SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
12 janvier 2012 12 januari 2012
________________
Question écrite n° 5-5174 Schriftelijke vraag nr. 5-5174

de Wouter Beke (CD&V)

van Wouter Beke (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Pensions

aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen
________________
Indépendants - Carrière mixte - Pension de retraite - Pension de survie - Cumul Zelfstandigen - Gemengde loopbaan - Rustpensioen - Overlevingspensioen - Cumulatie 
________________
régime de retraite
prestation aux survivants
cumul de pensions
profession indépendante
salarié
pensioenregeling
uitkering aan nabestaanden
cumuleren van pensioenen
zelfstandig beroep
werknemer in loondienst
________ ________
12/1/2012Verzending vraag
21/2/2012Antwoord
12/1/2012Verzending vraag
21/2/2012Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-5175 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-5175
________ ________
Question n° 5-5174 du 12 janvier 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5174 d.d. 12 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les articles 108 à 110 de l'arrêté royal du 22 décembre 1967 portant règlement général relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs indépendants autorisent un cumul limité d'une pension de retraite propre avec une pension de survie. Une disposition analogue s'applique aux salariés. Mais la réglementation actuelle a parfois pour effet que le montant total diminuera lorsque l'intéressé aura pris sa pension de retraite.

Dans le régime des salariés comme dans celui des indépendants, le cumul ne peut dépasser 110 % de la pension de survie d'une carrière complète théorique. Ce calcul de la pension de survie d'une carrière complète s'opère en multipliant la pension de survie attribuée par la fraction de carrière inverse de celle qui ouvre le droit à cette pension de survie.

En cas de carrière mixte, le plafonnement du cumul est répété. Prenons comme exemple une carrière mixte salarié-indépendant tant du conjoint survivant que du conjoint décédé.

- Dans le régime des salariés, le plafonnement est calculé comme ci-dessus. On ne tient compte que des pensions du régime des salariés et de la pension de retraite en tant qu'indépendant. L'effet peut être une limitation de la pension de survie du régime des salariés.

- Le plafonnement est ensuite recalculé selon le régime des indépendants. Toutefois, on tient alors compte tant de la pension de retraite de salarié que de la pension de survie dans le régime des salariés.

Le plafonnement représente 110 % de la pension de survie du régime des indépendants, converti en carrière complète. On soustrait alors la somme des deux pensions de retraite augmentée d'une pension de survie fictive de salarié.

- L'unicité de carrière ne s'applique qu'aux pensions de même type. On peut ainsi cumuler 45/45 de pension de survie avec 45/45 de pension de retraite pour autant que le total n'excède pas 110 % de la pension de survie complète théorique évoquée supra.

C'est une pension de survie fictive de salarié que l'on considère, pas le montant réellement attribué comme pension de survie de salarié, lequel peut déjà avoir été réduit. Ce montant fictif correspond au plancher pour un indépendant, multiplié par la fraction de carrière qui ouvre le droit à une pension de survie de survie dans le régime des salariés.

Supposons une pension de survie de salarié de 5 000 euros pour une carrière de 24 années et une pension de retraite mixte salarié-indépendant de 9 900 euros. Le plafond de cumul pour les salariés s'élevant à 10 312,50 euros, la pension de survie sera donc réduite à 412,50 euros.

La pension de survie d'indépendant s'élève à 5 700 euros pour une carrière de 22 ans. Le plafond de cumul pour les indépendants s'élevant à 12 825 euros, la pension de survie sera donc réduite à :

12825 - (12085,25 x 24/45) - 9900 = - 3520,47. La pension de survie est donc refusée.

En comparant la somme de toutes les pensions (10 312, 50 euros, soit le plafond de cumul) avec la somme de toutes les pensions de survie (10 700 euros), on constate que le montant fictif peut être inférieur au montant réellement attribué. Dès lors, la somme des pensions cumulées peut être inférieure à la somme des pensions de survie. Voilà qui paraît inéquitable.

Je souhaiterais dès lors demander si le ministre :

1) reconnaît le problème ;

2) examinera s'il peut être mis fin à cette disposition inéquitable à l'occasion de la révision des pensions de survie annoncée dans l'accord de gouvernement ;

3) adaptera la réglementation actuelle qui s'applique aux personnes âgées de 30 ans ou plus au 1er janvier 2012.

 

Overeenkomstig artikelen 108 tot en met 110 van het koninklijk besluit van 11/12/1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen wordt een beperkte cumulatie toegestaan van een eigen rustpensioen met een overlevingspensioen. Voor werknemers geldt een analoge regeling. Maar de bestaande regeling leidt er in een aantal gevallen toe dat men een lager totaalbedrag aan pensioenen zal genieten na de opname van een eigen rustpensioen.

Deze cumulatie binnen het werknemersstelsel en binnen het stelsel der zelfstandigen is beperkt tot maximum 110 % van het overlevingspensioen voor een theoretisch volledige loopbaan. De berekening van het overlevingspensioen voor een volledige loopbaan gebeurt door het toegekende overlevingspensioen te vermenigvuldigen met de omgekeerde loopbaanbreuk van de loopbaan die recht geeft op het overlevingspensioen.

Maar wanneer sprake is van een gemengde loopbaan wordt de cumulatiebeperking meermaals uitgevoerd. Als voorbeeld een situatie van een gemengde loopbaan werknemer-zelfstandige van zowel de langstlevende als de overleden echtgenoot:

- Binnen het werknemersstelsel zal de cumulatiebeperking gecontroleerd worden zoals hierboven beschreven. Er wordt enkel rekening gehouden met de pensioenen uit het stelsel der werknemers en het rustpensioen als zelfstandige. Het resultaat kan een beperking van het overlevingspensioen uit het stelsel der werknemers inhouden.

- Vervolgens wordt de cumulatiebeperking een tweede keer uitgevoerd, binnen het stelsel der zelfstandigen. Maar bij de controle van deze cumulatiebeperking wordt rekening gehouden zowel met het rustpensioen als werknemer als met het overlevingspensioenen uit het werknemersstelsel.

De cumulatiebeperking bedraagt 110 % van het overlevingspensioen uit het zelfstandige stelsel omgerekend naar een volledige loopbaan. Waarna de som van het rustpensioen werknemer, het rustpensioen zelfstandige en een fictief overlevingspensioenen werknemer afgetrokken wordt.

- De eenheid van loopbaan geldt enkel tussen pensioenen van gelijke aard. Men kan dus 45/45 overlevingspensioen combineren met 45/45 eigen rustpensioen voor zover de totale pensioenen niet meer bedragen dan 110 % van het theoretisch volledig overlevingspensioen zoals hiervoor beschreven.

Er wordt een fictief overlevingspensioen werknemer in aanmerking genomen; niet het werkelijke toegekende overlevingspensioen werknemer dat reeds beperkt kan zijn. Dit fictieve bedrag komt overeen met het minimumpensioen zelfstandige vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk die recht geeft op een overlevingspensioen uit het werknemersstelsel.

Nemen we bijvoorbeeld een overlevingspensioen werknemer van € 5 000 (voor een pensioenloopbaan van 24 jaar) en een rustpensioen werknemer en zelfstandige van € 9 900. De cumulatiebeperking werknemers bedraagt € 10 312,50. Het overlevingspensioen wordt bijgevolg beperkt tot € 412,5.

Het overlevingspensioen zelfstandige bedraagt € 5 700 (voor een loopbaan van 22 jaar). De cumulatiebeperking zelfstandigen bedraagt € 12 825. Het overlevingspensioen wordt bijgevolg beperkt tot:

12 825 - (12 085,25 x 24/45) - 9 900 = - 3 520,47. Het overlevingspensioen wordt dus geweigerd.

Als we de som van alle pensioenen (€ 10 312,50, te weten het plafondbedrag voor cumulatie) vergelijken met de som van enkel de overlevingspensioenen (€ 10 700), dan zien we dat het fictieve bedrag lager kan zijn dan het werkelijk toegekende bedrag. Daardoor kan de som van de gecumuleerde pensioenen lager zijn dan de som van de overlevingspensioenen op zich. Dit lijkt niet billijk.

Daarom zou ik de geachte minister willen vragen:

1) Of u het probleem erkent;

2) Of u wil onderzoeken of aan deze onbillijke regeling een einde gemaakt kan worden binnen de - in het regeerakkoord aangekondigde - hervorming van de overlevingspensioenen;

3) Of u ook de bestaande regeling wil aanpassen vermits het bestaande stelsel van toepassing blijft op personen die op 1 januari 2012 reeds 30 jaar zijn of ouder.

 
Réponse reçue le 21 février 2012 : Antwoord ontvangen op 21 februari 2012 :

Le cumul d’une pension de survie dans le régime de pension pour travailleurs salariés avec une pension de retraite dans le régime de pension pour travailleurs salariés ou de l’un ou plusieurs autres régimes, est réglé par l’article 52 de l’arrêté royal (AR) du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, qui stipule que l’on ne peut bénéficier de la pension de survie en même temps que de la pension de retraite mentionnée qu’à concurrence d’une somme égale à 110 % du montant de la pension de survie qui devrait être attribuée au conjoint survivant pour une carrière complète.

En cas de carrière mixte salarié-indépendant de, tant le conjoint survivant, que le conjoint décédé, une seconde limitation s’effectue dans le régime de pension des indépendants, où il est tenu compte d’une pension de survie fictive de travailleur salarié.

Vu que cette seconde limitation est prévue dans la règlementation des pensions pour les indépendants, la réponse à votre question relève de la compétence du ministre des Classes moyennes, des Petites et moyennes entreprises (PME), des Indépendants et de l'Agriculture.

De cumulatie van een overlevingspensioen in de pensioenregeling voor werknemers en een rustpensioen in de pensioenregeling voor werknemers of één of meer andere pensioenregelingen, wordt geregeld door artikel 52 van het koninklijk besluit (KB) van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, dat bepaalt dat het overlevingspensioen niet mag worden samen genoten met de vermelde rustpensioenen dan tot beloop van een som gelijk aan 110 % van het bedrag van het overlevingspensioen dat aan de langstlevende echtgenoot zou zijn toegekend voor een volledige loopbaan.

Bij een gemengde loopbaan werknemer-zelfstandige van zowel de langstlevende als de overleden echtgenoot, gebeurt een tweede beperking in de pensioenregeling van de zelfstandigen waarbij rekening wordt gehouden met een fictief overlevingspensioen werknemer.

Aangezien deze tweede beperking voorzien is in de pensioenreglementering voor de zelfstandigen, behoort het antwoord op uw vraag tot de bevoegdheid van de minister van Middenstand, Kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), Zelfstandigen en landbouw.