BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2010-2011
________
27 december 2010
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-693

de Guido De Padt (Open Vld)

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________
Enquête naar de arbeidskrachten - Verplichte deelname - Kosten - Beleidsinitiatieven
________
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI)
nationale statistiek
arbeidskrachten
________
27/12/2010Verzending vraag
2/2/2011Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-693 d.d. 27 december 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) organiseert sinds 1999 een enquête bij Belgische huishoudens naar de arbeidskrachten. Het is hierbij de bedoeling om een volledig overzicht te verkrijgen van de socio-economische kenmerken van de in België wonende bevolking, zoals onder meer de werkloosheidsgraad en de werkgelegenheidsgraad en om tevens de bevolking op te delen in drie exhaustieve groepen (tewerkgestelde personen, werklozen en niet-actieve personen).

Om een representatieve steekproef uit de bevolking te kunnen trekken (op basis van het rijksregister), is de medewerking aan dit onderzoek verplicht voor diegenen die ervoor werden geselecteerd (koninklijk besluit van 10 januari 1999 betreffende een steekproefenquête naar de arbeidskrachten).

Het onderzoek bestaat uit een nulmeting die wordt uitgevoerd door een afgevaardigde van de ADSEI door middel van een face-to-face interview. Een drietal maanden later vindt een evaluatiemeting plaats, waarin de evolutie ten opzichte van de nulmeting wordt nagegaan. Vervolgens kunnen deze gegevens geëxtrapoleerd worden naar de volledige bevolking.

In dit kader graag een antwoord op volgende vragen:

1) Kan de minister cijfers geven over de kosten die dit continu onderzoek jaarlijks met zich mee brengt (inzetten interviewers, opleiding, verplaatsing, software zoals CAPI,..)?

2) Om de representativiteit te behouden is het belangrijk om non-respons zoveel mogelijk te beperken, daarom is de verplichte deelname ook noodzakelijk. Welke zijn de maatregelen of sancties die worden genomen bij weigering van deelname aan het onderzoek? Hoeveel mensen hebben geweigerd deel te nemen aan de bevraging tijdens de voorbije vijf jaar?

3) Hebben de meest recente studies geleid tot concrete beleidsinitiatieven? Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan maatregelen met betrekking tot vrouwenparticipatie, kansengroepen en arbeidsmarktbeleid.

Antwoord ontvangen op 2 februari 2011 :

In het antwoord op zijn vraag, gelieve het geachte lid, als bijlage, de elementen van antwoord te vinden.

1) Voor de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) worden jaarlijks 60 000 gezinnen aangeschreven. Het bezoek van de enquêteur wordt aangekondigd via een introductiebrief die naar alle 60 000 huishoudens wordt verstuurd.

Uiteindelijk worden bij 48 000 gezinnen enquêtes afgenomen. De overige huishoudens worden niet ondervraagd omdat ze nooit thuis zijn als de enquêteur langskomt, omwille van een taalbarrière, om gezondheidsredenen of omdat ze weigeren.

Enquêteurs worden vergoed per huishouden dat deelneemt (16 euro) en voor het volgen van de jaarlijkse briefing (16 euro + de reële verplaatsingsonkosten die gemiddeld 20 euro bedragen).

Aangezien de CAPI infrastructuur (umpc’s (Ultra Mobile PC) en software) ook voor andere enquêtes gebruikt worden, wordt er enkel rekening gehouden met de afschrijving van de umpc’s die extra nodig zijn voor het veldwerk van EAK. Van de 350 enquêteurs die jaarlijks ingezet worden voor EAK, zijn er 150 die niet voor andere enquêtes werken en waarvoor dus een umpc moet worden voorzien. De aankoopprijs van een umpc bedraagt 400 euro en het toestel gaat vijf jaar mee. De jaarlijkse afschrijving bedraagt dus 80 euro.

De totale externe kosten die specifiek gemaakt dienen te worden om EAK te organiseren via enquêteurs bedragen jaarlijks ongeveer 828 200 euro.

Tabel 1: Jaarlijkse externe kosten voor dataverzameling EAK met enquêteurs

Omschrijving

Aantal

Eenheidsprijs

Bedrag

Vergoeding enquêteurs (enquêtes)

48 000

16

768 000,00

Vergoeding enquêteurs (briefing)

350

36

12 600,00

Verzendkosten introductiebrief

60 000

0,56

33 600,00

Omslagen introductiebrief

60 000

0,05

3 000,00

Drukwerk (brief + folder)

60 000

0,15

9 000,00

Afschrijving PC

150

80

12 000,00

Totaal



838 200,00

2) Van de 300 000 huishoudens die tussen 2005 en eind 2009 geselecteerd werden in het kader van de Enquête naar de arbeidskrachten, weigerden 7 277 huishoudens om deel te nemen. Het gaat om 2,4% van de geselecteerde huishoudens.

De impact van de weigeringen op de kwaliteit is gezien het beperkte aandeel bij EAK zeer beperkt. Daarom werden weigeraars tot op heden nooit vervolgd en gesanctioneerd. De ervaring leert dat het afschaffen van de verplichting het aandeel weigeringen zou doen toenemen tot 30%, wat wel problematisch zou zijn en een vertekening van de resultaten als gevolg zal hebben (minder zelfstandigen, minder laaggeschoolden en minder ouderen).

3) Welke beleidsinitiatieven gebaseerd zijn op de resultaten van de enquête naar de arbeidskrachten, is moeilijk te zeggen. Wel is het duidelijk dat de resultaten van de enquête naar de arbeidskrachten uitvoerig gebruikt worden voor allerlei beleidsvoorbereidend werk, onder andere door:

  • de Belgische werkgelegenheidsgraad (hoeveel mensen 15-64 jaar werken er effectief) wordt bepaald door EAK; de werkgelegenheidsgraad is een cruciale parameter in diverse Europese en nationale plannen en evaluaties: detailleren.

  • De Europese Commissie en de Federale Overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) voor de opvolging van de Europese Werkgelegenheidsstrategie (die deel uitmaakt van de Lissabonstrategie). Er wordt in dit kader een lijst van indicatoren gebruikt die jaarlijks door het Comité van de Werkgelegenheid wordt vastgelegd. Deze lijst vormt de basis voor de indicatorenbijlage “Werkgelegenheid” die België toevoegt aan het Nationaal Hervormingsprogramma. Het grootste deel van de indicatorenbijlage is gebaseerd op de enquête naar de arbeidskrachten. Voor internationale vergelijkingen van arbeidsmarktindicatoren is de labour force survey (enquête naar de arbeidskrachten) immers de aangewezen bron. De indicatoren voor het Nationaal Hervormingsprogramma worden door de FOD WASO verzameld met medewerking van ADSEI en de bevoegde diensten van de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen. De FOD WASO publiceert ze op hun site, zie:

  • http://www.werk.belgie.be/moduleDefault.aspx?id=23912

  • De FOD Sociale Zekerheid in het kader van het NAP Sociale Insluiting. De indicatoren die berekend worden voor dit NAP zijn grotendeels gebaseerd op twee belangrijke enquêtes van ADSEI: vooral op de SILC-enquête, maar daarnaast ook op de enquête naar de arbeidskrachten.

  • De staatssecretaris voor armoedebestrijding in het kader van het federaal plan armoedebestrijding

  • De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid

  • De studiedienst van de NBB

  • Het Federaal Planbureau

  • De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, onder andere voor het technisch rapport over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling

  • Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, onder andere voor het loonkloof rapport en allerlei arbeidsmarktindicatoren naar geslacht

  • Het Departement Werk en Sociale Economie (voor Vlaanderen), IWEPS (voor Wallonië) en IBSA (voor Brussel)

Naast de resultaten van de “standaard”s-EAK, worden ook de resultaten van de speciale modules die gekoppeld zijn aan de EAK veelvuldig gebruikt door allerlei onderzoeksinstellingen. Op die manier kunnen ze onrechtstreeks van invloed zijn op het beleid. De modules gaan dieper in op een bepaalde problematiek en richten zich vaak tot specifieke doelgroepen. De resultaten van de modules over werkgelegenheid van gehandicapten, de overgang van werk naar pensionering, de arbeidsmarktsituatie van migranten en hun nakomelingen, de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt en de combinatie van werk en gezin worden veelvuldig aangevraagd en vormen vaak de basis van heel wat onderzoeksrapporten.