SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
12 janvier 2010 12 januari 2010
________________
Question écrite n° 4-6479 Schriftelijke vraag nr. 4-6479

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Droits d'auteur - Droit de prêt - Arrêt de la cour d'appel de Bruxelles du 29 septembre 2009 Auteursrechten - Leenrecht - Arrest van het hof van beroep te Brussel van 29 september 2009 
________________
droit d'auteur
exception au droit d'auteur
auteursrecht
uitzondering op het auteursrecht
________ ________
12/1/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/2/2010)
12/2/2010Antwoord
12/1/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/2/2010)
12/2/2010Antwoord
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1336 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1336
________ ________
Question n° 4-6479 du 12 janvier 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6479 d.d. 12 januari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dans son arrêt du 29 septembre 2009, la cour d'appel de Bruxelles a déclaré recevable la demande des sociétés agréées de gestion des droits d'auteur, pour autant que celle-ci porte sur les préjudices subis depuis 1997. La procédure juridique court déjà depuis 2001.

Concrètement, il s'agit d'un préjudice subi par les auteurs parce que l'État belge a omis, pour le droit de prêt, de donner une suite appropriée à la directive européenne de 1992 relative à ce sujet. L'arrêté royal belge relatif aux droits à rémunération pour prêt public des auteurs, des artistes-interprètes ou exécutants, des producteurs de phonogrammes et des producteurs de premières fixations de films ne date en effet que du 25 avril 2004. Il y a donc un retard de plus de dix ans.

C'est pourquoi j'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) L'État belge se pourvoit-il en appel devant la Cour de cassation contre cet arrêt de la cour d'appel de Bruxelles?

2) Quel montant les sociétés de gestion des droits d'auteur ont-elles reçu, sous la forme de droits de prêt, depuis 2004? J'aimerais obtenir une ventilation par année.

3) Quel montant a-t-on payé pour les honoraires de l'assistance juridique et des avocats qui ont aidé l'État belge dans cette affaire en justice? Quel est le montant des honoraires encore dû? Si possible, j'aimerais également connaître le montant des honoraires des avocats des trois communautés qui interviennent également dans cette affaire.

4) Ne serait-il pas judicieux de tendre dans ce contentieux vers un règlement à l'amiable au lieu de se lancer dans une procédure de plusieurs années?

 

Bij arrest van 29 september 2009 verklaarde het hof van beroep te Brussel de eis van de erkende beheersvennootschappen van auteurs ontvankelijk in zoverre deze betrekking heeft op de schade geleden sinds 1997. De juridische procedure loopt reeds sinds 2001.

In concreto gaat het om de schade geleden door de auteurs omwille van het feit dat de Belgische Staat heeft nagelaten met betrekking tot het leenrecht passend gevolg te geven aan de desbetreffende Europese richtlijn van 1992. Het Belgisch koninklijk besluit betreffende de vergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en producenten van eerste vastleggingen van films dateert immers slechts van 25 april 2004, dus is er ruim tien jaar vertraging...

Om deze redenen had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Tekent de Belgische Staat beroep aan in Cassatie tegen deze uitspraak van het hof van beroep te Brussel?

2) Welk bedrag hebben de auteursbeheersvennootschappen sinds 2004 tot nu aan leenrecht ontvangen, de som opgesplitst per jaar van vergoeding?

3) Welk bedrag werd betaald aan erelonen voor juridische bijstand en aan de advocaten, die de Belgische Staat in deze zaak in rechte bijstaan en welk bedrag aan erelonen is nog verschuldigd? En, indien mogelijk, ook de kosten van erelonen van de advocaten van de drie gemeenschappen, die eveneens in deze zaak optreden.

4) Zou het niet zinvol zijn om in dit geschil een minnelijke schikking na te streven in plaats van gedurende jaren te procederen?

 
Réponse reçue le 12 février 2010 : Antwoord ontvangen op 12 februari 2010 :

1) L'état belge examine actuellement l’opportunité d’intenter éventuellement un recours en cassation contre l’arrêt du 29 septembre dernier.

2) Depuis 2004 jusqu’à aujourd’hui, un montant total de 6 451 144,02 euros de droits de prêt a été payé aux sociétés de gestion. Ce montant a été payé par les Communautés, à quelque 3 000 euros près et peut être ventilé comme suit par année de référence :

2004 : 1 357 300 euros

2005 : 1 623 116 euros

2006 : 1 762 030 euros

2007 : 1 697 866 euros

2008 : 8 130 euros (tous les montants n’ont pas encore été perçus).

3) Quant à la question concernant les frais d’avocat et les frais d’assistance juridique, je peux communiquer à l’honorable membre qu’il n’est pas habituel de fournir de telles données en rapport avec des affaires individuelles encore en cours. Les services du Service public fédéral (SPF) Économie m’ont également signalé qu’ils n’ont jamais reçu auparavant une question parlementaire où de tels renseignements individuels étaient demandés. Pour ces raisons et considérant en partie l’article 69, 2, d) du règlement du Sénat, je ne peux pas, actuellement, communiquer ces informations à l’honorable membre. En ce qui concerne les trois Communautés, je ne peux en tout cas pas fournir ces données à l’honorable membre.

4) Je suis d’accord avec l’honorable membre lorsqu’il souligne que les procédures judiciaires doivent, si possible, être évitées. À cet égard, nous avons eu pour objectif d’élaborer un arrêté royal équilibré et fonctionnel concernant le droit de prêt et ce, en consultant à la fois les sociétés de gestion et les Communautés. Il est souvent inévitable que des choix, qui ne satisfont pas tout le monde, doivent finalement être faits.

S’agissant des procédures judiciaires en cours depuis déjà des années, je peux signaler à l’honorable membre que celles-ci ont toutes été intentées – il y en a trois au total – par la société de gestion VEWA, parfois assistée par d’autres parties. L’honorable membre sera d’accord avec moi sur le fait que, si l'État belge est assigné devant un tribunal, il doit pouvoir se défendre. En outre, je peux informer l’honorable membre que le jugement de la cour d’appel de Bruxelles du 29 septembre dernier ne concerne que la recevabilité de l’action des appelants. Une décision quant au fond doit encore être prise par cette même Cour. On peut toutefois déjà mentionner que la Cour d’appel a décidé dans son arrêt qu’en ce qui concerne la période précédant janvier 1997, l’action des sociétés de gestion est en tout cas prescrite.

Un arrêt n’a pas encore été rendu dans la procédure devant le Conseil d'État. Le rapport de l’auditeur est toutefois déjà disponible. Dans ce rapport, l'État belge a obtenu entièrement gain de cause.

Vu ces éléments, l'honorable membre partagera sûrement mon opinion et admettra que le simple fait qu'une partie soit mécontente d'une mesure particulière, menace d’engager ou engage des procédures judiciaires, ne justifie pas toujours de procéder à un règlement amiable.

1) De Belgische Staat onderzoekt momenteel de opportuniteit om eventueel een cassatieberoep in te stellen tegen het arrest van 29 september jongstleden.

2) Sinds 2004 tot nu werd in totaal een bedrag van 6 451 144,02 euro aan leenrecht betaald aan de beheersvennootschappen. Dit bedrag werd op een kleine 3 000 euro na betaald door de gemeenschappen, en kan per referentiejaar uitgesplitst worden als volgt:

2004 : 1 357 300 euro

2005 : 1 623 116 euro

2006 : 1 762 030 euro

2007 : 1 697 866 euro

2008 : 8 130 euro (nog niet alle bedragen werden geïnd).

3) Wat de vraag naar de advocatenkosten en kosten voor juridische bijstand betreft, kan ik het geachte lid melden dat het niet gebruikelijk is om dergelijke gegevens mee te delen met betrekking tot individuele, nog lopende zaken. De diensten van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie hebben mij ook meegedeeld dat zij nog nooit eerder een parlementaire vraag kregen waarin om dergelijke individuele gegevens gevraagd werd. Om die redenen, en mede gelet op artikel 69, 2, d) van het reglement van de Senaat, kan ik u deze gegevens thans niet meedelen. Wat de drie gemeenschappen betreft, kan ik u sowieso deze gegevens niet meedelen.

4) Ik ben het met het geachte lid eens dat gerechtelijke procedures, indien mogelijk, best vermeden worden. In dat opzicht hebben wij destijds ook geprobeerd om een evenwichtig en werkbaar koninklijk besluit inzake het leenrecht uit te werken, waarbij zowel de beheersvennootschappen als de gemeenschappen geraadpleegd werden. Dat uiteindelijk keuzes moeten gemaakt worden waarmee niet iedereen tevreden is, is vaak onvermijdelijk.

Wat betreft de gerechtelijke procedures die nu reeds gedurende jaren lopen, kan ik het geachte lid melden dat deze allen – dat zijn er drie in totaal - ingesteld werden door de beheersvennootschap VEWA, soms aangevuld met andere partijen. Het geachte lid zal het met mij eens zijn dat indien de Belgische Staat voor de rechtbank gedaagd wordt, zij zich moet kunnen verdedigen. Bovendien kan ik het geachte lid informeren dat de uitspraak van het hof van beroep van Brussel van 29 september jongstleden enkel de ontvankelijkheid van de vordering van de appellanten betreft. Een beslissing ten gronde moet nog genomen worden door het Hof van Beroep. Wel kan reeds vermeld worden dat het Hof van Beroep in zijn uitspraak bepaald heeft dat voor wat betreft de periode vóór januari 1997, de vordering van de beheersvennootschappen alleszins verjaard is.

In de procedure voor de Raad van State werd nog geen uitspraak gedaan. Wel is het verslag van de auditeur reeds beschikbaar. In dit verslag werd de Belgische Staat over de hele lijn in het gelijk gesteld.

Gelet op deze elementen zal het geachte lid het zeker met mij eens zijn dat het loutere feit dat een partij ontevreden is over een bepaalde regeling, of dreigt met of overgaat tot gerechtelijke procedures, niet altijd verantwoordt om over te gaan tot een minnelijke schikking.