SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
3 juin 2008 3 juni 2008
________________
Question écrite n° 4-1010 Schriftelijke vraag nr. 4-1010

de Berni Collas (MR)

van Berni Collas (MR)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Praticiens de l’art infirmier - Formation permanente - Financement Beoefenaars van de verpleegkunde - Permanente opleiding - Financiering 
________________
personnel infirmier
éducation permanente
formation en cours d'emploi
congé formation
financement public
verplegend personeel
permanente educatie
praktijkopleiding
vormingsverlof
overheidsfinanciering
________ ________
3/6/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
16/7/2008Antwoord
3/6/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
16/7/2008Antwoord
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-304 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-304
________ ________
Question n° 4-1010 du 3 juin 2008 : Vraag nr. 4-1010 d.d. 3 juni 2008 :

L’Union générale des infirmières de Belgique (UGIB) revendique dans son mémorandum du 26 septembre 2007 :

1. une obligation de formation continue pour l’ensemble des professionnels infirmiers ;

2. la possibilité d’acquérir des qualifications professionnelles (via l’enseignement de promotion sociale).

Toutefois, ces formations devraient être financées adéquatement tant au niveau de l’organisation qu’au niveau du fonctionnement. À cette fin, l’accessibilité au système de congé éducation payé doit être élargie à l’ensemble du secteur tant public que privé. Le nombre d’heures de congé éducation payé lorsque la formation est professionnelle doit être harmonisé avec le nombre d’heures requis par les qualifications particulières (minimum 150 heures par an). La restriction du congé éducation payé à 105 heures depuis l’année 2006 doit être revu.

Selon l’UGIB, « la qualité de la pratique nécessite une formation permanente pour tous les professionnels infirmiers à raison de minimum deux jours par an ». On ne peut demander aux infirmiers de financer eux-même ces formations, ni de les prendre sur leurs congés, il faut donc que la formation rentre dans le cadre des heures de travail, avec remplacement sur le terrain et financement des formations.

La question du financement est spécifiquement liée aux institutions à caractère social : il y a là l’impossibilité de trouver des fonds hospitaliers ou autres pour former le personnel. La différence est très grande avec le secteur marchand. Il faut donc que ces fonds viennent des pouvoirs publics.

Je me permets donc de vous poser les questions suivantes :

Comment évaluez-vous la revendication de l’UGIB ?

Le financement public est-il envisageable ?

 

De Algemene Unie van Verpleegsters van België (AUVB) eist in haar memorandum van 26 september 2007:

1. een verplichte permanente opleiding voor alle beroepsverpleegkundigen;

2. de mogelijkheid om beroepsbekwaamheden te verwerven (via het onderwijs voor sociale promotie).

Die opleidingen zouden echter op passende wijze moeten worden gefinancierd, zowel op het niveau van de organisatie als van de werking. De toegankelijkheid tot het systeem van betaald eductief verlof moet dus gelden voor zowel de private als de publieke sector. Het aantal uren betaald educatief verlof voor een beroepsopleiding moet in overeenstemming zijn met het aantal uren vereist voor de bijzondere beroepsbekwaamheden (minimum 150 uur per jaar). De in 2006 ingevoerde beperking van het betaald educatief verlof tot 105 uur moet worden herzien.

Volgens de AUVB vereist een kwalitatieve beoefening van het beroep een permanente opleiding van ten minste twee dagen per jaar voor alle beroepsverpleegkundigen. Men kan de verpleegkundigen niet vragen dat ze die opleidingen zelf betalen of dat ze daar vakantiedagen voor opnemen. De opleiding moet dus georganiseerd worden tijdens de werkuren, met vervanging op het terrein en ze moet worden gefinancierd.

Die financiering is specifiek verbonden aan instellingen met een sociaal karakter, maar zij beschikken niet over de middelen om het personeel op te leiden. Het verschil met de non-profitsector is erg groot. De overheid moet dus voor die financiering zorgen.

Ik heb volgende vragen:

Hoe staat u tegenover die eisen van de AUVB?

Kan er worden gedacht aan een overheidsfinanciering?

 
Réponse reçue le 16 juillet 2008 : Antwoord ontvangen op 16 juli 2008 :

1. Suite au mémorandum politique de l'Union générale des infirmiers de Belgique, j'ai eu un entretien avec leurs représentants. La problématique que vous soulevez, à cette occasion, a également été abordée.

L'obligation de suivre une formation permanente d'au moins 60 heures sur une période de 4 ans existe déjà pour les chefs du département infirmier, les infirmiers chefs de service, les infirmiers en chef, les infirmiers porteurs du titre professionnel particulier d'infirmier spécialisé en soins intensifs et d'urgence, les infirmiers porteurs du titre professionnel particulier d'infirmier spécialisé en gériatrie et les infirmiers porteurs de la qualification professionnelle particulière d'infirmier ayant une expertise particulière en gériatrie.

À mesure que les critères d'agrément d'autres titres professionnels particuliers et qualifications professionnelles particulières seront fixés par arrêté ministériel, de plus en plus d'infirmiers seront obligés de suivre une formation permanente pour conserver leur titre.

L'établissement des critères d'agrément du titre professionnel d'infirmier général permettrait de soumettre immédiatement l'ensemble du corps infirmier à l'obligation d'une formation permanente, quel que le soit le secteur d'emploi. En ce qui concerne la formation permanente du personnel infirmier, chaque hôpital est tenu, en vertu des normes générales d'agrément, de déterminer une stratégie de perfectionnement qui prévoira un programme accessible à chaque infirmier.

En outre, les hôpitaux reçoivent, via la sous-partie B4 du budget des moyens financiers, les moyens qui couvrent à titre forfaitaire les charges liées à la formation permanente du personnel infirmier.

Conformément aux normes d'agrément, les maisons de repos et de soins doivent instaurer une politique de formation adaptée à chaque catégorie de personnel.

2. Dans ses priorités politiques proposées en date du 16 octobre 2007, le Conseil national de l'art infirmier conseillait déjà, en termes de formation et de formation permanente, de passer de 120 heures de congé éducatif payé à 180 heures.

Après que l'avis a été rendu, les 120 heures de congé éducatif payé existantes ont été ramenées à 105 heures.

La décision d'étendre le champ d'application et le nombre d'heures en matière de congé éducatif payé relève cependant de la compétence du ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances.

Je demanderai par conséquent à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, Mme Joëlle Milquet, d'examiner cette proposition et de m'informer quant à son impact budgétaire.

Dès que j'aurai la réponse, je statuerai sur le sujet, en concertation avec ma collègue.

1. Naar aanleiding van het politiek memorandum van de algemene Unie der Belgische Verpleegkundigen heb ik een onderhoud gehad met hun vertegenwoordigers. Ook de door u aangehaalde problematiek is toen ter sprake gekomen.

De verplichting van permanente vorming van tenminste 60 uur over een periode van 4 jaar bestaat reeds voor de hoofden van het verpleegkundig departement, de verpleegkundigen-diensthoofden, de hoofdverpleegkundigen, de verpleegkundigen die houder zijn van de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de intensieve zorg en spoedgevallenzorg, de verpleegkundigen die houder zijn van de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de geriatrie en de verpleegkundigen die houder zijn van de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie.

Naarmate de criteria voor erkenning van andere bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden zullen worden vastgesteld bij ministerieel besluit, zullen steeds meer verpleegkundigen verplicht worden om permanente vorming te volgen om hun titel te behouden.

Het vaststellen van de criteria voor erkenning van de algemene verpleegkundige beroepstitel zou toelaten het hele verpleegkundige korps onmiddellijk te onderwerpen aan de verplichting van permanente vorming onafhankelijk van de sector van tewerkstelling. Wat betreft de permanente vorming van het verpleegkundig personeel wordt elk ziekenhuis vanuit de algemene erkenningsnormen verplicht een bijscholingsstrategie te bepalen, waarbij voorzien is in een bijscholingsprogramma dat toegankelijk is voor elke verpleegkundige.

Daarenboven ontvangen de ziekenhuizen, via onderdeel B4 van het budget van financiële middelen, de middelen die forfaitair de lasten dekken met betrekking tot de permanente vorming van het verpleegkundig personeel.

De rust- en verzorgingstehuizen moeten vanuit de erkenningsnormen een vormingspolitiek instellen die aangepast is voor elk type personeel.

2. De Nationale Raad voor Verpleegkunde heeft in zijn voorstel van beleidsprioriteiten van 16 oktober 2007 al geadviseerd om voor wat opleiding en permanente vorming betreft de bestaande 120 uren betaald educatief verlof op te trekken naar 180 uur.

Na het verlenen van het advies zijn de bestaande 120 uren betaald educatief verlof herleid naar 105 uur.

De beslissing om het betaald educatief verlof uit te breiden in toepassingsgebied en in aantal uren behoort echter tot de bevoegdheid van de minister van Werk en Gelijke Kansen.

Ik zal daarom aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, mevrouw Joëlle Milquet, vragen om dit voorstel te onderzoeken en mij in te lichten over de bijhorende budgettaire impact.

Pas als ik het antwoord heb, zal ik in overleg met mijn collega een beslissing ter zake nemen.