SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session extraordinaire de 2010 Buitengewone zitting 2010
________________
9 aôut 2010 9 augustus 2010
________________
Question écrite n° 5-10 Schriftelijke vraag nr. 5-10

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Déduction de frais professionnels pour les sommes payées en faveur d'un milieu d'accueil collectif de la petite enfance - Exercice d'imposition 2010 Aftrek beroepskosten met betrekking tot de betaalde sommen voor de collectieve voorziening van kinderdagopvang - Aanslagjaar 2010 
________________
impôt sur le revenu
déduction fiscale
garde d'enfants
stimulant fiscal
employeur
inkomstenbelasting
belastingaftrek
kinderoppas
fiscale stimulans
werkgever
________ ________
9/8/2010Verzending vraag
6/12/2010Antwoord
9/8/2010Verzending vraag
6/12/2010Antwoord
________ ________
Question n° 5-10 du 9 aôut 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-10 d.d. 9 augustus 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La loi-programme du 8 avril 2003 instaure, à partir du 1er janvier 2003, dans un nouvel article 52bis du Code des impôts sur les revenus 1992, la possibilité de considérer comme frais professionnels les sommes payées par un employeur (contribuable recueillant des bénéfices ou profits) en faveur d'un milieu d'accueil collectif de la petite enfance, sous certaines conditions.

Il doit s'agir d'un milieu d'accueil agréé. Les fonds versés doivent permettre de créer de nouvelles places pour des enfants de moins de trois ans ou de maintenir d'anciennes places. Il y a en outre quelques conditions relatives aux sommes versées par l'employeur. Un montant maximum de 7 270 euros a également été prévu (exercice d'imposition 2011) (montant de base 5 250 euros) par période imposable pour chaque nouvelle place créée ou maintenue.

Ce nouveau système devait permettre d' inciter les partenaires privés à soutenir financièrement l'augmentation du nombre de places d'accueil. L'incitant consiste à considérer comme frais professionnels les fonds versés dans le cadre de ce partenariat (voir l'exposé des motifs de la loi-programme du 8 avril 2003, Doc. parl. Chambre, n° 50 2343/001, p. 47).

Les résultats de cette disposition devaient faire l'objet d'un rapport annuel de la part des communautés et être évalués tous les cinq ans conjointement par le gouvernement fédéral et les communautés (voir l'exposé des motifs de la loi-programme du 8 avril 2003, Doc. parl. Chambre, n° 50 2343/001, p. 47).

Pour ces raisons, je souhaiterais obtenir du ministre une réponse aux questions suivantes :

1) Le ministre peut-il donner un aperçu, pour l'exercice d'imposition 2010, du nombre d'employeurs qui ont déduit à titre de frais professionnels, conformément à l'article 52bis CIR 92, des sommes versées en faveur d'un milieu d'accueil collectif de la petite enfance ?

2) Peut-il donner un aperçu du nombre de ces employeurs ventilé par région ?

3) Peut-il donner un aperçu, pour l'exercice d'imposition 2010, du nombre de places d'accueil (nouvelles places d'accueil et places maintenues) pour lesquelles des employeurs ont déduit à titre de frais professionnels, conformément à l'article 52bis CIR 92, des sommes versées en faveur d'un milieu d'accueil collectif de la petite enfance ?

4) Peut-il donner un aperçu, pour l'exercice d'imposition 2010, du nombre de milieux d'accueil collectif de la petite enfance pour lesquels une attestation a été délivrée par l'institution compétente conformément à l'article 52bis CIR 92 ?

5) Peut-il donner un aperçu du nombre d'entreprises qui organisent elles-mêmes l'accueil de la petite enfance pour les enfants de leur personnel ?

6) La mesure fiscale prévue par l'article 52bis CIR 92 a-t-elle été évaluée après cinq ans comme indiqué dans l'exposé des motifs (voir plus haut) ? Dans l'affirmative, quel en a été le résultat et où peut-on retrouver cette évaluation ?

 

De Programmawet van 8 april 2003 voerde met ingang vanaf 1 januari 2003, in een nieuw artikel 52bis in het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992, de mogelijkheid in om de sommen die een werkgever (verkrijger van winst of baten) betaalde ten gunste van een collectieve voorziening voor kinderopvang onder bepaalde voorwaarden aan te kunnen merken als beroepskosten.

Het moet gaan om een erkende voorziening voor kinderopvang. De bijdragen moeten dienen voor het creëren van nieuwe plaatsen voor kinderen jonger dan drie of voor het behouden van oude plaatsen. Daarnaast bestaan er nog enkele voorwaarden met betrekking tot de door de werkgever betaalde bedragen. Er werd ook voorzien in een maximum van 7.270 euro (AJ 2011) (basisbedrag 5.250 euro) per belastbaar tijdvak voor elke nieuwe gecreëerde of behouden plaats.

Het was de bedoeling om met dit nieuw ingevoerde systeem privé-partners uit te nodigen om de uitbreiding van het aantal opvangplaatsen financieel te ondersteunen. De stimulans bestaat erin om de in het kader van dit partnerschap gestorte uitgaven als beroepskosten aan te merken (zie toelichting Programmawet 8 april 2003, Parl. St. Kamer, nr. 50 2343/001, blz. 47).

De resultaten van deze beschikking zouden het voorwerp uitmaken van een jaarlijks rapport vanwege de gemeenschappen en zullen om de vijf jaar gezamenlijk door de federale regering en de gemeenschappen worden geëvalueerd (zie toelichting Programmawet 8 april 2003, Parl. St. Kamer, nr. 50 2343/001, blz. 47).

Om deze redenen had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1.) Kan de minister een overzicht geven voor het aanslagjaar 2010 van het aantal werkgevers dat overeenkomstig het artikel 52bis WIB 1992 betaalde sommen ten gunste van een collectieve voorziening voor kinderdagopvang als beroepskosten heeft afgetrokken?

2.) Kan de minister een overzicht geven van deze werkgevers opgesplitst per gewest?

3.) Kan de minister een overzicht geven van het aantal opvangplaatsen (nieuwe en behouden opvangplaatsen) voor het aanslagjaar 2010 waarvoor werkgevers overeenkomstig het artikel 52bis WIB 1992 betaalde sommen ten gunste van een collectieve voorziening voor kinderdagopvang als beroepskosten hebben afgetrokken?

4.) Kan de minister een overzicht geven voor het aanslagjaren 2010 van het aantal collectieve voorzieningen voor kinderdagopvang waarvoor conform art. 52bis WIB 1992 een attest werd afgeleverd door de bevoegde instelling?

5.) Kan de minister een overzicht geven van het aantal bedrijven dat zelf kinderopvang organiseert voor de kinderen van haar personeelsleden?

6.) Werd deze fiscale maatregel in art. 52bis WIB 1992 na vijf jaar geëvalueerd zoals in de toelichting werd gesteld (supra)? Zo ja, wat was het resultaat van deze evaluatie en waar kan deze evaluatie worden teruggevonden?

 
Réponse reçue le 6 décembre 2010 : Antwoord ontvangen op 6 december 2010 :

J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse à sa question écrite n° 5-4 du 9 août 2010.

Ik heb de eer het geachte lid te verwijzen naar het antwoord op haar schriftelijke virago nr. 5-4 van 9 augustus 2010.