SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
26 mai 2011 26 mei 2011
________________
Question écrite n° 5-2390 Schriftelijke vraag nr. 5-2390

de Alexander De Croo (Open Vld)

van Alexander De Croo (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Cellule de traitement des informations financières (CTIF) - Compétence de contrôle - Terrorisme et extrémisme Cel voor financiële informatieverwerking (CFI) - Controlebevoegdheid - Terrorisme en extremisme 
________________
Cellule de traitement des informations financières
terrorisme
extrémisme
radicalisation
Cel voor financiële informatieverwerking
terrorisme
extremisme
radicalisering
________ ________
26/5/2011Verzending vraag
24/6/2011Antwoord
26/5/2011Verzending vraag
24/6/2011Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2391 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-2391
________ ________
Question n° 5-2390 du 26 mai 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-2390 d.d. 26 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Comme en 2009, la Cellule de traitement des informations financières (CTIF) a transmis en 2010 plusieurs dossiers dans lesquels des biens immobiliers sont achetés par des asbl à caractère religieux. Ces achats sont en général réalisés avec des fonds versés préalablement en espèces sur le compte de l'asbl et qui proviennent de dons personnels. Les biens immobiliers servent la plupart du temps de lieu de culte ou de centre culturel.

L’évaluation du potentiel terroriste ou extrémiste des activités qui sont déployées par ces organisations est un exercice délicat. Lors de l’analyse de ces dossiers, la CTIF essaie d’associer les informations financières avec les informations disponibles auprès de services spécialisés. Les contacts avec la Cellule « Terrorisme et Sectes » de la police, le parquet fédéral, l’Organe pour la Coordination et l’Analyse de la Menace (OCAD), la Sûreté de l’État et le Service Général du Renseignement et de la Sécurité (SGRS) de l’Armée sont donc cruciaux dans l’analyse du financement du terrorisme. Le fait que la CTIF ne peut intervenir que dans les cas de terrorisme et pas d'extrémisme constitue peut-être une occasion manquée. Les extrémistes peuvent en effet financer des bases de repli et des réseaux de soutien sans que la CTIF ne puisse l'examiner.

J'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) Comment le ministre réagit-il à l'accusation selon laquelle la frontière entre extrémisme et terrorisme est très difficile à tracer par la CTIF dans des dossiers concrets et selon laquelle des réseaux de soutien du terrorisme peuvent ainsi rester hors d'atteinte?

2) Le ministre est-il partisan d'une extension limitée des tâches de la CTIF, extension permettant que le terrorisme mais aussi l'extrémisme relève de sa compétence de contrôle, étant donné que la frontière entre les deux est souvent mince? Peut-il apporter des explications détaillées et indiquer pourquoi il est partisan ou non d'une extension à l'extrémisme de la fonction de contrôle? Peut-il indiquer ce qui doit alors se passer?

 

Net als in 2009 meldde de Cel voor financiële informatieverwerking (hierna CFI genoemd) in 2010 verschillende dossiers waarin onroerende goederen aangekocht werden door verenigingen zonder winstgevend belang (VZW) met een religieus maatschappelijk doel. Deze aankoop gebeurt gewoonlijk met fondsen die in contanten op de rekeningen van een VZW gestort worden en afkomstig zijn van persoonlijke giften. De onroerende goederen dienen meestal als gebedsruimte of culturele ruimte.

De inschatting van het extremistisch of potentieel terroristisch karakter van de activiteiten die mogelijk door deze organisaties ontplooid worden, is een delicate oefening. Bij het onderzoek in dergelijke dossiers tracht de CFI de financiële informatie te koppelen aan de specifieke informatie die bij gespecialiseerde diensten beschikbaar is. De contacten met de dienst Terrorisme en Sekten van de politie, het federaal parket, het Orgaan voor de coördinatie en de analyse van de dreiging (OCAD), de Veiligheid van de Staat en de algemene dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) van de Krijgsmacht zijn dan ook van cruciaal belang in het onderzoek naar de financiering van terrorisme. Doordat het CFI enkel mag ingrijpen in geval van terrorisme en niet extremisme, worden mogelijks kansen gemist. Extremisten kunnen immers terugvalbasissen en ondersteuningsnetwerken financieren zonder dat de CFI kan doorlichten.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Hoe reageert de geachte minister op de aanklacht dat de grens tussen extremisme en terrorisme in concrete dossiers door de CFI zeer moeilijk te bepalen is en dat hierdoor mogelijks ondersteuningsnetwerken van terrorisme buiten schot blijven?

2) Is hij voorstander van een beperkte uitbreiding van het takenpakket van de CFI waarbij niet enkel terrorisme onder hun controlebevoegdheid valt maar ook extremisme gezien de flinterdunne grens tussen beide die er dikwijls is? Kan hij dit uitvoerig toelichten en aangeven waarom hij al of niet zou zijn voor een uitbreiding van de controlefunctie tot het extremisme? Kan hij aangeven wat er desgevallend moet geschieden?

 
Réponse reçue le 24 juin 2011 : Antwoord ontvangen op 24 juni 2011 :

1) L’extrémisme est une notion qui est définie dans la loi du 30 novembre 2008 organique des services de renseignements et de sécurité. Dans le cadre de cette loi, ce phénomène n’est visé que dans la mesure où il qualifie des activités qui menacent ou pourraient menacer entre autre la sécurité intérieure et extérieure de l'État ainsi que la pérennité de l’ordre démocratique et constitutionnel.

Ce phénomène tant que tel n’est pas repris dans la liste des phénomènes criminels de base, énumérées limitativement à l’article 5 § 19 de la loi du 11 janvier 1993 préventive de l’utilisation du système financier aux fins de blanchiment de capitaux et de financement du terrorisme, qui sont à prendre en compte par la Cellule pour lui permettre après analyse de transmettre un dossier aux autorités judiciaires.

Dans cette liste seules sont visées les activités de terrorisme et le financement du terrorisme. La base légale n’existe pas à ce jour pour permettre à la Cellule de Traitement des Informations Financières (CTIF) de transmettre aux autorités judiciaires des informations relatives à des opérations de blanchiment ou de financement si la seule activité à la base de celles-ci se révèle être liée à l’extrémisme, sans qu’aucune autre forme de criminalité visée par la loi préventive puisse être retenue. Si un lien peut être établi par la CTIF entre l’extrémisme et des activités terroristes ainsi qu’avec un soutien à ces activités ou à des groupes terroristes, comme le financement de ceux-ci, aucun problème ne se pose.

2) Il apparait suite aux constatations de la CTIF qu’il existe cependant un risque en l’état actuel de la législation de ne pas toujours pouvoir aboutir à la transmission d’informations pertinentes en la matière.

Sur la base de ces constatations, il serait en effet souhaitable de préciser l’énumération prévue à l’article 5 §1er de la loi du 11 janvier 1993 précitée en ajoutant l’extrémisme, tel que cette notion est définie dans la loi du 30 novembre 1998 organique des services de renseignements et de sécurité.

La CTIF- CFI (Cel voor Financiële Informatieverwerking) tout en ayant une finalité judiciaire répond en effet aux normes internationales des Cellules de renseignement financier.

Le renvoi à une définition prévue dans un texte légal visant le renseignement peut donc constituer une référence suffisante pour compléter le champ d’action de la mission opérationnelle.

1) Het begrip “extremisme” wordt gedefinieerd in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dit verschijnsel als bedoeld in deze wet slaat enkel op activiteiten die onder meer de inwendige en uitwendige veiligheid van de Staat en het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde bedreigen of zouden kunnen bedreigen.

Het verschijnsel komt niet als zodanig voor op de lijst met misdaadverschijnselen die beperkend opgesomd worden in artikel 5 § 19 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) in aanmerking neemt om een dossier na ontleding aan de gerechtelijke overheden te kunnen doormelden.

Op deze lijst staan enkel terrorisme en financiering van terrorisme vermeld. Vandaag bestaat er geen wettelijke basis waarop de CFI informatie in verband met witwasverrichtingen of financiering van terrorisme aan de gerechtelijke overheden kan doormelden indien de onderliggende activiteit enkel verband blijkt te houden met extremisme zonder dat er enig ander misdrijf vermeld in de preventieve wet kan worden aangeduid. Indien de CFI een verband kan aantonen tussen extremisme en terroristische activiteiten, alsook met een steun aan deze activiteiten of terroristische groeperingen zoals de financiering ervan, stelt zich geen enkel probleem.

2) Uit de vaststellingen van de CFI blijkt dat met de huidige wetgeving een risico bestaat aangezien het niet altijd mogelijk is tot de doormelding van relevante informatie te komen.

Op basis van deze vaststellingen is het wenselijk extremisme toe te voegen aan de opsomming van artikel 5 § 1 van de voornoemde wet van 11 januari 1993 zoals gedefinieerd in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De CFI heeft een gerechtelijke doelgerichtheid en voldoet aan de internationale normen van financiële-inlichtingeneenheden.

De verwijzing naar een definitie in een wettekst met betrekking tot inlichtingen vormt dus een voldoende verwijzing om het werkterrein van de operationele opdracht te vervolledigen.