SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
7 décembre 2009 7 december 2009
________________
Question écrite n° 4-5412 Schriftelijke vraag nr. 4-5412

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen
________________
Violence liée à l'honneur - Convention du Conseil de l'Europe - Participation et appui de notre pays Eergerelateerd geweld - Verdrag van de Raad van Europa - Deelname van en ondersteuning door ons land 
________________
Comité d'avis pour l'égalité des chances entre les femmes et les hommes
condition féminine
coutumes et traditions
crime contre les personnes
violence
violence domestique
convention européenne
Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen
positie van de vrouw
gebruiken en tradities
misdaad tegen de personen
geweld
huiselijk geweld
Europese Conventie
________ ________
7/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
21/1/2010Antwoord
7/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
21/1/2010Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4913 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-4913
________ ________
Question n° 4-5412 du 7 décembre 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-5412 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

À la suite d'un crime d'honneur commis au mois d'octobre 2007 dans la région de Charleroi, le Comité d'avis pour l'Égalité des Chances entre les femmes et les hommes a remis un avis circonstancié comportant diverses recommandations sur la violence liée à l'honneur (document n° 4-379 - 2007/2008).

Étant donné que la Belgique n'a guère progressé en ce qui concerne la lutte contre la violence liée à l'honneur et que la création d'une cellule Violence liée à l'honneur au sein du service Agression de la police fédérale sera nécessaire à terme, il est recommandé de mettre sur pied des projets pilotes similaires à ceux réalisés en matière de violence intrafamiliale, et ce en collaboration avec le Service public fédéral (SPF) Justice et l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes.

Le 11 juillet 2008 (question écrite n° 4-1219) et le 12 janvier 2009 (question écrite n° 2-2541), j'ai interrogé le ministre de la Justice de l'époque sur ses intentions.

Le ministre de la Justice de l'époque a promis de mettre sur pied des projets pilotes à l'exemple des Pays-Bas, ce qu'entre-temps il a fait. Ainsi, le premier projet pilote a été lancé en avril 2008 à Malines, et en mars 2009 à Verviers.

Le 17 septembre 2009 devait se réunir pour la première fois le groupe pilote composé de représentants du SPF Justice, du SPF Intérieur, du service de la Politique criminelle, du Collège des procureurs généraux, de l'Institut pour l'Égalité des chances, de la police fédérale et des représentants des deux projets.

L'Assemblée parlementaire du Conseil de l'Europe s'est également penchée au printemps 2009 sur le thème de la violence liée aux crimes d'honneur. La résolution n° 1681 et la recommandation n° 1881 confirmaient que toute forme de violence commise à l'encontre de femmes et de jeunes filles au nom de codes d'honneur traditionnels doit être considérée comme un « crime d'honneur » impliquant une violation grave des droits fondamentaux de l'homme. Au cours des vingt dernières années, l'Assemblée a constaté une augmentation du nombre de crimes d'honneur en Europe. C'est pourquoi elle demande à tous les États membres du Conseil de l'Europe d'élaborer un plan d'action national en vue de combattre la violence envers les femmes, y compris la violence domestique commise au nom de l'« honneur ». L'Assemblée recommande au comité des ministres d'inscrire ce crime dans la future convention du Conseil de l'Europe sur les formes les plus graves et les plus répandues de violence envers les femmes et sur la violence domestique.

1. Quel est l'état d'avancement des travaux concernant la future convention du Conseil de l'Europe ?

2. De quelle manière notre pays peut-il être/sera-t-il associé à l'élaboration de la Convention ?

3. Jusqu'à présent, notre pays a-t-il soutenu cette recommandation de l'Assemblée parlementaire et dans l'affirmative, de quelle manière ?

4. Quelle position notre pays prendra-t-il à l'avenir dans ce dossier ?

 

Naar aanleiding van een eremoord in de streek van Charleroi in oktober 2007 heeft het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat een uitgebreid advies met diverse aanbevelingen over eergelateerd geweld uitgebracht (stuk nr. 4-379 – 2007/2008).

Aangezien België inzake de aanpak van eergelateerd geweld nog niet ver staat en de oprichting van een cel Eergelateerd Geweld binnen de schoot van de dienst Agressie van de federale politie op termijn noodzakelijk is, werd het opzetten van pilootprojecten naar analogie van de pilootprojecten inzake intrafamiliaal geweld én in samenwerking met de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, de politiediensten en het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen aanbevolen.

Op 11 juli 2008 (schriftelijke vraag nr. 4-1219) en 12 januari 2009 (schriftelijke vraag nr. 4-2541) informeerde ik naar de beleidsintenties van de toenmalige minister van Justitie.

De toenmalige minister van Justitie beloofde naar analogie van Nederland pilootprojecten op te zetten, wat inmiddels gebeurde. Zo werd in april 2008 het eerste pilootproject opgestart te Mechelen en in maart 2009 te Verviers.

Op 17 september 2009 zou de stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de FOD Justitie, de FOD Binnenlandse Zaken, de dienst Strafrechtelijk Beleid, het College van procureurs-generaal, het Instituut voor gelijke kansen, de federale politie en de vertegenwoordigers van de twee projecten voor de eerste maal samen komen.

De Parlementaire Assemblée van de Raad van Europa heeft zich in het voorjaar 2009 ook gebogen over het thema van eergerelateerd geweld. In resolutie nr. 1681 en aanbeveling nr. 1881, bevestigden zij dat elke vorm van geweld tegen vrouwen en meisjes gepleegd uit hoofde van traditionele erecodes moet worden beschouwd als een zogenaamd “ eremisdrijf “ dat een ernstige schending betekent van de basisrechten van de mens. De Assemblée heeft de voorbije twintig jaar een verhoging van het aantal gevallen van eremisdrijven in Europa vastgesteld. Zij vraagt dan ook aan alle Lidstaten van de Raad van Europa een nationaal actieplan uit te werken ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, met inbegrip van huiselijk geweld gepleegd uit hoofde van zogenaamde “ eer “. De Assemblée doet de aanbeveling aan het ministercomité om dat misdrijf op te nemen in het toekomstig verdrag van de Raad van Europa over de meeste ernstige en verspreide vormen van geweld ten opzichte van vrouwen en over huiselijk geweld.

1.Hoe ver zijn de werkzaamheden betreffende het toekomstige verdrag van de Raad van Europa gevorderd ?

2.Op welke wijze kan / zal ons land bij de totstandkoming van het verdrag betrokken worden?

3.Heeft ons land tot nog toe deze aanbeveling van de Parlementaire Assemblée ondersteund en zo ja op welke wijze?

4.Welke houding zal ons land in de toekomst in dit dossier aannemen?

 
Réponse reçue le 21 janvier 2010 : Antwoord ontvangen op 21 januari 2010 :

1. Le 10 décembre 2008, le Comité des ministres du Conseil de l’Europe a donné mandat au Comité ad hoc de mener les négociations en vue d’une nouvelle convention du Conseil de l’Europe relative à la prévention et à la lutte contre la violence à l’égard des femmes et à la violence domestique. Sur la base de ce mandat, un ou plusieurs instruments juridiquement contraignants devront être créés, qui seront utilisés pour prévenir et lutter contre la violence domestique, en ce compris les formes spécifiques et d’autres formes de violence à l’égard des femmes, dans le but de protéger et soutenir les victimes de tels actes de violence et poursuivre leurs auteurs.

2-3 En préparation de la réunion du 10 décembre 2008, la position belge a été établie dans le cadre d’une réunion organisée avec les départements fédéraux concernés, les Communautés et les Régions.

Depuis lors, le Comité ad hoc s’est réuni en avril, mai et décembre 2009. Le Service public fédéral (SPF) Justice y a représenté la Belgique .Je vous invite à vous adresser à mon collègue de la Justice pour obtenir plus d’informations en rapport avec les activités de ce Comité ad hoc.

4. La Belgique continuera activement à soutenir les négociations relatives à cette convention.

1. Op 10 december 2008 heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa het mandaat van het Ad Hoc Comité aangenomen dat als taak heeft om onderhandelingen te voeren met het oog op een nieuw verdrag van de Raad van Europa op het vlak van de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Op basis van dit mandaat zullen één of meerdere juridisch dwingende instrumenten moeten gecreëerd worden die zullen gebruikt worden om “huiselijk geweld te voorkomen en bestrijden, inclusief specifieke vormen en andere vormen van geweld tegen vrouwen, met als doel slachtoffers van dergelijke gewelddaden te beschermen en te ondersteunen en de daders te vervolgen.”

2.-3. Ter voorbereiding van de vergadering van 10 december 2008 werd de Belgische positie bepaald in het kader van een bijeenkomst met de betrokken federale departementen, de Gemeenschappen en de Gewesten.

Sindsdien is het eerder vermelde Ad Hoc Comité samengekomen in april, mei en december 2009. De Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie heeft België daarop vertegenwoordigd. Ik nodig u dan ook uit om u te richten tot mijn collega van Justitie om meer informatie te verkrijgen in verband met de werkzaamheden van dit Ad Hoc Comité.

4. België zal de onderhandelingen van dit verdrag actief blijven ondersteunen.