SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
15 janvier 2010 15 januari 2010
________________
Question écrite n° 4-6509 Schriftelijke vraag nr. 4-6509

de Paul Wille (Open Vld)

van Paul Wille (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Centre d'information et d'avis sur les organisations sectaires nuisibles - Nombre de demandes d'information - Absence de plaintes - Solutions quant à la politique à mener Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties - Aantal informatieaanvragen - Uitblijven van klachten - Beleidsoplossingen 
________________
secte religieuse
religieuze sekte
________ ________
15/1/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/2/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
15/1/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/2/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Question n° 4-6509 du 15 janvier 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6509 d.d. 15 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La commission d’enquête parlementaire relative aux pratiques illégales des sectes et aux dangers qu’elles représentent pour la société et pour les personnes, particulièrement les mineurs d’âge, a formulé une série de recommandations dans son rapport du 28 avril 1997. Une première recommandation traitait de mesures à prendre au niveau fédéral, notamment la sensibilisation, la formation, les moyens d’action et une collaboration plus intense avec les instances européennes et internationales. Au sein du service national de renseignement, la cellule chargée de la lutte contre les sectes aurait même été dissoute, entre autre par manque de personnel spécialisé. À l'époque, la commission d’enquête parlementaire avait proposé d’inscrire de nouvelles dispositions générales et spécifiques dans le Code pénal en vue de pénaliser la déstabilisation mentale des personnes et les abus à l’égard de personnes en situation de faiblesse.

Une quatrième recommandation consistait à créer un observatoire indépendant. À la suite de cette recommandation, la loi du 2 juin 1998, modifiée par la loi du 12 avril 2004, a créé un Centre d’information et d’avis et une Cellule administrative de coordination au sein du Service public fédéral (SPF) Justice. Cette disposition a entre-temps été exécutée par la création du Centre d'information et d'avis sur les organisations sectaires nuisibles (CIAOSN). Le centre est chargé d’étudier le phénomène et, surtout, d’informer le public. Il ressort du rapport de 2008 que «la plupart des gens consultent le Centre mais ne portent pas plainte, parce qu'il est difficile de s'opposer à une personne proche qui est entrée dans un groupe, fût-ce pour lui venir en aide. Certains sont parents et craignent de perdre leur enfant en portant plainte. Pour d'autres, anciens adeptes ayant vécu dans le mouvement de longues années, porter plainte reviendrait à trahir d’anciennes convictions. D'autres, enfin, ont honte ou peur des représailles. »

Je souhaite une réponse circonstanciée aux questions suivantes.

1. Combien de demandes d'avis juridique le CIAOSN a-t-il reçues en 2009?

2. Quelle est la secte ayant fait le plus souvent l'objet de demandes d'information en 2009, de la part des particuliers, des pouvoirs publics et de la presse?

3. Combien de personnes ont-elles consulté le site web en 2009?

4. Combien de demandes de la part de magistrats le CIAOSN a-t-il reçues en 2009?

5. Quelle a été, selon le CIAOSN, l'évolution la plus importante en matière de sectes en 2009? Quels nouveaux groupes sectaires ont-ils été signalés? Quel est, selon le CIAOSN, le groupe sectaire présentant le risque le plus important sur le plan idéologique?

6. Le ministre est-il d'accord avec la conclusions du rapport selon laquelle les liens familiaux, l'intimidation sociale et la peur de représailles font que peu de personnes osent porter plainte? Dans l'affirmative, partage-t-il l'avis que cette peur laisse encore toujours trop le champ libre aux sectes? Dans l'affirmative, quelles solutions quant à la politique à mener pourraient y remédier?

7. Le ministre est-il d'accord avec la recommandation de la commission d'enquête selon laquelle les nouvelles dispositions générales et spécifiques dans le Code pénal sont opportunes? Peut-il détailler sa réponse?

8. Existe-il au sein de service de renseignement une cellule distincte qui étudie le phénomène?Dans la négative, pourquoi pas et quand fut-elle dissoute?

 

De parlementaire onderzoekscommissie inzake de onwettige praktijken van de sekten en van de gevaren ervan voor de samenleving en voor het individu, inzonderheid voor minderjarigen, formuleerde in haar rapport van 28 april 1997 een reeks aanbevelingen. Een eerste aanbeveling handelde over maatregelen op federaal niveau zoals bewustmaking, opleiding, actiemiddelen en een intensievere samenwerking met de Europese en internationale instanties. Bij de nationale inlichtingendienst zou de cel die instond voor de bestrijding van de sekten zelfs opgedoekt zijn, onder meer wegens een gebrek aan gespecialiseerd personeel. De parlementaire onderzoekscommissie stelde destijds voor om nieuwe algemene en specifieke bepalingen op te nemen in het Strafwetboek met het oog op de strafbaarstelling van de mentale destabilisatie van personen en van het misbruik van personen in een zwakke positie.

Een vierde aanbeveling was de oprichting van een onafhankelijk observatorium. Als antwoord op deze aanbeveling zijn bij de wet van 2 juni 1998, gewijzigd bij de wet van 12 april 2004, een Informatie- en Adviescentrum en een Administratieve Coördinatiecel opgericht in de schoot van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie. Dat is ondertussen gebeurd met de creatie van het Informatie- en Adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties (IACSSO). Het Centrum heeft als opdracht het fenomeen te bestuderen en vooral informatie te geven aan het publiek. Uit het rapport van 2008 blijkt dat " de meeste mensen een beroep doen op het Centrum, maar dienen geen klacht in, omdat het heel moeilijk is om in te gaan tegen een familielid - ook al is het om hem of haar te helpen - dat tot een groep is toegetreden. Soms gaat het om ouders die vrezen dat zij hun kind zullen verliezen door klacht in te dienen. Voor anderen, voormalige volgelingen die zelf jaren in de beweging hebben gesleten, zou het indienen van een klacht neerkomen op het verraden van een oude liefde. Anderen tenslotte, zijn beschaamd of bang voor wraakacties... "

Graag kreeg ik een uitvoerig en duidelijk antwoord op volgende vragen:

1. Hoeveel vragen naar juridisch advies kreeg het IACSSO in 2009?

2. Over welke sekte werd duidelijk het meest navraag gedaan, door particulieren, door overheden, door de pers in 2009?

3. Hoeveel bezoekers had de website in 2009?

4. Hoeveel vragen kreeg IACCSO vanuit de magistratuur in 2009?

5. Wat was volgens IACCSO de belangrijkste evolutie in het sektaire veld in 2009? Welke nieuwe sektegroepen werden gemeld? Wat is volgens IACCSO de sektegroep die qua gedachtegoed het grootste risico inhoudt?

6. Is de geachte minister akkoord, zoals in het verslag geconcludeerd wordt, dat familiale banden, sociale intimidatie en schrik voor wraakacties ervoor zorgen dat weinig mensen klacht durven indienen? Is hij akkoord dat deze schrik de sekten nog steeds te veel vrij spel geeft? Zo ja, welke beleidsoplossingen zouden hier kunnen helpen?

7. Is hij akkoord met de aanbeveling van de onderzoekscommissie die stelt dat nieuwe algemene en specifieke bepalingen in het Strafwetboek opportuun zijn? Graag kreeg ik een uitvoerig antwoord.

8. Bestaat er een aparte cel die binnen de inlichtingendiensten dit fenomeen onderzoekt? Zo nee, waarom niet en wanneer werd deze opgedoekt?