SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
23 juin 2009 23 juni 2009
________________
Question écrite n° 4-3652 Schriftelijke vraag nr. 4-3652

de Sabine de Bethune (CD&V)

van Sabine de Bethune (CD&V)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Droits des enfants - Intérêt - Budget - Objectifs stratégiques pour 2009 Kinderrechten - Aandacht - Begroting - Strategische doelstellingen voor 2009 
________________
droits de l'enfant
budget de l'État
rechten van het kind
rijksbegroting
________ ________
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
30/7/2009Antwoord
23/6/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/7/2009)
30/7/2009Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3645
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3646
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3647
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3648
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3649
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3650
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3651
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3653
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3654
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3655
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3656
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3657
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3658
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3659
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3660
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3661
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3662
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3663
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3664
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3665
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3666
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3645
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3646
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3647
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3648
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3649
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3650
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3651
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3653
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3654
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3655
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3656
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3657
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3658
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3659
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3660
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3661
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3662
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3663
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3664
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3665
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3666
________ ________
Question n° 4-3652 du 23 juin 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3652 d.d. 23 juni 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La Convention des Nations unies relative aux droits de l'enfant de 1989 fut ratifiée par la Belgique le 16 décembre 1991 et est entrée en en vigueur le 15 janvier 1992.

La Convention fut suivie en 2002 par un plan d'action des Nations unies (ONU) appelé « A world fit for children ». Ce document qui énonce dix points d'action concrets, demande à tous les États membres, entre autres, de réaliser d'urgence un plan national d'action.

En exécution de ces engagements internationaux, la Belgique a adopté, le 4 septembre 2002, une loi sur l'application de la Convention relative aux droits de l'enfant.Le gouvernement devait informer chaque année le parlement de sa politique.

En outre, le conseil des ministres a approuvé le 8 juillet 2005 le plan national d'action consacré aux droits de l'enfant (2005-2012) en vue de l'application de la Convention.

La Belgique s'est ainsi engagée concrètement à prendre les mesures nécessaires pour réaliser les droits de l'enfant. Cette tâche exige une volonté politique constante ainsi que la libération des moyens financiers nécessaires.

La politique fédérale des droits de l'enfant est une politique horizontale. Tous les domaines de la politique touchent en effet aux droits et intérêts des enfants et des jeunes.

Chaque ministre fédéral, membre du gouvernement, secrétaire d'État et service public a, dans ses compétences, la responsabilité de veiller à la politique en matière de droits de l'enfant et de réaliser une politique favorable à l'enfant.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes:

1. Quels étaient les objectifs stratégiques en 2008 en matière de droits de l'enfant ?

2. Quels moyens a-t-on inscrits dans le budget 2008, globalement et par poste, pour réaliser une politique favorable à l'enfant ?

 

Het Verdrag voor de rechten van het kind van 1989 werd door België op 16 december 1991 geratificeerd en trad er in werking op 15 januari 1992.

Het Verdrag werd in 2002 gevolgd door een Verenigde Naties (VN) Actieplan onder de naam “ A World fit for Children “. Dit document, dat tien concrete actiepunten formuleert, vraagt onder andere aan alle Lidstaten dringend werk te maken van een nationaal actieplan.

Ter uitvoering van deze internationale engagementen nam België op 4 september 2002 een wet aan tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het VN-Kinderrechtenverdrag. De regering dient zo het Parlement jaarlijks op de hoogte te houden van haar beleid.

Daarnaast keurde de Ministerraad op 8 juli 2005 het nationale actieplan inzake de rechten van het kind (2005–2012) goed met het oog op de toepassing van het Verdrag.

Hierdoor heeft België er zich concreet toe geëngageerd de nodige maatregelen te nemen om de rechten van kinderen daadwerkelijk te realiseren. Deze opdracht vergt een volgehouden politieke wil en ook het vrijmaken van de nodige financiële middelen.

Het federaal kinderrechtenbeleid is een horizontaal beleid. Alle beleidsdomeinen hebben immers raakvlakken bij de rechten en belangen van kinderen en jongeren.

Elke federale minister, regeringslid, staatssecretaris en overheidsdienst heeft binnen het eigen bevoegdheidspakket de verantwoordelijkheid om het kinderrechtenbeleid te bewaken en een kindvriendelijke dimensie toe te passen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1.Welke waren de strategische doelstellingen inzake kinderrechten in 2009?

2.Hoeveel middelen werden ingeschreven in de begroting voor 2009, in globo en per post, ter verwezenlijking van de kindvriendelijke dimensie van het beleid?

 
Réponse reçue le 30 juillet 2009 : Antwoord ontvangen op 30 juli 2009 :

En ce qui concerne le Service public fédéral (SPF) Économie :

En réponse à sa question, j’informe l’honorable membre qu’en 2008 le SPF Économie, Petites et Moyennes Entreprises (PME), Classes moyennes et Énergie n’a mené, dans le cadre de mes compétences, aucune action en matière des droits des enfants.

Il en est de même pour le Service public de programmation (SPP) Politique scientifique ; l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA), le Bureau d'Intervention et de Restitution belge (BIRB) et le Centre d'Étude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques (CERVA).

En ce qui concerne le statut social des travailleurs indépendants :

1. Dans mon domaine de compétence, j’ai la possibilité d’agir et d’améliorer certains aspects de la vie des enfants de travailleurs indépendants. J’ai poursuivi les efforts entrepris durant la législature précédente en matière de revalorisation du statut d’indépendant par rapport au statut de salarié.

Comme le recommande le Traité sur les droits de l’enfant, je souhaite que cesse toute discrimination et je veux défendre le principe du « droit de l’enfant ». Dans le régime d’allocations familiales des indépendants, l’objectif que je poursuis est de parvenir à ce qu’un enfant d’indépendant reçoive la même chose qu’un enfant de travailleur salarié.

Mais en 2009, j’ai souhaité aller au-delà et me pencher sur l’exercice même de la profession d’indépendant qui peut être nettement amélioré, notamment au niveau des conditions d’un plus juste équilibre entre vie professionnelle et vie de famille.

Mon objectif est de faire en sorte que les situations difficiles qui touchent l’indépendant et sa famille soient mieux encadrées.

J’ai présenté les objectifs de mon Plan Famille pour les indépendants en mars 2009. Il comporte toute une série de propositions de mesures destinées à améliorer la conciliation de la vie professionnelle et de la vie familiale, ce qui indirectement contribue au bien-être des enfants d’indépendants.

Les organisations représentatives des indépendants ont été régulièrement consultées et appellent de leur vœux une série de mesures telles que le congé pour soins palliatifs apportés à un enfant, l’exonération de cotisations sociales du parent indépendant dont l’enfant est gravement malade ou l’octroi d’une allocation lorsque l’enfant reste hospitalisé après sa naissance.

La mise en œuvre du Plan Famille s’étendra sur les prochains mois jusqu’en 2011.

2. Concrètement, en 2009, voici les mesures qui ont été prises :

Dès 2009, le congé de maternité a été assoupli : la maman indépendante a désormais le droit d’organiser son congé de maternité de huit semaines (neuf en cas de naissance multiple) de façon plus flexible et plus souple. Elle peut prendre son congé facultatif de cinq semaines (ou six en cas de naissance multiple) « à la semaine » dans un délai de cinq mois après la naissance. Cette réorganisation du congé de maternité n’a pas en soi d’impact budgétaire.

Une mesure d’augmentation de l’allocation familiale ordinaire de premier rang passant de 74,07 euros à 78 euros a été prise. Cela constitue une étape supplémentaire de l’harmonisation des prestations minimales. Cette mesure, en vigueur au 1er janvier 2009, nécessite un budget de 4 256 685 euros par an.

En matière de suppléments d’âge annuels, il est désormais prévu que la catégorie d’âge des 0 à 5 ans reçoit un supplément annuel de 25 euros. L’impact budgétaire de cette mesure est de 992 384 euros annuel.

En 2009, le supplément annuel d’allocation familiale en faveur des enfants bénéficiaires âgés de 18 à 24 ans a été doublé, il est en effet passé de 25 à 50 euros, ce qui nécessite une enveloppe budgétaire de 1 094 050 euros sur base annuelle.

Mesure très précieuse, les indépendantes qui accouchent se voient octroyer 105 titres-services pour les aider à accomplir leurs tâches ménagères et elles y ont accès, depuis le 1er janvier 2009, dès le lendemain de l’accouchement alors qu’elles n’y avaient auparavant accès qu’au plus tôt six semaines après l’accouchement. Cette mesure est budgétairement neutre.

En outre, la mesure décidée par le gouvernement qui vise à étendre la nouvelle réglementation des allocations majorées en faveur d'enfants handicapés à la catégorie des enfants handicapés nés avant 1993, est entrée en vigueur. Ces enfants de travailleurs indépendants pourront aussi bénéficier de la nouvelle réglementation d’évaluation ; il s’agit donc d’enfants qui auront au 1er mai 2009 entre 16 et 21 ans (âge maximum pour bénéficier du complément d’allocations familiales). Le budget récurrent sur base annuelle s’élève à 79 914 euros.

Wat het Federale Overheidsdienst (FOD) Economie betreft:

Als antwoord op haar vraag, deel ik het geachte lid mee dat in 2008 de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie geen enkele actie, in het kader van mijn bevoegdheden, ondernam inzake kinderrechten.

Dat geldt ook voor de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapbeleid, het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV), het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB) en het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA);

Wat het sociaal statuut van de zelfstandigen betreft:

1. In het kader van mijn bevoegdheden kan ik bepaalde aspecten van het leven van de kinderen van zelfstandigen aanpakken en verbeteren. Ik heb de inspanningen die ik heb geleverd tijdens de vorige legislatuur verdergezet om het statuut van de zelfstandige volledig gelijk te schakelen met het statuut van de loontrekkende.

Ik wil in overeenstemming met de aanbeveling van het Verdrag van de rechten van het kind daarom elke vorm van discriminatie wegwerken en het principe van het « recht van het kind » verdedigen. Op het vlak van de gezinsbijslag voor zelfstandigen wil ik ervoor zorgen dat een kind van een zelfstandige hetzelfde krijgt dan het kind van een loontrekkende.

Maar in 2009 wil ik nog verdergaan en me buigen over het uitoefenen van een beroep als zelfstandige. Hier is nog veel verbetering mogelijk, vooral op het vlak van een beter evenwicht tussen het beroeps- en gezinsleven.

Mijn doel is zelfstandigen en hun families die met moeilijke situaties kampen, beter te begeleiden.

Ik heb de doelstellingen van mijn Familieplan voor zelfstandigen voorgesteld in maart 2009. Dit plan stelt een aantal maatregelen voor die het beroeps- en gezinsleven beter met elkaar moeten verzoenen, wat ook rechtstreeks zal bijdragen tot het welzijn van de kinderen van zelfstandigen.

De zelfstandigenorganisaties werden regelmatig geraadpleegd en waren voorstander van een aantal maatregelen zoals het verlof voor palliatieve zorgen verleend aan een kind, vrijstelling van sociale bijdragen voor de zelfstandige ouder waarvan het kind ernstig ziek is of de toekenning van een uitkering wanneer het kind gehospitaliseerd blijft na de geboorte.

De uitvoering van het Familieplan is gepland voor de volgende maanden tot 2011.

2. Dit zijn de concrete maatregelen die in 2009 werden genomen:

Vanaf 2009 kan het bevallingsverlof soepeler worden opgenomen: de vrouwelijke zelfstandige heeft voortaan het recht haar bevallingsverlof van acht weken (negen in geval van geboorte van een meerling) flexibeler en soepeler te organiseren. Ze mag haar facultatief van vijf weken (of zes in geval van een meerling) verlof opnemen “per week” binnen de vijf maanden volgend op de geboorte. Deze nieuwe regeling van het bevallingsverlof heeft op zich geen budgettaire impact.

Ook de gewone eersterangsgezinsbijslag werd verhoogd en stijgt van 74,07 euro naar 78 euro. Dit is een nieuwe stap in de gelijkschakeling van de minimumprestaties. Voor deze maatregel, van kracht sinds 1 januari 2009, is een terugkerend budget van 4 256 685 euro per jaar nodig.

Voor wat de leeftijdsbijslag betreft, ontvangt de leeftijdscategorie van 0 tot 5 jaar voortaan een jaarlijkse leeftijdsbijslag van 25 euro. De budgettaire impact van deze maatregel bedraagt jaarlijks 992 384 euro.

In 2009 werd de leeftijdsbijslag voor begunstigde kinderen in de leeftijdscategorie 18 tot 24 jaar verdubbeld. De leeftijdsbijslag werd verdubbeld van 25 naar 50 euro. Hiervoor is een budgettaire enveloppe nodig van 1 094 050 euro op jaarlijkse basis.

Een waardevolle maatregel is zeker de toekenning van 105 dienstencheques voor vrouwelijke zelfstandigen. Hierdoor kunnen ze hun huishoudelijke taken gemakkelijker de baas. Vanaf 1 januari 2009 kunnen zij deze aanvragen vanaf de dag volgend op de geboorte terwijl zij deze vroeger pas zes weken na de bevalling konden aanvragen. Deze maatregel heeft geen budgettaire impact.

Daarnaast heeft de regering ook beslist de nieuwe regelgeving inzake verhoogde bijslag ten gunste van gehandicapte kinderen uit te breiden tot de categorie van gehandicapte kinderen geboren voor 1993. Deze maatregel is ondertussen van kracht geworden. Kinderen van zelfstandigen zullen ook kunnen genieten van deze nieuwe regelgeving; het gaat om kinderen die op 1  mei 2009 een leeftijd hebben bereikt tussen 16 en 21 jaar (maximumleeftijd om te kunnen genieten van de leeftijdsbijslag). De terugkerende kost hiervoor bedraagt 79 914 euro op jaarbasis.