SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
9 juillet 2009 9 juli 2009
________________
Question écrite n° 4-3782 Schriftelijke vraag nr. 4-3782

de Pol Van Den Driessche (CD&V)

van Pol Van Den Driessche (CD&V)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Acupuncture - Exercice légal par des paramédicaux - Création d'une commission paritaire Acupunctuur - Legale uitoefening door paramedici - Oprichten van een paritaire commissie 
________________
médecine douce
profession de la santé
profession médicale parallèle
médecin
médecine
zachte geneeskunde
beroep in de gezondheidszorg
beroep in de alternatieve geneeskunde
dokter
geneeskunde
________ ________
9/7/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/8/2009)
29/9/2009Antwoord
9/7/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/8/2009)
29/9/2009Antwoord
________ ________
Question n° 4-3782 du 9 juillet 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3782 d.d. 9 juli 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deux acupuncteurs ont récemment été acquittés à Bruges de l'accusation d'exercice illégal de la médecine. Ces deux praticiens en acupuncture ne sont pas médecins et ont été assignés devant le tribunal par l'Association belge des médecins acupuncteurs

Le noeud du problème est l'absence de certains arrêtés d'exécution de l'arrêté ministériel du 30 avril 1999 fixant les critères généraux d'agrément des médecins spécialistes, des maîtres de stage et des services de stage, arrêté qui règle l'agrément des acupuncteurs. Selon cet arrêté, certains soignants (kinésithérapeutes, infirmières graduées, accoucheuses, etc...) sont agréés comme acupuncteurs lorsqu'ils suivent une formation reconnue et sont agréés par une commission paritaire. Cette commission paritaire n'a toujours pas été créée. Tant que cette commission ne sera pas mise sur pied, seuls les médecins pourront pratiquer l'acupuncture de manière tout à fait légale.

Je désire poser les questions suivantes :

1. La ministre est-elle au courant de ce problème ?

2. Quelle est la cause de la non-parution des arrêtés d'exécution de la loi précitée ?

3. Dans quels délais la ministre créera-t-elle la commission paritaire, de manière à ce que non seulement des médecins, mais aussi des paramédicaux bien formés puissent légalement pratiquer l'acupuncture ?

 

Recent werden twee acupuncturisten in Brugge vrijgesproken voor het onwettig uitoefenen van de geneeskunde. Beide beoefenaars van de acupunctuur zijn geen geneesheer en werden door de beroepsvereniging van de geneesheren-acupuncturisten voor de rechtbank gedaagd.

Kern van het probleem is het uitblijven van enkele uitvoeringsbesluiten bij het ministerieel besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten die de erkenning van acupuncturisten regelt. Volgens dat besluit kunnen welbepaalde verzorgenden (kinesisten, gegradueerde-verpleegkundigen, vroedvrouwen, …) erkend worden als acupuncturist, wanneer zij een erkende opleiding volgen en erkend worden door een paritaire commissie. Net die paritaire commissie is nog altijd niet opgericht. Zolang die commissie niet is opgericht, kunnen enkel geneesheren op volstrekt legale manier de acupunctuur beoefenen.

Ik heb volgende vragen:

1. Is de geachte minister op de hoogte van dit probleem?

2. Wat is de oorzaak van het niet verschijnen van de uitvoeringsbesluiten bij de bovengenoemde wet?

3.Op welke termijn zal zij de paritaire commissie oprichten, zodat niet enkel geneesheren maar ook goed opgeleide paramedici op een legale wijze acupunctuur kunnen beoefenen?

 
Réponse reçue le 29 septembre 2009 : Antwoord ontvangen op 29 september 2009 :

J’ai comme vous pris connaissance par la presse des décisions judiciaires du tribunal correctionnel de Brugge. En tant que membre du pouvoir exécutif, il ne m’appartient pas de me prononcer sur le contenu des décisions judiciaires, et je ne les commenterai donc pas.

La loi du 29 avril 1999 relative aux pratiques non conventionnelles dans les domaines de l’art médical, de l’art pharmaceutique, de la kinésithérapie, de l’art infirmier et des professions paramédicales prévoit en effet un mécanisme de reconnaissance, d’identification et de protection des pratiques dites «non conventionnelles».

Cependant, cette loi n’a été que très partiellement exécutée depuis son adoption, et la commission paritaire à laquelle il est fait référence dans votre question n’a ainsi jamais été instituée.

Sur le fond, après un premier examen de la loi lors de mon entrée en fonction, et une série de concertations avec les représentants des 4 pratiques non conventionnelles visées par la loi, en ce compris donc les acupuncteurs, j’ai du constater que la situation de chaque pratique non conventionnelle est différente.

Entre 1999, date du vote de la loi, et maintenant, presque dix ans se sont en effet écoulés. Ces pratiques se sont répandues et ont évolué. C’est ainsi que l’acupuncture est aujourd’hui enseignée dans certaines facultés de médecines. L’Université Libre de Bruxelles a par ailleurs initié cette année un cycle de formation complet en ostéopathie. En outre, certaines prestations sont remboursées par les mutuelles dans le cadre de l’assurance complémentaire.

Dans ces conditions, préalablement à toute prise de décision quant à l’exécution de la loi, ou son éventuelle adaptation, il m’est apparu indispensable de disposer d’une analyse sérieuse et fiable de la situation actuelle. En particulier, il apparaît nécessaire de connaître le nombre de praticiens non conventionnels en Belgique, les diverses formations amenant à ces pratiques, l’importance du recours à celles-ci par la population, de même qu’un examen des principales études prouvant ou non leur efficacité et une évaluation des éventuels accidents ou effets secondaires engendrés par ces pratiques.

J’ai en conséquence chargé en octobre 2008 le Centre Fédéral d’Expertise des Soins de Santé de mener une étude en ce sens. Celle-ci permettra au Gouvernement et au Parlement de prendre les mesures qui correspondront au mieux aux besoins des citoyens et à l’accomplissement d’une politique de Santé publique efficace et pertinente. L’étude du KCE est attendue pour la fin de l’année 2009, début de l’année 2010.

Ma volonté est donc résolument d’avancer dans ce dossier. Mais je ne souhaite pas apporter une réponse inadaptée à une question que j’estime importante, et qui selon moi vaut la peine que l’on y consacre encore quelques mois afin de disposer d’une vue claire et actuelle de la situation.

Ik heb, net als u, via de pers kennis genomen van de gerechtelijke beslissingen van de correctionele rechtbank van Brugge. Als lid van de uitvoerende macht kan en mag ik me niet uitspreken over de inhoud van gerechtelijke uitspraken en ik zal er dus ook geen commentaar op geven.

De wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen voorziet inderdaad in een mechanisme van erkenning, identificatie et bescherming van de niet-conventionele praktijken.

Deze wet werd echter slechts gedeeltelijk uitgevoerd sinds haar goedkeuring. De paritaire commissie waarnaar u refereert werd nooit opgericht.

Voor wat de kern van de zaak betreft, stelde ik, na een eerste onderzoek van de wet en heel wat overleg met de vertegenwoordigers van de 4 niet-conventionele praktijken die door de wet beoogd worden, inclusief de acupuncturisten, vast dat de situatie van elke niet-conventionele praktijk anders is.

Tussen 1999 en nu zijn er inderdaad bijna 10 jaar verlopen. Deze praktijken evolueerden en hebben zich verspreid. Zo wordt acupunctuur thans onderwezen in bepaalde faculteiten geneeskunde. De Université Libre de Bruxelles heeft trouwens dit jaar een volledige opleidingscyclus osteopathie opgestart. Daarnaast worden bepaalde prestaties terugbetaald door de ziekenfondsen, in het kader van de aanvullende verzekering.

Onder die voorwaarden en vooraleer eender welke beslissing te nemen aangaande de uitvoering van de wet of een eventuele aanpassing ervan, lijkt het mij onmisbaar te zijn om over een ernstige en betrouwbare analyse te beschikken van de huidige situatie. Het lijkt meer in het bijzonder nodig om te weten hoeveel practici van niet-conventionele praktijken er in België zijn, welke de verschillende opleidingen zijn voor deze praktijken, hoe belangrijk het beroep is dat de bevolking er op doet, evenals een onderzoek van de voornaamste studies die al dan niet de efficiëntie ervan bewijzen en een evaluatie van de eventuele ongevallen of bijwerkingen die deze praktijken meebrengen.

Ik heb bijgevolg in oktober 2008 het Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg belast met het uitvoeren van een studie in die zin. Die zal aan de regering en aan het parlement toelaten om de maatregelen te nemen die het best overeenstemmen met de noden van de burgers en met het uitvoeren van een efficiënt en relevant beleid van Volksgezondheid. De studie van het KCE wordt verwacht voor eind 2009, begin 2010.

Ik wens dus resoluut in dit dossier vooruit te gaan. Maar ik wil geen onaangepast antwoord geven op een vraag die voor mij belangrijk is en die volgens mij de moeite loont om er nog enkele maanden aan te wijden indien men een duidelijk en actueel beeld van de situatie wil hebben.