SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
17 mars 2008 17 maart 2008
________________
Question écrite n° 4-504 Schriftelijke vraag nr. 4-504

de Pol Van Den Driessche (CD&V N-VA)

van Pol Van Den Driessche (CD&V N-VA)

à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven
________________
Services publics - Fonctions dirigeantes - Bilinguisme fonctionnel obligatoire Overheidsdiensten - Managementfuncties - Verplichte functionele tweetaligheid 
________________
bilinguisme
emploi des langues
fonction publique
fonctionnaire
administration publique
tweetaligheid
taalgebruik
overheidsapparaat
ambtenaar
overheidsadministratie
________ ________
17/3/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/4/2008)
19/3/2008Dossier gesloten
17/3/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/4/2008)
19/3/2008Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 4-720 Réintroduite comme : question écrite 4-720
________ ________
Question n° 4-504 du 17 mars 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-504 d.d. 17 maart 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Afin de pouvoir supprimer les adjoints linguistiques qui assistaient auparavant les fonctionnaires dirigeants, la notion de bilinguisme fonctionnel a été instaurée au moment de la réforme Copernic.

En principe, tous les fonctionnaires dirigeants disposent d’un délai déterminé pour prouver ce bilinguisme (« au plus tard six mois après leur nomination »).

Pendant le débat en commission de la loi du 12 juin 2002 sur l’emploi des langues en matière administrative, le ministre de la Fonction publique de l’époque a considéré que seuls les fonctionnaires occupant une fonction de direction et ceux susceptibles d’ assurer l’unité de la jurisprudence devaient apporter cette preuve.

Il s’agirait d’environ 250 fonctionnaires.

Il est à noter que le bilinguisme fonctionnel ne constitue pas une condition de désignation à un mandat de direction (d’ailleurs rémunéré conformément au marché).

J’aimerais savoir ce qu’il est advenu entre-temps de ce « bilinguisme fonctionnel ». Est-on parvenu, et dans quelle mesure, à imposer un niveau de bilinguisme fonctionnel à tous les fonctionnaires dirigeants ?.

Combien de titulaires d’une fonction dirigeante ont-il entre-temps prouvé leur connaissance « fonctionnelle » suffisante de la seconde langue ?

Combien de mandataires (ventilés en néerlandophones et francophones) se sont-ils vus privés de leur mandat en raison de leur absence de connaissance linguistique fonctionnelle ?

Comment a-t-on fait pour garantir le bilinguisme dans l’un ou l’autre service public fédéral à défaut de fonctionnaires dirigeants bilingues ?

Combien d’adjoints linguistiques ont-ils été désignés depuis lors ?

 

Om de taaladjuncten, die de voordien eentalige topambtenaren bijstonden, te kunnen afschaffen is ten tijde van de Copernicushervorming de notie van de functionele tweetaligheid ingevoerd.

In principe zouden alle topambtenaren binnen een bepaalde periode (“uiterlijk zes maanden na zijn aanstelling”) dergelijke tweetaligheid moeten bewijzen.

Tijdens de bespreking in de commissie van de wet van 12 juni 2002 over het gebruik van de talen in bestuurszaken, heeft de toenmalige minister belast met ambtenarenzaken gesteld dat enkel ambtenaren met een managementfunctie en ambtenaren die over de eenheid van rechtspraak moeten waken dit bewijs moeten leveren. Aangenomen werd dat het om een 250-tal ambtenaren zou gaan.

De functionele tweetaligheid blijkt nota bene geen noodzakelijke voorafgaande toelatingsvoorwaarde te zijn voor een (overigens marktconform betaalde) managementfunctie.

Mijn vraag is wat ondertussen van deze “functionele tweetaligheid” effectief gerealiseerd is. Ik wil te weten komen of en in welke mate men er in geslaagd is een voor de hand liggend niveau aan tweetaligheid op te leggen voor alle topambtenaren.

Hoeveel houders van een managementfunctie hebben ondertussen hun voldoende “functionele” kennis van de tweede taal bewezen?

Hoeveel mandaathouders (opgesplitst in Nederlands- en Franstaligen) verloren bij gebrek aan functionele taalkennis hun mandaat?

Hoe werd bij gebrek aan tweetalige topambtenaren in deze of gene federale overheidsdienst een garantie ingebouwd voor tweetaligheid?

Hoeveel taaladjuncten werden sindsdien aangesteld?