SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2353 Schriftelijke vraag nr. 4-2353

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Médecins généralistes en formation - Statut - Amélioration Huisartsen in opleiding - Statuut - Verbetering 
________________
médecin
médecine générale
stage de formation
condition de travail
statut social
sécurité sociale
enseignement médical
dokter
algemene geneeskunde
opleidingsstage
arbeidsvoorwaarden
maatschappelijke positie
sociale zekerheid
medisch onderwijs
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
9/3/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
9/3/2009Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 4-2138 Réintroduction de : question écrite 4-2138
________ ________
Question n° 4-2353 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2353 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Au printemps 2008, j'ai insisté avec d'autres collègues au Sénat pour que l'on s'occupe rapidement de définir un nouveau statut pour les médecins généralistes en formation. Nous espérions que ce nouveau statut pourrait encore entrer entrer en vigueur avant septembre mais, à mon grand regret, ce ne fut pas le cas.

Force est de constater que très peu d'étudiants optent pour la formation en médecine générale. Il en résulte que le nombre de généralistes risque de diminuer encore davantage à terme, et ce, alors que l'accord de gouvernement souligne l'importance du généraliste pour l'avenir de nos soins de santé, qui doivent rester humains et financièrement abordables.

Par ailleurs, on promet depuis très longtemps un nouveau statut aux généralistes en formation. Le statut actuel pose beaucoup de problèmes : phénomène des faux indépendants, protection sociale limitée et salaire de base peu élevé.

Les principes de base d'un nouveau régime sont pourtant fixés depuis un certain temps :

- augmentation de l'indemnité mensuelle de manière à ce que la situation financière ne joue aucun rôle dans le choix de l'étudiant entre une formation de généraliste ou de spécialiste ;

- meilleure protection sociale entre autres en cas de la maladie, d'invalidité, de congé de grossesse, de maternité et de paternité ;

- optimalisation de la qualité de la formation :

* il n'est pas acceptable que le généraliste en formation soit encore économiquement dépendant du maître de stage, qui à la fois assure la formation et procure un revenu. En outre, il faut mettre fin à l'insécurité du statut de faux indépendant. Il serait préférable que l'étudiant travaille comme salarié d'un employeur central, qui coordonne aussi la formation, et qu'il reçoive aussi directement la rémunération de ce dernier. Le statut est donc actuellement très ambigu et présente un risque juridique inacceptable de « faux indépendant » ;

* il faut prévoir plus de temps réservé de manière structurelle à l'étude (personnelle) – car outre le fait d'être stagiaire, on est aussi étudiant avec l'obligation d'effectuer un important ensemble de tâches universitaires (examens, thèses, ...) ;

* le généraliste en formation doit être moins tributaire du nombre de prestations de la formation et du nombre de prestations personnelles ;

* il faut également prévoir un statut adapté et une rémunération pour les maîtres de stage (afin de garantir qu'à l'avenir un nombre suffisant de généralistes acceptent de jouer le rôle de maîtres de stage).

En avril de cette année, la ministre a expressément promis que sa cellule stratégique mettrait tout en oeuvre pour que le nouveau statut entre en vigueur le plus rapidement possible. Sa note de politique mentionne aussi l'intention d'établir un nouveau statut.

Je souhaiterais recevoir une réponse aux questions suivantes :

Quels sont les principes de base du nouveau statut social des généralistes en formation ?

Dans quel délai ce nouveau statut entrera-t-il en vigueur ?

Cette mesure politique s'inscrit-elle dans un cadre plus large de valorisation du statut du généraliste et de l'étudiant en médecine générale ?

 

In het voorjaar van 2008 heb ik er, samen met andere collega's in de Senaat, op aangedrongen dat er snel werk zou worden gemaakt van een nieuw statuut voor de huisartsen in opleiding. We hoopten dat dit nieuwe statuut nog voor september in voege zou kunnen treden. Dit is tot mijn grote spijt niet gebeurd.

We moeten vaststellen dat er slechts weinig studenten geneigd zijn om te kiezen voor de opleiding huisartsgeneeskunde. Ten gevolge daarvan dreigt het aantal huisartsen op termijn nog verder in te krimpen en dit terwijl het regeerakkoord melding maakt van het belang van de huisarts voor de toekomst van onze menselijke en betaalbare gezondheidszorg.

Ten andere wordt er al zeer lange tijd een nieuw statuut beloofd aan de huisartsen in opleiding. Het huidige statuut brengt zeer veel problemen met zich mee : schijnzelfstandigheid, een beperkte sociale bescherming en een laag basisloon.

De uitgangspunten voor een nieuwe regeling liggen toch al een tijdje vast :

- verhoging van de maandvergoeding zodat de financiële situatie geen rol speelt bij de keuze van de student tussen een opleiding tot huisarts of specialist ;

- betere sociale bescherming bij onder andere ziekte, invaliditeit, zwangerschaps-, moederschaps- en vaderschapsverlof ;

- optimalisatie van de kwaliteit van de opleiding :

* het kan niet dat de huisarts in opleiding nog langer economisch afhankelijk is van de stagemeester die tegelijkertijd opleider is en verschaffer van een inkomen. Daarbij moet er een einde worden gemaakt aan de onzekerheid van het statuut van de schijnzelfstandigheid. De student kan het best functioneren als werknemer van een centrale werkgever die ook de opleiding coördineert. En van deze werkgever ook rechtstreeks de vergoeding ontvangt. Momenteel is het statuut dus zeer ambigu en levert een onaanvaardbaar juridisch risico van " schijnzelfstandigheid " ;

* meer structureel beschermde tijd voor (zelf)studie - want naast stagiair is men ook nog student met de verplichting tot het afwerken van een groot academisch takenpakket (examens, thesis, …) ;

* de huisarts in opleiding dient minder afhankelijk te zijn van het aantal prestaties van de opleidingspraktijk en van het aantal prestaties van zichzelf ;

* ook voor de stagemeesters dient er een aangepast statuut en verloning te worden voorzien (dit om te garanderen dat er in de toekomst nog voldoende huisartsen de rol van stagemeesters op zich willen nemen).

In april van dit jaar heeft de geachte minister uitdrukkelijk beloofd dat haar beleidscel alles in het werk zou stellen om het nieuwe statuut zo snel mogelijk in werking te laten treden. Haar beleidsnota maakt eveneens melding van het voornemen om een nieuw statuut tot stand te brengen.

Graag zou ik een antwoord krijgen op onderstaande vragen :

Wat zijn de uitgangspunten van het nieuwe sociale statuut voor de huisartsen in opleiding ?

Binnen welke termijn zal dit nieuwe statuut in werking treden ?

Kadert deze beleidsdaad in een breder kader dat de opwaardering van het statuut van de huisarts en de student huisartsgeneeskunde dient te bewerkstelligen ?

 
Réponse reçue le 9 mars 2009 : Antwoord ontvangen op 9 maart 2009 :

Il est toujours prévu que le nouveau statut des médecins généralistes en formation professionnelle entre en vigueur le 1er juillet 2009 . Mes collaborateurs ont longuement négocié les modalités de ce statut avec les représentants des maîtres de stage, des généralistes en formation, des départements de médecine générale et des syndicats médicaux . Actuellement, les services juridiques de Institut national d'assurance-maladie et invalidité (l’INAMI) et du Service public fédéral (SPF) rédigent les arrêtés d’exécution.

Ce statut a effectivement comme but d’une part de mettre sur le même pied l’ensemble des médecins en formation professionnelle et d’autre part de créer un cadre pédagogique plus égalitaire.

Concrètement , le nouveau statut sera un statut sui generis avec une protection sociale couvrant les allocations familiales, les congés de maladie et de grossesse et l’invalidité. Parallèlement, les généralistes en formation pourront avoir un statut d’indépendant complémentaire en particulier pour les gardes dépassant les 120 heures minimales légales.

Le statut prévoit également un cadre pédagogique définissant les fourchettes horaires, le nombre moyen minimal et maximal de contacts patients et le minimum d’heures à consacrer aux formations scientifiques.

L’application du statut sera confiée à deux Associations sans but lucratif (ASBL), une néerlandophone et une francophone , dans laquelle se retrouveront des représentants des départements de médecine générale, des maîtres de stage et, avec voix consultative, des généralistes en formation. Un comité directeur paritaire, garant du respect des droits professionnels , comprendra des représentants de la profession et des départements universitaires.

L’instauration de ce statut se situe dans une réflexion plus large amenée à revaloriser la fonction de maître de stage.

Het is nog steeds voorzien dat het nieuwe statuut van de huisartsen in opleiding in werking treedt op 1 juli 2009. Mijn medewerkers hebben onderhandeld over de modaliteiten van dit statuut met de vertegenwoordigers van de stagemeesters, van de huisartsen in opleiding, van de faculteiten huisartsengeneeskunde en van de medische syndicaten. De juridische diensten van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) en de Federale Overheidsdienst (FOD) stellen thans de uitvoeringsbesluiten op.

Dit statuut heeft inderdaad tot doel om enerzijds alle artsen in professionele opleiding op gelijke voet te zetten en anderzijds om een meer egalitair pedagogisch kader te creëren

Concreet zal het nieuwe statuut een statuut sui generis zijn, met een sociale bescherming die de kinderbijslag, het ziekte- en zwangerschapsverlof en de invaliditeit dekt. De huisartsen in opleiding zullen gelijklopend een statuut kunnen hebben als zelfstandige in bijberoep, in het bijzonder voor de wachtdiensten die meer bedragen dan de 120 uren die minimaal wettelijk zijn.

Het statuut voorziet eveneens een pedagogisch kader dat de uurregeling, het gemiddeld aantal minimum en maximum patiëntencontacten en het minimum aan uren die te wijden zijn aan de wetenschappelijke opleiding definieert.

De toepassing van het statuut zal toevertrouwd worden aan twee Vereinigingen zonder winstoogmerk (VZW’s), een Nederlandstalige en een Franstalige, waarin zich de vertegenwoordigers zullen bevinden van de faculteiten huisartsengeneeskunde, van de stagemeesters en – met adviserende stem – van de huisartsen in opleiding. Een paritair samengesteld directiecomité, dat garant staat voor het respecteren van de professionele rechten, zal bestaan uit vertegenwoordigers van het beroep en van de universitaire faculteiten.

De invoering van dit statuut past binnen een ruimere denkoefening die moet leiden tot het herwaarderen van de functie van stagemeester.