intérêts au travailleur intérimaire non-gréviste (Tribunal du Travail Bruxelles, 16 janvier 1992, Chron. D.S., 1995, 277).

En relation avec la nécessité ou l’opportunité d’adapter la législation sur travail intérimaire, je souhaite attirer votre attention sur le fait que l’interdiction d’occuper des travailleurs intérimaires en cas de grève chez l’utilisateur ne résulte pas de la loi, mais constitue par contre un régime qui fut introduite par CCT par les partenaires sociaux au sein du Conseil national du travail (en particulier par l’article 8 de la CCT n° 58).

Il appartient donc également aux partenaires sociaux d’apprécier au sein du Conseil national du travail si le régime qu’ils ont instauré dans le temps d’un commun accord doit être ou non adapté.

De regel dat een uitzendbureau geen uitzendkrachten mag tewerkstellen of aan het werk houden in geval van staking of van lock-out bij een gebruiker, bevindt zich in artikel 8 van de algemeen verbindend verklaarde CAO nr. 58, die de sociale partners op 7 juli 1994 hebben afgesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.

De doelstelling van dit verbod bestaat erin te vermijden dat een staking of een lock-out zou worden gebroken door het inzetten van externe arbeidskrachten.

Het is evenwel noodzakelijk om dit verbod in zijn juiste context te plaatsen.

Het verbod om uitzendkrachten bij staking of lock-out te werk te stellen of aan het werk te houden, geldt in principe per personeelscategorie. Indien in een bedrijf alleen de arbeiders staken, dan is het inzetten van uitzendkrachten die bediendefuncties uitoefenen dus niet verboden.

Het verbod moet ook per exploitatiezetel worden beoordeeld. Indien een onderneming uit verschillende exploitatiezetels bestaat, slaat het verbod alleen op die zetels waar effectief gestaakt wordt.

Het voorgaande verklaart waarom het onmogelijk is om precies te becijferen hoeveel uitzendkrachten niet konden worden ingezet als gevolg van de algemene staking op 30 januari 2012. Dergelijke oefening veronderstelt immers dat per exploitatiezetel zou worden nagegaan of er gevolg werd gegeven aan de stakingsoproep, en zo ja, welke personeelscategorieën daar dan aan hebben deelgenomen. Het veronderstelt ook dat per exploitatiezetel moet geweten zijn of er op dat ogenblik uitzendkrachten aan de slag waren, en zo ja, van welke personeelscategorie zij deel uitmaakten. Dergelijke gegevens zijn niet in het bezit van de overheid.

Wel kan ik U meegeven dat in geval van staking bij de gebruiker, de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de uitzendkracht in principe zal worden geschorst wegens overmacht. Dit betekent dan ook dat de uitzendkracht die wordt getroffen door de staking, geen recht zal kunnen laten gelden op loon jegens het uitzendkantoor voor de dag van de staking waarop hij niet heeft kunnen werken.

In een geïsoleerd geval heeft de rechtspraak reeds geoordeeld dat wanneer het uitzendkantoor niet bewijst dat de staking bij de gebruiker overmacht uitmaakt, ten gevolge waarvan zij onmogelijk werk kon verschaffen aan de werkwillige uitzendkracht en evenmin bewijst dat zij in de onmogelijkheid verkeerde de werkwillige uitzendkracht te laten werken bij een andere gebruiker, het uitzendkantoor een schadevergoeding verschuldigd is aan de werkwillige uitzendkracht (Arbeidsrechtbank Brussel 16 januari 1992, Soc.Kron. 1995, 277).

Met betrekking tot de noodzaak of de wenselijkheid om de uitzendarbeidswetgeving aan te passen, wens ik er uw aandacht op te vestigen dat het verbod van tewerkstelling van uitzendkrachten in geval van staking bij de gebruiker niet voortvloeit uit de wet, maar daarentegen een regeling is die bij CAO werd ingevoerd door de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad (met name artikel 8 van de CAO nr. 58).

Het komt dan ook aan de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad toe om te oordelen of de regeling die zij destijds in gemeenschappelijk akkoord hebben tot stand gebracht, al dan niet moet worden aangepast.