SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
8 juin 2011 8 juni 2011
________________
Question écrite n° 5-2485 Schriftelijke vraag nr. 5-2485

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au Premier Ministre

aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister
________________
Sécurité routière - Conduite de véhicule asociale - Influence de l'odeur - Recherche et application en Belgique Verkeersveiligheid - Asociaal rijgedrag - Invloed van geur - Onderzoek en toepassing in België 
________________
sécurité routière
comportement social
infraction au code de la route
verkeersveiligheid
sociaal gedrag
overtreding van het verkeersreglement
________ ________
8/6/2011Verzending vraag
18/7/2011Antwoord
8/6/2011Verzending vraag
18/7/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-2485 du 8 juin 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-2485 d.d. 8 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La conduite asociale au volant pose un grave problème de sécurité routière. Elle est à la source de bien des accidents. Pour améliorer la situation sur les routes, il faut trouver des remèdes à ces conduites asociales. Il appert d'une recherche de laboratoire et de terrain, récemment réalisée à la demande du Nederlandse Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland (ROVG) que l'odeur à une influence universelle sur la composante de vitesse du comportement asocial de l'automobiliste au volant. Concrètement, sous l'influence d'une senteur de menthe poivrée, on conduit moins vite (L. Iskarous, A. Thijssen & G. van Leeuwen, De invloed van geur op asociaal rijgedrag, Arnhem, Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland-ROVG, 2011, 75 p.).

La recherche en laboratoire montre un effet direct de l'odeur de menthe poivrée sur la vitesse  : sous l'influence de cette odeur, on roule moins vite. Conduire dans une situation simulée en laboratoire n'est cependant pas la même chose qu'être plongé dans le trafic. C'est pourquoi une deuxième étude a été entreprise pour vérifier si ces résultats se retrouvaient dans la pratique du trafic routier. L'effet a été confirmé. Dans les deux recherches, on a donc constaté que l'odeur de menthe poivrée avait un effet sur la vitesse  : l'odeur de menthe poivrée fait rouler moins vite et donc diminue les excès de vitesse.

En pratique, l'installation d'un diffuseur d'odeur de menthe poivrée dans l'habitacle de l'automobile a un effet positif sur la vitesse. En outre, l'installation d'un pareil diffuseur dans l'automobile entraîne des effets en chaîne  : les personnes roulent de manière moins asociale et respectent apparemment une nouvelle norme sociale dans la circulation, ce qui peut induire un comportement au volant moins asocial des autres automobilistes. Et cela peut avoir des effets favorables sur la sécurité routière en diminuant le nombre d'excès de vitesse.

Cette recherche ouvre une nouvelle voie dans la quête de solution au comportement asocial au volant, comme la vitesse inadaptée, le non-respect des distance entre véhicules (« véhicules qui collent au pare-chocs ») ou le refus de priorité. Cette recherche est une exclusivité des Pays-Bas, nous devons de manière pressante faire réaliser une étude sur l'influence de l'odeur de la menthe poivrée sur le comportement au volant des automobilistes belges. Si les résultats sont confirmés, cela nous ouvrira de nombreuses possibilités.

J'aimerais recevoir une réponse aux questions suivantes :

Le secrétaire d'état reconnaît-il que le comportement asocial au volant pose un problème de sécurité routière et dispose-t-il éventuellement de données pour les années 2008, 2009, 2010 et le premier semestre de 2011 sur le nombre de constats de véhicules « qui collent au pare-chocs » et de refus de priorité ? Connaît-il la recherche néerlandaise qui conclut à un effet universel de l'odeur sur la composante de vitesse du comportement asocial au volant et à un effet de ralentissement de la vitesse dans la conduite sous l'influence d'une odeur de menthe poivrée ? Est-il prêt faire réaliser pareille étude en Belgique ?

Le ministre conclut-il également que l'odeur de menthe poivrée aura un effet positif sur la vitesse et induira les effets de chaîne décrits ? Que pense-t-il de la diffusion de petites doses de menthe poivrée lors des contrôles de la route ?

A-t-il connaissance d'autres recherches et conclusions (pratiques) portant sur le comportement asocial au volant réalisées en vue d'améliorer la sécurité routière ? Y voit-il la possibilité d'en tirer des mesures ?

 

Asociaal rijgedrag vormt een groot probleem voor de verkeersveiligheid. Het ligt aan de basis van veel ongelukken. Om de situatie op de weg te verbeteren is het van belang remedies voor asociaal rijgedrag te vinden. Uit een recent laboratorium- en praktijkonderzoek in opdracht van het Nederlandse Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland (ROVG) blijkt dat geur een universele invloed heeft op het snelheidsaspect van asociaal rijgedrag. Concreet zou rijden onder invloed van pepermuntgeur aanleiding geven tot het hanteren van een lagere snelheid (L. Iskarous, A. Thijssen & G. van Leeuwen, De invloed van geur op asociaal rijgedrag, Arnhem, Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland-ROVG, 2011, 75 p.).

Het laboratoriumonderzoek vond een direct effect van pepermuntgeur op snelheid: onder invloed van pepermuntgeur wordt minder snel gereden. Echter, een rit in een gesimuleerde situatie is niet hetzelfde als rijden in de werkelijkheid. Daarom werd er een tweede onderzoek gedaan, om te bepalen of de gevonden resultaten ook in het veld gerepliceerd kunnen worden. Het effect werd bevestigd. In beide onderzoeken werd gevonden dat pepermuntgeur een effect heeft op snelheid: pepermuntgeur leidt tot minder snel rijden, en dus tot minder snelheidsovertredingen.

In de praktijk betekent dit dat mits het installeren van een geurdispenser met pepermuntgeur in de auto, dit waarschijnlijk een positief effect zal hebben op de gehanteerde snelheid. Bovendien kan het plaatsen van een dergelijke dispenser in de auto leiden tot een kettingreactie: mensen die minder asociaal rijden zetten waarschijnlijk een nieuwe sociale norm op de weg, wat kan leiden tot minder asociaal rijgedrag van andere automobilisten. Dit kan hele gunstige effecten hebben voor de verkeersveiligheid, want er zal minder sprake zijn van snelheidsovertredingen.

Met dit onderzoek wordt een nieuwe weg ingeslagen in de zoektocht naar oplossingen voor asociaal rijgedrag, zoals onaangepaste snelheid, bumperkleven of het nalaten om voorrang te verlenen. Aangezien het onderzoek in Nederland een primeur is, dienen we ook in België dringend een studie te laten verrichten naar de impact van pepermuntgeur op het verkeersgedrag bij Belgische automobilisten. Als de onderzoeksresultaten ook hier bevestigd worden zijn er alleszins veel mogelijkheden voor de toekomst.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Erkent de geachte staatsecretaris dat asociaal rijgedrag een probleem vormt voor de verkeersveiligheid en beschikt hij eventueel over cijfermateriaal voor de jaren 2008, 2009, 2010 en eerste helft 2010 over het " bumper kleven " en het nalaten voorrang te verlenen? Is hij op de hoogte van het Nederlands onderzoek waaruit blijkt dat geur een universele invloed heeft op het snelheidsaspect van asociaal rijgedrag en dat rijden onder invloed van pepermuntgeur aanleiding geeft tot het hanteren van een lagere snelheid? Is hij bereid om ook in België een dergelijk onderzoek te laten voeren?

2) Volgt hij de conclusie waarbij de geur van pepermunt een positief effect zal hebben op de gehanteerde snelheid, met inbegrip van de beschreven kettingreactie? Hoe staat hij tegenover de verspreiding van doosjes pepermunt in het kader van verkeerscontroles?

3) Heeft hij nog weet van andere onderzoeken en (praktische) conclusies inzake asociaal rijgedrag ter verbetering van de verkeersveiligheid? Zie hij daarin eventuele maatregelen?

 
Réponse reçue le 18 juillet 2011 : Antwoord ontvangen op 18 juli 2011 :

1. & 2. Il ne fait pas l’ombre d’un doute que conduite asociale et sécurité routière ne vont pas de pair. Les chiffres du Centrex circulation routière joints en annexe indiquent le nombre d’infractions constatées pour non-respect des distances de sécurité et des règles de priorité depuis 2008 jusqu’au premier semestre 2010.

Il ressort des statistiques d’accidents du Service public fédéral (SPF) Économie (DGSIE), qui sont analysées par l’IBSR et qui figurent dans le tableau ci-dessous, que le pourcentage d’accidents dans lesquels au moins 1 usager n’a pas respecté les règles de priorité a diminué ces dix dernières années, passant de 32 % à 19 %. Les chiffres ne permettent pas de déduire dans quelle mesure une vitesse inadaptée serait à l’origine du non-respect des règles de priorité.

Année


Accidents dans lesquels au moins un usager n’a pas respecté les règles de priorité

Nombre total d’accidents

% des accidents dans lesquels au moins un usager n’a pas respecté les règles de priorité

1999

16600

51601

32%

2000

15812

49065

32%

2001

15102

47444

32%

2002

15231

47606

32%

2003

14698

50636

29%

2004

11666

48797

24%

2005

11203

49286

23%

2006

10598

49171

22%

2007

10099

49815

20%

2008

9453

48827

19%

2009

8950

47794

19%

Source : SPF Économie, DGSIE, Infographie : IBSR

L’idée de diffuser des odeurs pour influencer les comportements n’est pas neuve et est appliquée depuis longtemps par le secteur commercial. Tant les grands magasins que les centres commerciaux en font usage pour influer sur le comportement d’achat des clients.

En psychologie, le lien a souvent été fait entre les odeurs et les émotions. Certaines odeurs sont susceptibles d’évoquer des souvenirs plus rapidement et plus intensément et donc également d’influencer notre comportement.

L’étude citée constitue dès lors une tentative créative de voir dans quelle mesure il est également possible d’influencer la conduite en diffusant certaines odeurs.

Toutefois, l’élaboration et l’interprétation des résultats de l’étude sont sujettes à quelques objections fondamentales en rapport avec le contexte de la circulation routière :

- l'échantillon était composé de 75 % de femmes, ce qui ne correspond guère à leur proportion dans la circulation, et les excès de vitesse sont surtout le fait de conducteurs masculins ;

- les résultats relatifs à la baisse de la vitesse moyenne ont été ventilés selon le sexe, l’âge, etc. … ;

- les trajets parcourus lors de l’étude étaient relativement courts et ont eu lieu dans des conditions « idéales ». Les conducteurs savaient qu’ils participaient à une étude et étaient même accompagnés par un instructeur. Par ailleurs, il ne s’agit que d’un seul trajet avec la personne concernée et non pas de plusieurs trajets répartis sur plusieurs jours ;

- enfin, les chercheurs indiquent eux-mêmes qu’il n’est pas certain que ce petit effet perdurerait à plus long terme, les odeurs faisant en effet partie de ces choses auxquelles on pourrait rapidement s’habituer.

Influencer le comportement en matière de vitesse des conducteurs par des odeurs équivaut à influencer leur inconscient et n’entraînera probablement qu’un bénéfice négligeable si l’on prend en considération les différents facteurs ayant un impact sur la vitesse adoptée par les conducteurs. Ainsi, les émotions et les décisions stratégiques jouent un rôle important. De même, le paysage routier exerce aussi une influence indirecte sur le comportement routier.

Compte tenu de ce qui précède, on peut affirmer que l’étude du rapport odeurs/vitesse ne constitue pas un thème de recherche prioritaire en Belgique.

3. Outre la sensibilisation, les contrôles et les sanctions, il est préférable d’influencer le comportement en matière de vitesse par des moyens techniques tels que l’ISA, le GPS, etc. Aux Pays-Bas, le ministerie van Verkeer en Rijkswaterstaat a réalisé une expérience avec des voitures en leasing (« belonitor ») au cours de laquelle la distance de sécurité a été contrôlée et un feed-back direct était possible pour le conducteur. Les résultats de cette étude se sont également révélés positifs.

Infractions concernant la conduite asociale, 2008 – premier semestre 2010.


Distance de sécurité

2008

2009

2010

Art. 10.1.2°

Le conducteur doit, compte tenu de sa vitesse, maintenir entre son véhicule et celui qui le précède une distance de sécurité suffisante.

1681

1422

762






Art. 10.2, al. 1

Aucun conducteur ne peut gêner la marche normale des autres conducteurs en circulant sans raison valable à une vitesse anormalement réduite ou en exerçant un freinage soudain non exigé par des raisons de sécurité.

547

557

238


Total

2228

1979

1000




Priorité

2008

2009

2010

Art. 12.3.1.a)

Toutefois, le conducteur doit céder le passage à tout autre conducteur circulant sur la voie publique ou la chaussée qu'il aborde lorsqu'il débouche d'une voie publique ou d'une chaussée pourvue d'un signal B 1 (triangle sur pointe) ou d'un signal B 5 (stop);

1198

1077

524






Art. 12.3.1, al. 1

Tout conducteur doit céder le passage à celui qui vient à sa droite, sauf s'il circule dans un rond-point ou si le conducteur qui vient de droite vient d'un sens interdit.

2106

1968

1033






Art. 12.3.1.b)

Toutefois, le conducteur doit céder le passage à tout autre conducteur circulant sur la voie publique ou la chaussée qu'il aborde lorsqu'il débouche d'un chemin de terre ou d'un sentier sur une voie publique pourvue d'une chaussée.

6

4

4






Art. 12.4bis

Le conducteur qui traverse un trottoir doit céder le passage aux usagers de la route qui, conformément au présent arrêté, sont autorisés à circuler sur le trottoir ou la piste cyclable.

61

49

30






Art. 12.4bis

Le conducteur qui traverse une piste cyclable, doit céder le passage aux usagers de la route qui, conformément au présent arrêté, sont autorisés à circuler sur le trottoir ou la piste cyclable.

34

48

17






Art. 15.2, al. 2

 Le conducteur dont la progression est entravée par un obstacle ou la présence d'autres usagers doit ralentir et au besoin s'arrêter pour laisser passer les usagers qui viennent en sens inverse.

79

84

43






Art. 19.3, 3°

Le conducteur qui tourne à gauche doit céder le passage aux conducteurs venant en sens inverse sur la chaussée qu'il s'apprête a quitter

121

103

55






Art. 19.4

Le conducteur qui change de direction doit céder le passage aux conducteurs et aux piétons qui circulent sur les autres parties de la même voie publique.

230

188

119






Art. 19.5

Le conducteur qui change de direction doit céder le passage aux piétons qui traversent la chaussée sur laquelle il va s'engager.

58

51

28






Art. 40.4.2

Aux endroits où la circulation n'est pas réglée par un agent qualifié ou par des signaux lumineux de circulation, le conducteur ne peut s'approcher d'un passage pour piétons qu'à allure modérée. Il doit céder le passage aux piétons qui y sont engagés ou sont sur le point de s'y engager.

1503

1565

765






Art. 40.4.2 juncto + 7bis, al. 2

40.4.2. Aux endroits où la circulation n'est pas réglée par un agent qualifié ou par des signaux lumineux de circulation, le conducteur ne peut s'approcher d'un passage pour piétons qu'à allure modérée. Il doit céder le passage aux piétons qui y sont engagés ou sont sur le point de s'y engager.

7bis, al. 2. Les règles que les autres usagers doivent respecter à l'égard des piétons et des cyclistes respectivement sont également applicables à l'égard des utilisateurs d'engins de déplacement.

52

83

34






Art. 5 + 67.3 – B1

Les usagers doivent se conformer aux signaux lumineux de circulation, aux signaux routiers et aux marques routières, lorsque ceux-ci sont réguliers en la forme, suffisamment visibles et placés conformément aux prescriptions du présent règlement.

B1 – céder le passage.

922

819

556






Art. 5 + 67.3 – B17

Les usagers doivent se conformer aux signaux lumineux de circulation, aux signaux routiers et aux marques routières, lorsque ceux-ci sont réguliers en la forme, suffisamment visibles et placés conformément aux prescriptions du présent règlement.

B1 7– priorité de droite.

114

155

86






Art. 5 + 67.3 – B19

Les usagers doivent se conformer aux signaux lumineux de circulation, aux signaux routiers et aux marques routières, lorsque ceux-ci sont réguliers en la forme, suffisamment visibles et placés conformément aux prescriptions du présent règlement.

B19– passage étroit, obligation de céder le passage aux conducteurs venant en sens opposé.

73

81

52






Art. 5 + 67.3 – B5

Les usagers doivent se conformer aux signaux lumineux de circulation, aux signaux routiers et aux marques routières, lorsque ceux-ci sont réguliers en la forme, suffisamment visibles et placés conformément aux prescriptions du présent règlement.

B5– marquer l’arrêt et céder le passage.

4689

4949

2997


Total

11246

11224

6343



1. & 2. Dat asociaal rijgedrag niet bevorderlijk is voor de verkeersveiligheid staat buiten kijf. Het in bijlage gevoegde cijfermateriaal van Centrex verkeer geeft weer hoeveel overtredingen werden vastgesteld voor “bumper kleven” en het niet respecteren van de voorrangsregels in de periode 2008 tot eerste semester 2010.

Op basis van de ongevallenstatistieken van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, ADSEI, die geanalyseerd worden door het BIVV, en die in de onderstaande tabel worden weergegeven blijkt dat het aandeel van de ongevallen waarbij minstens één weggebruiker de voorrangsregels niet heeft gerespecteerd, de voorbije tien jaar gedaald is van 32 % naar 19 %. Uit de cijfers kan niet afgeleid worden in hoeverre onaangepaste snelheid aan de basis zou liggen van het niet respecteren van de voorrangsregels.

Jaar

Ongevallen waarbij minstens 1 weggebruiker de voorrangsregels niet respecteert

Totaal aantal ongevallen

% van de ongevallen waarin minstens 1 weggebruiker de voorrangsregels niet respecteert

1999

16600

51601

32%

2000

15812

49065

32%

2001

15102

47444

32%

2002

15231

47606

32%

2003

14698

50636

29%

2004

11666

48797

24%

2005

11203

49286

23%

2006

10598

49171

22%

2007

10099

49815

20%

2008

9453

48827

19%

2009

8950

47794

19%

Bron : FOD Economie, ADSEI, Infografie : BIVV

Het idee om aan gedragsbeïnvloeding te doen via het verspreiden van geuren is niet nieuw en wordt al geruime tijd toegepast in de commerciële sector. Zowel in warenhuizen als in winkelcentra wordt hiervan gebruik gemaakt om het koopgedrag van klanten te beïnvloeden.

In de psychologie werd vaak de link gelegd tussen geuren en emoties. Bepaalde geuren kunnen herinneringen sneller en intenser oproepen en als dusdanig ook ons gedrag beïnvloeden.

Het geciteerde onderzoek is dan ook een creatieve poging om te zoeken in hoeverre we ook rijgedrag kunnen beïnvloeden door het aanbieden van geuren.

Er zijn echter enkele fundamentele bedenkingen bij de opzet en de interpretatie van de resultaten van het onderzoek in relatie tot de context van het verkeersgebeuren:

- de steekproef bestond uit 75 % vrouwen terwijl dit niet overeenstemt met hun aandeel in het verkeer en het probleem van snelheid stelt zich vooral bij de mannelijke chauffeurs;

- de resultaten met betrekking tot daling van de gemiddelde snelheid werden opgedeeld naar geslacht, leeftijd, etc …;

- de in het onderzoek afgelegde ritten waren relatief kort en in “ideale” omstandigheden. Men weet dat het om een onderzoek gaat, er zit zelfs een instructeur bij. Het gaat ook maar over één rit met de betreffende persoon en niet over verschillende ritten gespreid over meerdere dagen;

- tenslotte geven de onderzoekers zelf aan dat het waarschijnlijk op langere termijn onduidelijk is of dit kleine effect zich zou verder zetten. Geur is inderdaad één van de zaken waarbij snel gewenning zou kunnen optreden.

Inwerking door middel van geuren op het snelheidsgedrag van bestuurders is inwerken op het onbewuste niveau en zal vermoedelijk slechts leiden tot een verwaarlosbare winst gelet op de verschillende factoren die het snelheidsgedrag beïnvloeden. Zo spelen emoties en strategische beslissingen een belangrijke rol. Ook het wegbeeld heeft indirect een invloed op snelheidsgedrag.

Op basis van het voorgaande kan gesteld worden dat onderzoek naar de invloed van geur op het snelheidsgedrag in België geen prioritair onderzoeksthema is.

3. Naast sensibilisatie en handhaving is het aan te bevelen om het snelheidsgedrag te beïnvloeden via technische middelen zoals ISA, GPS, etc … In Nederland werd door het ministerie van Verkeer en Rijkswaterstaat een experiment uitgevoerd met leasewagens (‘belonitor’) waarbij ook de volgafstand werd gecontroleerd en er een directe feedback mogelijk was naar de bestuurder. Ook dit onderzoek gaf positieve resultaten.

Inbreuken in verband met asociaal rijgedrag, 2008 – eerste semester 2010.


Veiligheidsafstand

2008

2009

2010

Art. 10.1.2°

De bestuurder moet, rekening houdend met zijn snelheid, tussen zijn voertuig en zijn voorligger een voldoende veiligheidsafstand houden.

1681

1422

762






Art. 10.2, al. 1

Geen enkele bestuurder mag de normale gang van de andere bestuurders hinderen door abnormaal traag te rijden wanneer daar geen geldige reden toe is, of door plots te remmen wanneer dit niet om veiligheidsredenen vereist is.

547

557

238


Totaal

2228

1979

1000




Voorrang

2008

2009

2010

Art. 12.3.1.a)

De bestuurder moet evenwel voorrang verlenen aan iedere bestuurder die rijdt op de openbare weg die hij oprijdt wanneer hij uit een openbare weg of een rijbaan met een verkeersbord B1 (omgekeerde driehoek) of met een verkeersbord B5 (stop) komt.

1198

1077

524






Art. 12.3.1, al. 1

Elke bestuurder moet voorrang verlenen aan de bestuurder die van rechts komt, behalve indien hij op een rotonde rijdt of indien de bestuurder die van rechts komt uit een verboden rijrichting komt.

2106

1968

1033






Art. 12.3.1.b)

De bestuurder moet evenwel voorrang verlenen aan iedere bestuurder die rijdt op de openbare weg of de rijbaan die hij oprijdt wanneer hij uit een aardeweg of een pad op een openbare weg met een rijbaan komt.

6

4

4






Art. 12.4bis

De bestuurder die een trottoir oversteekt, moet voorrang verlenen aan de weggebruikers die gerechtigd zijn het trottoir te volgen.

61

49

30






Art. 12.4bis)

De bestuurder die een fietspad oversteekt, moet voorrang verlenen aan de weggebruikers die gerechtigd zijn het fietspad te volgen.

34

48

17






Art. 15.2, al. 2

De bestuurder, waarvan het doorrijden belemmerd wordt door een hindernis of door de aanwezigheid van andere weggebruikers, moet vertragen en, zo nodig, stoppen om de tegemoetkomende weggebruikers doorgang te verlenen.

79

84

43






Art. 19.3, 3°

De bestuurder die naar links afslaat moet voorrang verlenen aan de tegenliggers op de rijbaan die hij gaat verlaten.

121

103

55






Art. 19.4

De bestuurder die van richting verandert moet voorrang verlenen aan de bestuurders en aan de voetgangers die de andere delen van dezelfde openbare weg volgen.

230

188

119






Art. 19.5

De bestuurder die van richting verandert moet voorrang verlenen aan de voetgangers die de rijbaan oversteken die hij gaat oprijden.

58

51

28






Art. 40.4.2

Op plaatsen waar het verkeer niet geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, mag de bestuurder een oversteekplaats voor voetgangers slechts met matige snelheid naderen. Hij moet voorrang verlenen aan de voetgangers die er zich op bevinden of op het punt staan zich erop te begeven.


1503

1565

765






Art. 40.4.2 juncto + 7bis, al. 2

40.4.2. Op plaatsen waar het verkeer niet geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, mag de bestuurder een oversteekplaats voor voetgangers slechts met matige snelheid naderen. Hij moet voorrang verlenen aan de voetgangers die er zich op bevinden of op het punt staan zich erop te begeven.

7bis, al. 2.De regels die de andere weggebruikers moeten naleven ten opzichte van respectievelijk voetgangers en fietsers, gelden eveneens ten opzichte van gebruikers van voortbewegingstoestellen.

52

83

34






Art. 5 + 67.3 – B1

De weggebruikers moeten de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen in acht nemen wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van dit reglement zijn aangebracht.

B1 – voorrang verlenen.

922

819

556






Art. 5 + 67.3 – B17

De weggebruikers moeten de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen in acht nemen wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van dit reglement zijn aangebracht.

B1 7– voorrang van rechts.

114

155

86






Art. 5 + 67.3 – B19

De weggebruikers moeten de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen in acht nemen wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van dit reglement zijn aangebracht.

B19– smalle doorgang, gebod voorrang te verlenen aan de bestuurders die uit de tegenovergestelde richting komen.

73

81

52






Art. 5 + 67.3 – B5

De weggebruikers moeten de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen in acht nemen wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van dit reglement zijn aangebracht.

B5– stoppen en voorrang verlenen.

4689

4949

2997


Totaal

11246

11224

6343