SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
11 mai 2009 11 mei 2009
________________
Question écrite n° 4-3479 Schriftelijke vraag nr. 4-3479

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Droit d'auteur - Réglementation belge sur le prêt - Révision Auteursrechten - Belgische leenregeling - Herziening 
________________
droit d'auteur
droit de suite
fourniture de document
bibliothèque
organisme de recherche
établissement d'enseignement
exception au droit d'auteur
auteursrecht
volgrecht
documentverschaffing
bibliotheek
onderzoeksorganisme
onderwijsinstelling
uitzondering op het auteursrecht
________ ________
11/5/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2009)
19/6/2009Rappel
25/11/2009Dossier gesloten
11/5/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2009)
19/6/2009Rappel
25/11/2009Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 4-5854 Réintroduite comme : question écrite 4-5854
________ ________
Question n° 4-3479 du 11 mai 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3479 d.d. 11 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La réglementation belge sur le prêt figure aux articles 62 à 64 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins et donne exécution à la directive européenne 92/100/CEE du Conseil du 19 novembre 1992 relative au droit de location et de prêt et à certains droits voisins du droit d’auteur dans le domaine de la propriété intellectuelle.

En vertu de l'article 62 de la loi précitée, en cas de prêt d'œuvres littéraires, de bases de données, d'œuvres photographiques ou de partitions d'œuvres musicales dans les conditions définies à l'article 23, l'auteur et l'éditeur ont droit à une rémunération, à savoir le droit d'emprunt. Septante pour cent de cette rémunération revient à l'auteur et trente pour cent à l'éditeur.

L'arrêté royal du 25 avril 2004 relatif aux droits à rémunération pour prêt public des auteurs, des artistes-interprètes ou exécutants, des producteurs de phonogrammes et des producteurs de premières fixations de films met en œuvre les dispositions de la loi sur le droit d'auteur en matière de droit de prêt et prévoit également quelques exceptions, par exemple pour les établissements d'enseignement et les instituts de recherche scientifique.

Trois organisations belges de droits d'auteurs demandent toutefois une révision de la réglementation belge relative au prêt concernant quatre points :

Extension de l'indemnité de prêt aux bibliothèques des instituts d'enseignement et de recherche;

Extension de la notion de droit de prêt aux consultations dans les salles de lecture;

Instauration d'une période d'attente de six mois. Des ouvrages ne pourraient pas être donnés en prêt ou ne pourraient même pas être disponibles dans une bibliothèque durant une période allant jusqu'à six mois après leur publication.

Une augmentation drastique de l'indemnité de prêt.

Le Vlaamse Hogescholenraad (Vlhora) est totalement opposé à cette mesure. Il ne veut voir aucune modification de la réglementation existante en matière de droit de prêt.

Pour les raisons précitées, je souhaiterais obtenir du ministre une réponse aux questions suivantes :

1. Quelle est la position du ministre par rapport aux exigences concrètes des organisations de droit d'auteur ?

2. Le ministre envisage-t-il de prendre une initiative législative à ce sujet ? Dans l'affirmative, dans quel sens cette initiative va-t-elle ?

 

De Belgische leenregeling zit vervat in de artikelen 62 tot en met 64 van de wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten van 30 juni 1994 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijn 92/100/EG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het huur- en leenrecht en betreffende bepaalde naburige rechten van auteursrechten binnen het domein van de intellectuele eigendom.

Overeenkomstig artikel 62 van voornoemde wet heeft de auteur en de uitgever in geval van uitlening van werken van letterkunde, databanken, fotografische werken of partituren van muziekwerken onder de voorwaarden genoemd in artikel 23 van deze wet, recht op een vergoeding, de zogenaamde leenvergoeding. Zeventig procent van deze vergoeding komt toe aan de auteur en dertig procent aan de uitgever.

Het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende de vergoedingsrechten voor openbare uitlening van de auteurs, vertolkende of uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en producenten van eerste vastleggingen van films verleent nadere uitvoering aan de bepalingen van de auteurswet inzake het leenrecht en voorziet ook in enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld voor de onderwijsinstellingen en de wetenschappelijke onderzoeksinstellingen.

Drie Belgische auteursrechtenorganisaties vragen echter een herziening van de Belgische leenregeling op een viertal punten:

uitbreiding van de leenvergoeding tot bibliotheken van instellingen van onderwijs en onderzoek;

uitbreiding van het begrip leenrecht naar consultatie in leeszalen;

instelling van een sperperiode van zes maanden. Tot zes maanden na publicatie zouden boeken niet voor leen in aanmerking komen of zelfs niet in een bibliotheek beschikbaar mogen zijn;

een drastische verhoging van de leenvergoeding.

De Vlaamse Hogescholenraad (Vlhora) is het hiermee echter grondig oneens. Zij wensen geen wijziging te zien van de bestaande regelgeving inzake het leenrecht.

Om voorgaande redenen had ik graag van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1.Wat is het standpunt van de minister met betrekking tot de concrete eisen van de auteursrechtenorganisaties?

2.Plant de geachte minister een wetgevend initiatief hieromtrent? Indien ja, welke richting gaat dit initiatief uit?