BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2016-2017
________
14 april 2017
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1335

de Peter Van Rompuy (CD&V)

aan de minister van Defensie, belast met Ambtenaren-zaken
________
Ambtenaren - Vrijwilligerswerk - Toestemming
________
ambtenaar
vrijwilligerswerk
onbetaald werk
________
14/4/2017Verzending vraag
8/5/2017Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1335 d.d. 14 april 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : er zijn gevolgen voor de bevoegdheden van de gemeenschappen en/of de gewesten zijn de volgende want het mobiliseren van vrijwilligers is een gedeelde verantwoordelijkheid.

De juridische basis voor het vrijwilligerswerk in België is de wet betreffende de rechten van vrijwilligers van 3 juli 2005. In deze wet staat niets over vrijwilligerswerk voor ambtenaren. Toch zijn ambtenaren, via de regelgeving van de openbare sector en het administratief recht, verplicht voor elke activiteit die hij/zij naast het ambt uitoefent, toestemming te vragen. Bijgevolg geldt dit ook voor vrijwilligerswerk.

Daarom volgende vragen:

- Hoeveel federale ambtenaren vroegen de laatste tien jaar toestemming voor het vervullen van vrijwilligerswerk? Graag cijfers per jaar en per departement.

- Hoeveel federale ambtenaren kregen de afgelopen tien jaar toestemming voor het vervullen van vrijwilligerswerk? Graag cijfers per jaar en per departement.

- Wat waren de belangrijkste redenen waarom federale ambtenaren geen toestemming kregen om als vrijwilliger te werken?

- Hoe beoordeelt de minister deze evolutie?

- Hoe staat de minister tegenover de noodzakelijke toestemming voor ambtenaren om als vrijwilliger aan de slag te gaan?

Antwoord ontvangen op 8 mei 2017 :

Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.

1. Artikel 3 van de wet van 3 juli 2005 omschrijft vrijwilligerswerk als “elke activiteit die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht”.

2. Artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel bepaalt uitdrukkelijk dat rijksambtenaren voor de uitoefening van een activiteit naast hun ambt alleen een machtiging tot cumulatie moeten vragen als die activiteit is bezoldigd.

Volgens de definitie in artikel 3 van de wet van 3 juli 2005 kan vrijwilligerswerk niet worden bezoldigd, en moet bijgevolg daarvoor geen machtiging tot cumulatie worden gevraagd.

3. Dientengevolge kan de federale overheid geen statistieken van dergelijke aanvragen opmaken.