SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
11 mars 2009 11 maart 2009
________________
Question écrite n° 4-3160 Schriftelijke vraag nr. 4-3160

de Joris Van Hauthem (Vlaams Belang)

van Joris Van Hauthem (Vlaams Belang)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Institut royal des sciences naturelles de Belgique - Cadres linguistiques - Déséquilibres - Mesures Koninklijk Belgisch Instituut voor natuurwetenschappen - Taalkaders - Scheeftrekkingen - Maatregelen 
________________
Institut royal des sciences naturelles de Belgique
fonction publique
administration publique
établissements scientifiques et culturels fédéraux
Commission permanente de contrôle linguistique
emploi des langues
Koninklijk Belgisch Instituut voor natuurwetenschappen
overheidsapparaat
overheidsadministratie
federale wetenschappelijke en culturele instellingen
Vaste Commissie voor Taaltoezicht
taalgebruik
________ ________
11/3/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2009)
8/4/2009Antwoord
11/3/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2009)
8/4/2009Antwoord
________ ________
Question n° 4-3160 du 11 mars 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-3160 d.d. 11 maart 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En 2005, j'interrogeais déjà le prédécesseur de la ministre, M. Verwilghen (demande d'explications n° 3-728, annales n° 3-123 du 7 juillet 2005, page 94), sur les déséquilibres des cadres linguistiques dans différents établissements scientifiques.

Le rapport annuel de la Commission permanente de contrôle linguistique montre qu'il existe toujours de graves déséquilibres dans les cadres linguistiques de l'Institut royal des sciences naturelles de Belgique. Au degré 3, la proportion est de 99 néerlandophones pour 113 francophones. Cette situation est principalement due au fait que le comité de gestion a engagé de façon disproportionnée de nombreux contractuels francophones. Au degré 5, la proportion est de 30 néerlandophones pour 37 francophones.

Quelles mesures la ministre a-t-elle déjà prises pour supprimer ces déséquilibres?

 

In 2005 stelde ik reeds de vraag om uitleg nr. 3-728 (Handelingen nr. 3-123 van 7 juli 2005, blz. 94) aan de voorganger van de geachte minister, de heer Verwilghen, over scheeftrekkingen van de taalkaders in verschillende wetenschappelijke instellingen.

Uit het jaarverslag van de Vaste Commissie voor taaltoezicht van 2007 blijkt dat er nog steeds ernstige scheeftrekkingen zijn in de taalkaders van het Koninklijk Belgisch Instituut voor natuurwetenschappen. Op de derde trap is de verhouding 99 Nederlandstaligen-113 Ftranstaligen. Dit is vooral te wijten aan het feit dat het beheerscomité onevenredig veel Franstalige contractuele werknemers heeft aangeworven. Op de vijfde trap is de verhouding 30 Nederlandtaligen-37 Franstaligen.

Welke maatregelen heeft de geachte minister reeds genomen om deze scheeftrekkingen weg te werken ?

 
Réponse reçue le 8 avril 2009 : Antwoord ontvangen op 8 april 2009 :

Le rapport annuel de la Commission permanente de contrôle linguistique fait apparaître en 2007 pour l’Institut royal des sciences naturelles de Belgique un différence en ce qui concerne les emplois des grades classés :

- au degré 3 de la hiérarchie : 99 néerlandophones - 113 francophones;

- au degré 5 de la hiérarchie : 30 néerlandophones - 37 francophones.

En ce qui concerne les mesures pour pallier ces déséquilibres, j’ai l’honneur de référer le sénateur à ma réponse à sa question écrite n° 3-3156.

Il est important de rappeler que les établissements scientifiques fédéraux sont des services d'État à gestion séparée, dépourvus de la personnalité juridique, et font partie d'un ensemble plus important constitué par le Service public de programmation (SPP) Politique scientifique. La situation est par ailleurs très variable d'un établissement à l'autre. Les statistiques présentées ci-dessus ne peuvent donc être prises et interprétées isolément. Les lois sur l'emploi des langues en matière administrative stipulent qu'il faut tendre à l'équilibre linguistique tant pour les recrutements que pour les engagements dans les établissements fédéraux et la politique mise en œuvre poursuit clairement cet objectif dans les limites des possibilités, notamment en terme de plans de personnel. Si pour le personnel statutaire, cela ne pose guère de problème, pour le personnel contractuel à durée déterminée, les établissements sont confrontés aux réalités de terrain, au fait qu'ils ne peuvent engager que des personnes proposées par les offices régionaux de placement et à une offre pas toujours adaptée. Quand le nombre de candidats d'un rôle linguistique est insuffisant, les directeurs généraux sont placés devant le dilemme de ne pas engager - ce qui peut entraver considérablement la continuité du service public scientifique - ou d’engager temporairement des agents de l'autre rôle linguistique. Tout est cependant mis en œuvre pour s'inscrire dans la ligne directrice évoquée ci-dessus, qui ne pourra être rencontrée qu'à moyen terme dans la conjoncture actuelle.

Uit het jaarverslag van de Vaste Commissie voor taaltoezicht blijkt er in 2007 een verschil voor wat betreft de betrekkingen in het koninklijk Belgisch Instituut voor natuurwetenschappen, te weten:

- van de in trap 3 van de hiërarchie gerangschikte graden : 99 Nederlandstaligen voor 113 Franstaligen;

- van de in trap 5 van de hiërarchie gerangschikte graden : 30 Nederlandstaligen voor 37 Franstaligen.

Wat betreft de maatregelen om deze verschillen weg te werken wil ik de Senator verwijzen naar mijn antwoord op zijn schriftelijke vraag nr. 3-3156.

Het is belangrijk te onderstrepen dat de federale wetenschappelijke instellingen Staatsdiensten met afzonderlijk beheer zijn zonder rechtspersoonlijkheid die deel uitmaken van het belangrijker geheel van de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid. Bovendien is de toestand nogal verschillend per instelling. De cijfers die hier gepresenteerd worden mogen dan ook niet apart worden beschouwd en geïnterpreteerd. De wetten op het taalgebruik in bestuurszaken bepalen dat moet gestreefd worden naar taalevenwicht, zowel bij de werving als bij de verbintenissen in de federale wetenschappelijke instellingen en het beleid terzake volgt duidelijk deze doelstelling in de mate van het mogelijke, in het bijzonder via de personeelsplannen. Hoewel dit voor het statutair personeel weinig problemen stelt, worden de instelling voor het personeel aangeworven met een arbeidscontract van bepaalde duur geconfronteerd met de realiteit op de arbeidsmarkt, met het feit dat ze enkel mensen in dienst mogen nemen die voorgesteld worden door de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling of door een weinig aangepast aanbod. Wanneer het aantal kandidaten van een bepaalde taalrol ontoereikend is, staan de directeurs-generaal voor het dilemma van niet aanwerven - wat de continuïteit in de werking van de openbare wetenschappelijke dienst ernstig in het gedrang kan brengen - of het tijdelijk aanwerven van ambtenaren van een andere taalrol. Alles werd echter in het werk gesteld om zich in te schrijven in voornoemde beleidslijn, die met de huidige conjunctuur slechts op middellange termijn zal worden gehaald.