SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
17 mars 2010 17 maart 2010
________________
Question écrite n° 4-7214 Schriftelijke vraag nr. 4-7214

de Els Van Hoof (CD&V)

van Els Van Hoof (CD&V)

à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid
________________
Institut pour l'égalité des femmes et des hommes - Traitement des plaintes - Actions judiciaires - Critères Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen - Behandeling van klachten - Ondernemen van gerechtelijke stappen - Criteria 
________________
Institut pour l'égalité des femmes et des hommes
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
________ ________
17/3/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 15/4/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
17/3/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 15/4/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Requalification de : demande d'explications 4-1552 Requalification de : demande d'explications 4-1552
________ ________
Question n° 4-7214 du 17 mars 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-7214 d.d. 17 maart 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes est compétent pour aider toute personne qui souhaite un avis sur ses droits et obligations. L'Institut peut aussi agir en justice dans les litiges qui ont trait à l'application des lois garantissant l'égalité des femmes et des hommes. Selon le rapport d'activités 2008, cette dernière mission est à peine remplie.

En 2008, la cellule juridique de l'Institut a traité 176 dossiers, dont 51 demandes d'informations et 125 dossiers qui ont réellement débouché sur une plainte. Il s'agit d'une hausse de 25 % par rapport à l'année précédente en ce qui concerne les plaintes, mais on constate également une diminution considérable des demandes d'informations qui passent de 132 à 51. L'Institut s'est constitué partie civile dans une affaire de violence liée à l'honneur et a entamé quatre actions en justice aux côtés des plaignants, essentiellement en matière de droit du travail. Seules cinq des 125 plaintes ont mené à des actions en justice. Pourtant, en 2008, l'Institut a défini les critères d'action visant à délimiter de manière objective les possibilités de mener des actions judiciaires au nom de l'Institut ou pour le compte des plaignants.

À titre de comparaison, voici les chiffres du rapport annuel Discrimination/Diversité 2008 du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme : le Centre a reçu 1754 signalements relevant de sa compétence, il a conclu à une forme de discrimination dans 619 cas et a entamé une procédure judiciaire dans 38 cas.

Je souhaiterais poser les questions suivantes :

1. Sur la base de quels critères d'action l'Institut détermine-t-il les possibilités de mener des actions judiciaires ?

2. Quel est l'état d'avancement des cinq dossiers qui ont mené à des actions judiciaires ?

3. Quels sont les chiffres pour 2009 ? Combien de dossiers, ventilés entre les plaintes et les demandes d'informations, le service juridique de l'Institut a-t-il traités et combien d'entre eux ont-ils donné lieu à des actions judiciaires ?

4. Combien d'équivalents temps plein s'occupent-ils à l'Institut du traitement des dossiers liés à la discrimination ?

 

Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen is bevoegd om hulp te verstrekken aan elke persoon die advies wil over zijn rechten en plichten. Het Instituut kan ook in rechte optreden in geschillen die betrekkingen hebben op de toepassing van de wetten die de gelijkheid van mannen en vrouwen waarborgen. Volgens het activiteitenverslag van 2008 gebeurt dat laatste amper.

In 2008 heeft de juridische cel van het Instituut 176 dossiers behandeld, waarvan 51 informatieaanvragen en 125 dossiers die werkelijk tot een klacht hebben geleid. Dat betekent een groei van 25 % ten opzichte van het jaar voordien wat betreft de klachten, maar ook een aanzienlijke daling van 132 naar 51 voor de vragen om informatie. Het Instituut stelde zich burgerlijke partij in een zaak over eergerelateerd geweld en opende vier rechtsvorderingen aan de zijde van de klagers, voornamelijk op het vlak van arbeidsrecht. Slechts bij vijf van de 125 klachten werd naar het gerecht gestapt. Nochtans werden in 2008 de actiecriteria vastgelegd om op een objectieve wijze te bepalen of er al dan niet gerechtelijke stappen worden ondernomen, namens het Instituut of voor rekening van de klagers.

Ter vergelijking geef ik de cijfers uit het jaarverslag Discriminatie / Diversiteit 2008 van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding: er waren 1754 meldingen waarvoor het Centrum bevoegd is, het Centrum oordeelde dat 619 daarvan verband hielden met discriminatie en startte in 38 gevallen een gerechtelijke procedure.

Mijn vragen zijn de volgende:

1. Op basis van welke actiecriteria wordt bepaald of het Instituut gerechtelijke stappen onderneemt?

2. Wat is de stand van zaken van de vijf dossiers waarin gerechtelijke stappen werden gedaan?

3. Wat zijn de cijfers voor 2009? Hoeveel dossiers, uitgesplitst naar klachten en informatieaanvragen, heeft de juridische dienst van het Instituut behandeld en hoeveel daarvan hebben aanleiding gegeven tot gerechtelijke stappen?

4. Hoeveel voltijds equivalenten houden zich in het Instituut bezig met de behandeling van dossiers over discriminatie?