BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2010-2011
________
27 januari 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-859

de Guido De Padt (Open Vld)

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________
Vuurwerk - Ongevallen - Gebruik van een vuurwerkbril
________
vuurwerk
chemisch ongeval
beschermingsmiddel
officiële statistiek
slachtoffer
________
27/1/2011Verzending vraag
18/3/2011Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-860
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-859 d.d. 27 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tijdens de jaarwisseling werd traditioneel weer flink wat vuurwerk afgestoken in ons land. Hoewel de verkoop van vuurwerk sinds een jaar strikter gereglementeerd is, eist onvoorzichtig omgaan met vuurwerk ieder jaar een zware tol.

De risico's die verbonden zijn aan het gebruik van vuurwerk mogen allerminst gebagetelliseerd worden. Dat blijkt uit de ongevallencijfers in Nederland; bij onze noorderburen worden jaarlijks naar schatting 700 à 800 mensen behandeld voor letsels die ze opliepen door ongevallen met vuurwerk. Tijdens de jongste jaarwisseling betrof het 770 mensen, waarvan bijna de helft jonger was dan 19 jaar. Ook dit jaar vielen in Nederland weer jonge slachtoffers: twee tieners (van 13 en 17) overleden door vuurwerkbommen. Daarnaast vielen ook tientallen gewonden (oogletsels en brandwonden) en ten minste één woningbrand te betreuren, ten gevolge van verdwaald of ontploft vuurwerk.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Beschikt de geachte minister over cijfers betreffende het aantal ongevallen door vuurwerk in België in 2007, 2008, 2009 en 2010? Kan, indien mogelijk, een overzicht gegeven worden van de leeftijden van de slachtoffers?

2) Ziet de geachte minister heil in het stimuleren van het gebruik van een vuurwerkbril, bijvoorbeeld in de vorm van een preventiecampagne, om het aantal mensen met oogschade terug te dringen?

3) Is de geachte minister van oordeel dat een landelijke registratie van het aantal slachtoffers met een duidelijke profilering het beleid kan versterken?

Antwoord ontvangen op 18 maart 2011 :

1. Het meest recente jaar waarvoor cijfers ter beschikking zijn via de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid is 2007. Tijdens dat jaar werden er twee slachtoffers geregistreerd in de leeftijdscategorie 20-24 jaar. De ongevallen met vuurwerk werden niet geregistreerd als hoofddiagnose, maar als nevendiagnose. Waarschijnlijk is er ook onderregistratie.

Leeftijd

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Totaal

5 - 9

1





1




2

10 - 14

1

3

2

1

2

1


3


13

15 - 19

3

2


1



1



7

20 - 24

2

1


2

1

1

1

1

2

11

30 - 34


1








1

35 - 39

1


1


1

1




4

40 - 44






1


2


3

45 - 49


1






1


2

50 - 54






1


1


2

55 - 59





1



1


2

60 - 64

1









1

70 - 74


1

1





1


3

75 - 79



1



1

1



3

80 - 84







1



1

Totaal

9

9

5

4

5

7

4

10

2

55

2. In de Nederlandse voorlichtingscampagne was een hoofdrol weggelegd voor de Benidorm Bastards. Zij confronteerden jongeren met hun eigen, vaak domme gedrag met vuurwerk. De films zijn vertoond in de bioscoop, op Facebook en Youtube, en in totaal 507 507 keer bekeken. Op Marktplaats, Youtube en Funnygames.nl vloog een vuurpijl over het scherm en werden bezoekers opgeroepen om hun ogen te beschermen bij vuurwerk. Deze uiting werd 552 640 keer bekeken. Het merendeel van de mensen die de boodschap hebben gezien, waren jongeren tussen de 15 en 19 jaar. Ook is er veel free publicity geweest.

De Nederlandse overheid ondersteunt deze campagnes uitgevoerd door de Nederlandse Stichting Consument en Veiligheid. De campagne van 2009 was bedoeld om op de gevaren van het onjuiste gebruik van vuurwerk te wijzen. Er werd nadrukkelijk gerefereerd aan oogletsels, dit juist omdat het aantal oogletsels procentueel toenam. Specifiek bevorderen van het aanschaffen van de vuurwerkbril vindt er echter niet plaats. De Stichting Consument en Veiligheid uit Nederland stelt in haar evaluatie van januari 2011 van het vuurwerkseizoen 2010-2011 dat het belangrijk blijft om het dragen van een vuurwerkbril te stimuleren, om oogletsels te voorkomen.

Net als mijn Nederlandse collega zie ik weinig heil in het specifiek stimuleren van het gebruik van een vuurwerkbril, bijvoorbeeld in de vorm van een preventiecampagne, om het aantal mensen met oogschade terug te dringen. Ondanks de populariteit van de vuurwerkbrillen in Nederland, heeft dit echter niet geleid tot een daling van het aantal oogletselslachtoffers. Mocht nu duidelijk worden dat dergelijke informatiecampagne een significante daling van het aantal oogletselslachtoffers tot gevolg heeft, sluit ik dergelijk initiatief uiteraard niet uit. Een vuurwerkcampagne dient zich te richten tot een zo breed mogelijk publiek en dient de risico’s bij het gebruik van vuurwerk te duiden. Dit alles neemt niet weg dat ik initiatieven zoals in Nederland, waar een veiligheidsbril aangeboden wordt door oogartsen in ziekenhuizen, via diverse vuurwerkverkooppunten en enkele opticiens, ten zeerste apprecieer en aanmoedig. Ieder initiatief dat een vuurwerkslachtoffer voorkomt, is een nuttig initiatief.

3. Mijn bevoegdheden zijn beperkt tot de technische reglementering inzake de opslag en verkoop van vuurwerk. Voor mijn beleid terzake baseer ik mij hoofdzakelijk op de ongevallencijfers van onze noorderburen. Hoewel de vuurwerkcultuur misschien niet helemaal dezelfde is, acht ik deze nuttig gelet op hun betrouwbaarheid en het feit dat ze redelijk compleet zijn. Bovendien kent Nederland, net als België, twee vuurwerkcategorieën en is Nederland, net als België, een dichtbevolkte regio.

Een landelijke registratie van het aantal slachtoffers met een duidelijke profilering behoort eerder tot de bevoegdheden van de minister bevoegd voor Volksgezondheid. Alles heeft natuurlijk zijn kost en een kosten-batenanalyse dient gunstig te zijn. Hoe nauwkeuriger de statistieken hoe meer middelen vereist zijn om ze te bekomen.