SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
23 septembre 2008 23 september 2008
________________
Question écrite n° 4-1612 Schriftelijke vraag nr. 4-1612

de Paul Wille (Open Vld)

van Paul Wille (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Loi du 19 décembre 2002 portant extension des possibilités de saisie et de confiscation en matière pénale - Évaluation Wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken - Evaluatie 
________________
confiscation de biens
corruption
fraude fiscale
traite des êtres humains
trafic de stupéfiants
trafic illicite
vol
criminalité organisée
prostitution
application de la loi
verbeurdverklaring van goederen
corruptie
belastingfraude
mensenhandel
handel in verdovende middelen
zwarte handel
diefstal
georganiseerde misdaad
prostitutie
toepassing van de wet
________ ________
23/9/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/10/2008)
30/9/2008Antwoord
23/9/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 23/10/2008)
30/9/2008Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1613 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1613
________ ________
Question n° 4-1612 du 23 septembre 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1612 d.d. 23 september 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Avec la loi du 19 décembre 2002 portant extension des possibilités de saisie et de confiscation en matière pénale, le législateur a introduit la confiscation élargie. Elle porte non seulement sur les bénéfices directement liés au crime, mais aussi sur les bénéfices présumés provenant d'autres délits que ceux qui ont été déclarés prouvés et pour lesquels on a été condamné.

Cette confiscation porte donc sur d'autres bénéfices pour lesquels il existe des indices que ceux-ci proviennent du même délit ou de faits identiques commis dans les cinq ans précédant la mise en inculpation jusqu'à la date du prononcé.

Cette confiscation élargie des bénéfices peut uniquement être prononcée à l'égard des personnes reconnues coupables des délits suivants :

- corruption publique/privée (trafic de drogue, traite des êtres humains, administration d'hormones aux animaux (article 43quater, § 1er (a) du Code pénal));

- une série d'infractions commises dans le cadre d'une organisation criminelle (corruption de la jeunesse, prostitution, vol qualifié, meurtre ayant le vol pour mobile, trafic d'armes...) (article 43quater, § 1er (b) du Code pénal));

- infractions commises dans le cadre d'une fraude fiscale grave et organisée (carrousels à la TVA,...) (article 43quater, § 1er (c) du Code pénal));

La charge de la preuve en cas de confiscation élargie est répartie dans notre pays entre le parquet et le condamné.

Le parquet doit uniquement apporter la preuve d'indices concrets et sérieux établissant que les bénéfices ont une origine criminelle. Si le condamné veut, une fois les indices prouvés, échapper à cette sanction, il doit crédibiliser le fait que l'accroissement de son patrimoine ne trouve pas son origine dans des faits pour lesquels il a été condamné ou dans des faits identiques. Le condamné doit donc prouver l'origine légale de ses biens (prouver le contraire).

Aux Pays-Bas, certains veulent durcir la réglementation en renversant intégralement la charge de la preuve pour tous les délits. En outre, la charge de la preuve incomberait intégralement à chaque condamné qui devrait légitimer l'ensemble de ses biens.

J'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Le ministre peut-il me communiquer le montant total des confiscations définitives sous le régime normal ou classique, et ce respectivement pour les années 2005, 2006 et 2007 ? Peut-il commenter ces montants ?

2) Le ministre peut-il me communiquer le montant total des confiscations définitives sous le régime de la confiscation des bénéfices ou de la privation d'un avantage, et ce respectivement pour les années 2005, 2006 et 2007 ? Peut-il commenter ces montants ?

3) Le ministre peut-il me communiquer le montant total des confiscations définitives sous le régime de la confiscation élargie des bénéfices (loi précitée du 19 décembre 2002, art. 43quater du Code pénal), et ce respectivement pour les années 2005, 2006 et 2007 ? Peut-il commenter ces montants ?

4) Le ministre peut -il me communiquer le montant total de toutes les confiscations (classique, privation d'un avantage et élargie), et ce respectivement pour les années 2005, 2006 et 2007 ? Peut-il commenter ces montants ?

5) Le ministre peut-il m'informer de l'évolution de la loi du 19 décembre 2002, art. 43quater du Code pénal, tant en ce qui concerne l'effet concret sur les organisations criminelles visées que l'efficacité de la confiscation élargie à l'égard des criminels ?

6) Peut-il mentionner les éléments de la loi du 19 décembre 2002, art. 43quater du Code pénal, susceptibles d'être corrigés et, dans l'affirmative, le moment où il soumettrait ces modifications au Parlement ?

7) Peut-il préciser s'il est partisan de l'extension de la ratio personae (la catégorie de criminels condamnés tombant sous l'application de la loi) pour la loi du 19 décembre 2002, art. 43quater du Code pénal et, dans l'affirmative, à quel niveau et quand il soumettrait ces modifications ua parlement ?

8) Peut-il préciser s'il est partisan d'un durcissement de la loi du 19 décembre 2002, art. 43quater du Code pénal, en ce qui concerne le renversement de la charge de la preuve dans le cas d'un criminel effectivement condamné et, dans l'affirmative, s'il compte maintenir la confiscation élargie et quand il soumettrait ces modifications au parlement ?

 

Sinds de wet van 19 december 2002 tot uitbreiding van de mogelijkheden tot inbeslagneming en verbeurdverklaring in strafzaken, de zogenaamde 'kaalplukwet', heeft de wetgever een verruimde verbeurdverklaring ingevoerd. Deze slaat niet alleen op de vermogensvoordelen in rechtstreeks verband met het misdrijf, maar ook op vermoedelijke vermogensvoordelen verworven uit andere misdrijven dan deze die bewezen verklaard werden en waarvoor men werd veroordeeld.

Deze verbeurdverklaring slaat dus op andere vermogensvoordelen waarbij aanwijzingen bestaan dat deze voortspruiten uit hetzelfde misdrijf, hetzij uit identieke feiten gepleegd in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de inverdenkingstelling tot aan de datum van de uitspraak.

Deze verruimde confiscatie van vermogensvoordelen kan enkel uitgesproken worden ten aanzien van personen die schuldig bevonden werden aan:

- publieke/private omkoping (drughandel, mensenhandel, toedienen van hormonen aan dieren (art. 43quater, § 1 (a) Strafwetboek));

- een aantal strafbare feiten gepleegd in het kader van een criminele organisatie (jeugdbederf, prostitutie, zware diefstal, roofmoord, wapenhandel…) (art. 43quater, § 1 (b) Strafwetboek);

- strafbare feiten gepleegd in het kader van ernstige en georganiseerde fiscale fraude (btw-carrousels,…) (art. 43quater, § 1 (c) Strafwetboek).

De bewijslast bij de verruimde verbeurdverklaring, zijnde de zogenaamde “kaalplukwet” is in ons land verdeeld tussen het parket en de veroordeelde.

Het parket moet enkel het bewijs leveren van concrete en ernstige aanwijzingen die aantonen dat de vermogensvoordelen een criminele oorsprong hebben. Wil de veroordeelde na dit geleverde bewijs van aanwijzingen de dans ontsnappen dan moet hij geloofwaardig maken dat de aangroei van zijn vermogen niet afkomstig is van feiten waarvoor hij werd veroordeeld noch afkomstig van identieke feiten. De veroordeelde moet dus de legale oorsprong van zijn goederen aantonen (het tegendeel bewijzen).

In Nederland gaan er stemmen op om tot een nog strengere regeling te komen waarbij voor alle misdrijven de bewijslast volledig wordt omgekeerd. Bovendien zou de bewijslast volledig rusten bij elke veroordeelde die zijn integraal vermogen dient te legitimeren.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Kan de geachte minister aangeven hoeveel het totaalbedrag is van de zaken die definitief verbeurd werden verklaard onder de gewone of klassieke verbeurdverklaring en dit respectievelijk voor 2005, 2006 en 2007? Kan hij deze bedragen duiden?

2) Kan hij aangeven hoeveel het totaalbedrag is van de zaken die definitief verbeurd werden verklaard onder de verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen of voordeelsontneming en dit respectievelijk voor 2005, 2006 en 2007? Kan hij deze bedragen duiden?

3) Kan hij aangeven hoeveel het totaalbedrag is van de zaken die definitief verbeurd werden verklaard onder de verruimde voordeelsontneming (bovenvermelde wet van 19 december 2002, art. 43quater, Strafwetboek) en dit respectievelijk voor 2005, 2006 en 2007? Kan hij deze bedragen duiden?

4) Kan hij aangeven hoeveel het totaalbedrag is van alle inbeslagnames (gewone, voordeelsontneming en 'kaalplukwet') voor respectievelijk 2005, 2006 en 2007? Kan hij deze cijfers bespreken?

5) Kan hij aangeven hoe hij de wet van 19 december 2002, art. 43quater, Strafwetboek, evalueert en dit zowel wat betreft het effect op het terrein bij de desbetreffende criminele organisaties als wat betreft de efficiëntie en effectiviteit om criminelen “kaal te plukken”?

6) Kan hij aangeven welke elementen van de wet 19 december 2002, art. 43quater Strafwetboek, vatbaar zijn voor verbetering alsook aangeven of en zo ja wanneer hij deze wijzigingen zou voorleggen aan het Parlement?

7) Kan hij aangeven of hij voorstander is van een uitbreiding rationa personae (de categorie van veroordeelde criminelen die onder de toepassing van de wet vallen) wat betreft de zogenaamde 'kaalplukwet' van 19 december 2002, art. 43quater, Strafwetboek, en zo ja op welk vlak en wanneer zou hij deze wijzigingen voorleggen aan het parlement?

8) Kan hij aangeven of hij voorstander is van een verder aanscherpen van de wet van 19 december 2002 art. 43quater, Strafwetboek, wat betreft de omkering van de bewijslast ingeval van een effectieve veroordeling als crimineel en zo ja, hoe ver wil hij gaan in het kaalplukken van criminelen en wanneer zou hij deze wijzigingen voorleggen aan het Parlement?

 
Réponse reçue le 30 septembre 2008 : Antwoord ontvangen op 30 september 2008 :

J'ai l'honneur d'informer l'honorable membre que l'objet de sa question relève de la compétence du ministre de la Justice (question écrite nº 4-1613).

Ik heb de eer het geachte lid mee te delen dat het onderwerp van de vraag onder de bevoegdheid valt van de minister van Justitie (schriftelijke vraag nr. 4-1613).