SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
3 avril 2008 3 april 2008
________________
Question écrite n° 4-720 Schriftelijke vraag nr. 4-720

de Pol Van Den Driessche (CD&V N-VA)

van Pol Van Den Driessche (CD&V N-VA)

à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven
________________
Services publics - Fonctions dirigeantes - Bilinguisme fonctionnel obligatoire Overheidsdiensten - Managementfuncties - Verplichte functionele tweetaligheid 
________________
bilinguisme
emploi des langues
fonction publique
fonctionnaire
administration publique
tweetaligheid
taalgebruik
overheidsapparaat
ambtenaar
overheidsadministratie
________ ________
3/4/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2008)
7/5/2008Antwoord
3/4/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2008)
7/5/2008Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 4-504 Réintroduction de : question écrite 4-504
________ ________
Question n° 4-720 du 3 avril 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-720 d.d. 3 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Afin de pouvoir supprimer les adjoints linguistiques qui assistaient auparavant les fonctionnaires dirigeants, la notion de bilinguisme fonctionnel a été instaurée au moment de la réforme Copernic.

En principe, tous les fonctionnaires dirigeants disposent d’un délai déterminé pour prouver ce bilinguisme (« au plus tard six mois après leur nomination »).

Pendant le débat en commission de la loi du 12 juin 2002 sur l’emploi des langues en matière administrative, le ministre de la Fonction publique de l’époque a considéré que seuls les fonctionnaires occupant une fonction de direction et ceux susceptibles d’ assurer l’unité de la jurisprudence devaient apporter cette preuve.

Il s’agirait d’environ 250 fonctionnaires.

Il est à noter que le bilinguisme fonctionnel ne constitue pas une condition de désignation à un mandat de direction (d’ailleurs rémunéré conformément au marché).

J’aimerais savoir ce qu’il est advenu entre-temps de ce « bilinguisme fonctionnel ». Est-on parvenu, et dans quelle mesure, à imposer un niveau de bilinguisme fonctionnel à tous les fonctionnaires dirigeants ?.

Combien de titulaires d’une fonction dirigeante ont-il entre-temps prouvé leur connaissance « fonctionnelle » suffisante de la seconde langue ?

Combien de mandataires (ventilés en néerlandophones et francophones) se sont-ils vus privés de leur mandat en raison de leur absence de connaissance linguistique fonctionnelle ?

Comment a-t-on fait pour garantir le bilinguisme dans l’un ou l’autre service public fédéral à défaut de fonctionnaires dirigeants bilingues ?

Combien d’adjoints linguistiques ont-ils été désignés depuis lors ?

 

Om de taaladjuncten, die de voordien eentalige topambtenaren bijstonden, te kunnen afschaffen is ten tijde van de Copernicushervorming de notie van de functionele tweetaligheid ingevoerd.

In principe zouden alle topambtenaren binnen een bepaalde periode (“uiterlijk zes maanden na zijn aanstelling”) dergelijke tweetaligheid moeten bewijzen.

Tijdens de bespreking in de commissie van de wet van 12 juni 2002 over het gebruik van de talen in bestuurszaken, heeft de toenmalige minister belast met ambtenarenzaken gesteld dat enkel ambtenaren met een managementfunctie en ambtenaren die over de eenheid van rechtspraak moeten waken dit bewijs moeten leveren. Aangenomen werd dat het om een 250-tal ambtenaren zou gaan.

De functionele tweetaligheid blijkt nota bene geen noodzakelijke voorafgaande toelatingsvoorwaarde te zijn voor een (overigens marktconform betaalde) managementfunctie.

Mijn vraag is wat ondertussen van deze “functionele tweetaligheid” effectief gerealiseerd is. Ik wil te weten komen of en in welke mate men er in geslaagd is een voor de hand liggend niveau aan tweetaligheid op te leggen voor alle topambtenaren.

Hoeveel houders van een managementfunctie hebben ondertussen hun voldoende “functionele” kennis van de tweede taal bewezen?

Hoeveel mandaathouders (opgesplitst in Nederlands- en Franstaligen) verloren bij gebrek aan functionele taalkennis hun mandaat?

Hoe werd bij gebrek aan tweetalige topambtenaren in deze of gene federale overheidsdienst een garantie ingebouwd voor tweetaligheid?

Hoeveel taaladjuncten werden sindsdien aangesteld?

 
Réponse reçue le 7 mai 2008 : Antwoord ontvangen op 7 mei 2008 :

J'ai l'honneur de communiquer à l'honorable membre qu'à ce jour, aucun titulaire d'une fonction de management n'a pu fournir la preuve de la connaissance fonctionnelle de la deuxième langue, étant donné que la disposition légale qui impose cette obligation, à savoir l'article 43ter, § 7, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966, n'est pas encore entrée en vigueur. Ma volonté est de tout mettre en œuvre pour apporter une solution, satisfaisante pour tous, à cette importante problématique.

La réponse à la deuxième question est identique.

Dans les services publics fédéraux, l'arrêté royal du 16 mai 2003 portant la désignation d'adjoints bilingues à titre de mesure transitoire dans les services centraux des services publics fédéraux assure la continuité et la sécurité juridique nécessaires.

Dans le Service public fédéral Personnel et Organisation, trois adjoints bilingues ont été désignés. Étant donné que les autres services publics fédéraux n'ont pas d'obligation d'information vis-à-vis du Service public fédéral Personnel et Organisation, il est difficile d'évaluer le nombre d'adjoints bilingues. Une évaluation approximative au sein de la fonction publique administrative fédérale (donc un champ plus large que les services publics fédéraux) donnerait le résultat suivant : une vingtaine d'adjoints bilingues qui ont été désignés en vertu de l'arrêté royal précité du 16 mai 2003 et une vingtaine d'adjoints bilingues qui ont été désignés en vertu de l'ancien système (à savoir l'arrêté royal du 30 novembre 1966 portant la désignation d'adjoints bilingues dans les services centraux).

Ik heb de eer aan het geachte lid mee te delen dat tot op heden nog geen enkele houder van een managementfunctie de functionele kennis van de tweede taal heeft kunnen bewijzen, aangezien de wettelijke bepaling die deze verplichting oplegt, zijnde artikel 43ter, § 7, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, nog niet in werking is getreden. Mijn wil is alles in het werk te stellen om een voor iedereen bevredigende oplossing uit te werken voor deze belangrijke problematiek.

Het antwoord op uw tweede vraag is identiek.

In de federale overheidsdiensten zorgt het koninklijk besluit van 16 mei 2003 betreffende de aanwijzing van tweetalig adjuncten bij wijze van overgangsmaatregel in de centrale diensten van de federale overheidsdiensten voor de nodige continuïteit en rechtszekerheid.

Bij de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie werden drie taaladjuncten aangesteld. Omwille van het feit dat de andere federale overheidsdiensten geen rapporteringverplichting hebben aan de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie, kan het aantal taaladjuncten moeilijk ingeschat worden. Een ruwe inschatting binnen het federaal administratief openbaar ambt (dus ruimer dan de federale overheidsdiensten) zou het volgend resultaat opleveren : een twintigtal taaladjuncten die aangesteld zijn krachtens voornoemd koninklijk besluit van 16 mei 2003 en een twintigtal taaladjuncten die aangesteld zijn krachtens het oud stelsel (zijnde het koninklijk besluit van 30 november 1966 betreffende de aanwijzing van tweetalige adjuncten in de centrale diensten).