SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
19 février 2014 19 februari 2014
________________
Question écrite n° 5-11155 Schriftelijke vraag nr. 5-11155

de Guido De Padt (Open Vld)

van Guido De Padt (Open Vld)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
Loi sur la préservation morale de la jeunesse - Application - Infractions - Interdiction d'accès Wet tot zedelijke bescherming van de jeugd - Toepassing - Inbreuken - Verbieden van toegang 
________________
jeune
protection de l'enfance
boisson alcoolisée
répartition géographique
jongere
kinderbescherming
alcoholhoudende drank
geografische spreiding
________ ________
19/2/2014Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
19/2/2014Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-11156 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-11156
________ ________
Question n° 5-11155 du 19 février 2014 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-11155 d.d. 19 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La loi du 15 juillet 1960 sur la préservation morale de la jeunesse dispose en son article 1er : « La présence dans les salles de danse et les débits de boisson pendant qu'on y danse est interdite à tout mineur non marié de moins de seize ans, si celui-ci n'est pas accompagné de son père, de sa mère, de son tuteur ou de la personne à la garde de laquelle il a été confié. Ne donnent pas lieu à l'application de la présente loi, les bals organisés en dehors de toute préoccupation mercantile, ni les cours de danse ». L'article 3 de cette même loi prévoit des sanctions en cas d'infraction à ces dispositions.

De plus en plus souvent, nous constatons que des jeunes âgés de 12 à 15 ans vont danser lors des soirées organisées par des écoles, des organisations de jeunesse et d'autres, pour lesquelles un droit d'entrée est réclamé et lors desquelles des boissons sont mises en vente. Ces soirées n'ont certes pas un caractère véritablement mercantile même si l'objectif est de gagner de l'argent pour alimenter la caisse du club ou de l'école.

On peut se demander si cette loi est encore actuelle, si la distinction entre le fait de danser ou non doit encore s'appliquer et s'il ne faudrait pas plutôt se focaliser sur la consommation de drogue et d'alcool (indépendamment de la possibilité de danser) par les mineurs, en particulier les adolescents de moins de 16 ans.

Ma question à la ministre de l'Intérieur est la suivante.

1) Combien d'infractions à l'article 1er, § 2, de la loi précitée a-t-on constatées en 2010, 2011, 2012 et 2013 (ventilées par région) ?

Mes questions à la ministre de la Santé publique sont les suivantes.

2) Les soirées et fêtes où l'on danse qui sont organisées par des écoles, des organisations de jeunesse ou des associations sportives ou culturelles désireuses de se procurer des moyens financiers tombent-elles dans le champ d'application de la loi précitée ?

3) Les communes sont-elles légalement habilitées à interdire de manière générale, par exemple aux jeunes de moins de 16 ans, l'accès à des soirées dansantes organisées dans un lieu fermé ?

 

De wet van 15 juli 1960 tot zedelijke bescherming van de jeugd bepaalt in artikel 1 het volgende: "De aanwezigheid in danszalen en drankgelegenheden terwijl er gedanst wordt, is verboden voor elk ongehuwd minderjarige beneden de zestien jaar indien deze niet vergezeld is van zijn vader, zijn moeder, zijn voogd of de persoon aan wiens bewaking hij is toevertrouwd. Vallen niet onder toepassing van deze wet de bals die niet uit handelsgeest plaats hebben, noch de danslessen." Artikel 3 van voormelde wet voorziet straffen op overtredingen tegen dit voorschrift.

We zien meer en meer dat 12 tot 15-jarigen zich op de dansvloer van fuiven begeven die door scholen, jeugdverenigingen, en andere worden georganiseerd, waarbij er inkomgeld wordt gevraagd en ook dranken worden verkocht. Dit gebeurt weliswaar niet met een echt commercieel karakter, hoewel het de bedoeling is om geld te verwerven om de kassa van de club of de school te spijzen.

De vraag rijst of voormelde wet nog actueel is en of het onderscheid tussen wel en niet dansen nog wel moet worden toegepast en of men zich niet beter zou focussen op het middelengebruik (dat los van dansmogelijkheid) van minderjarigen, met in het bijzonder de jongeren onder de 16 jaar.

Mijn vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken :

1) Hoeveel inbreuken werden in 2010, 2011, 2012 en 2013 (opgesplitst per gewest) vastgesteld op art. 1, par. 2, van voormelde wet?

Mijn vragen aan de minister van Volksgezondheid :

2) Vallen fuiven en feesten waarop wordt gedanst en die, om inkomsten te verwerven, door scholen, jeugd-, cultuur- en sportverenigingen en andere worden georganiseerd, onder de toepassing van voormelde wet?

3) Beschikken de gemeenten over de wettelijke bevoegdheid om de toegang tot in besloten plaatsen georganiseerde dansfuiven, algemeen bijvoorbeeld te verbieden aan jongeren beneden de 16 jaar?