BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2017-2018
________
9 november 2017
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1630

de Christophe Lacroix (PS)

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel
________
Federaal Migratiecentrum (Myria) - Financiering - Zorgwekkende besparingen - Onafhankelijkheid van de instelling - Behoud
________
asielzoeker
migratiestroom
politiek asiel
onderzoeksorganisme
illegale migratie
financiering
mensenhandel
vreemdelingenrecht
Myria
________
9/11/2017Verzending vraag
28/1/2019Rappel
23/5/2019Einde zittingsperiode
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1629
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1631
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1632
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1630 d.d. 9 november 2017 : (Vraag gesteld in het Frans)

Het federaal centrum voor de analyse van migrantenstromen, de bescherming van de grondrechten van vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel (Federaal Migratiecentrum - Myria) is een van de twee instellingen die in 2013 bevoegdheden van het vroegere Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding heeft overgeërfd. De andere instelling is het Interfederaal Gelijkekansencentrum (Unia).

Myria heeft ons onlangs een rapport bezorgd over zijn institutionele en budgettaire toestand.

Daaruit blijkt dat Myria geconfronteerd wordt met een belangrijke inkrimping van het budget die door de federale regering in het kader van de lineaire besparingen van 2015-2019 werd opgelegd.

Sinds 15 maart 2014 vervult Myria als autonome openbare instelling in alle onafhankelijkheid drie complementaire wettelijke opdrachten:

- waken over de grondrechten van vreemdelingen

- informatie verstrekken over de aard en de omvang van de migratiestromen

- de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel stimuleren.

Het transversale karakter van deze vraag volgt uit het feit dat Myria een centrale plaats heeft in de institutionele, politieke en wetenschappelijke uitdagingen die de migratie, de grondrechten van vreemdelingen en de mensenhandel stellen. Deze vraag betreft immers een federale openbare instelling die een band heeft met alle federale en deelstaatoverheden, in het bijzonder op het vlak van de strijd tegen mensenhandel en de opvang en de integratie van migranten. Meer in het algemeen behoort de bescherming van de mensenrechten tot de verantwoordelijkheid van alle federale- en deelstaatentiteiten van ons land.

Het geïndexeerde bedrag van de jaarlijkse dotatie van het Federaal Migratiecentrum, zoals bepaald in het organiek koninklijk besluit, zou 1.500.000 euro moeten bedragen, maar de regeringsbesparingen zijn in de voorbije drie jaar opgelopen tot 443.000 euro. Die besparingen zijn dus een inbreuk op het koninklijk besluit van 29 juli 2014 tot vaststelling van het organiek statuut van het federaal Centrum voor de analyse van migrantenstromen, de bescherming van de grondrechten van vreemdelingen en de strijd tegen mensenhandel tot uitvoering van artikel 5 van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen mensenhandel.

Het ligt voor de hand dat Myria, als onafhankelijk nationaal rapporteur op het vlak van de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel en, in het bijzonder, om zijn taak van controle op het verwijderingsbeleid te kunnen uitvoeren, de door de wetgever opgedragen taken slechts kan vervullen als zijn financiële onafhankelijkheid volledig wordt gerespecteerd en verzekerd.

Aan andere federale instellingen werden ook budgettaire besparingen door de regering opgelegd, maar Myria wordt er veel harder door getroffen, in het bijzonder in vergelijking met de zusterinstelling, het Interfederaal Gelijkekansencentrum (Unia). Aan Unia werd immers geen enkele gelijkaardige lineaire vermindering van het budget opgelegd.

Hoe rechtvaardigt u die verschillende behandeling?

Uiteraard hebben die besparingen een rechtstreekse weerslag op de werking van Myria, dat vandaag al moeite heeft om al zijn wettelijke opdrachten te vervullen. In een context waarin de grondrechten zelden zo onder druk stonden en waarin de problemen in verband met migratie en mensenhandel enkel toenemen, is het onze plicht, als parlementslid, ons te bekommeren om de goede werking en de onafhankelijkheid van de instellingen die over het respect voor de mensenrechten waken.

Hoe verklaart u het feit dat de overheid aan Myria vandaag nieuwe taken oplegt, die voortvloeien uit de richtlijn 2014/54/EU van het Europees parlement en van de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken, zonder dat er bijkomende middelen worden toegekend, terwijl die richtlijn een rechtstreeks verband vaststelt tussen enerzijds de uitvoering van het werk in volledige onafhankelijkheid, en anderzijds de noodzaak de betrokken organisaties passend te financieren?

Myria acht de situatie onhoudbaar en vraagt daarom, teneinde zijn onafhankelijkheid te bewaren:

- de opgelegde besparingen vanaf 2018 stop te zetten;

- bijkomende middelen voor de uitvoering van de opdrachten betreffende het vrije verkeer van Europese burgers toe te kennen;

- een stabiele financiële en institutionele situatie door de financiering van Myria (en Unia) niet langer te laten afhangen van de Nationale Loterij en door in een budget voor Myria (en Unia) te voorzien waardoor hun onafhankelijkheid ten opzichte van de regering wordt gewaarborgd.

Wat is uw standpunt ten aanzien van die precieze vragen waarmee een structurele oplossing wordt beoogd?

Ik voeg er nog aan toe dat in een rechtsstaat als België, democratie ook te maken heeft met de sterkte van de institutionele oppositionele machten, zoals het federaal Migratiecentrum, het Interfederaal Gelijkekansencentrum en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Het is dus van het grootste belang ervoor te zorgen dat die instellingen goed werken.

Moeten we vrezen dat de regering zich ertoe laat verleiden om de situatie van Myria te regelen door het koninklijk besluit van 29 juli 2014 aan te passen om zich op die manier te onttrekken aan de verplichting om een geïndexeerd budget van 1.500.000 euro toe te kennen? Wat is de stand van zaken?