BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2011-2012
________
22 maart 2012
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-5955

de Guido De Padt (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________
Patiënten met bijzondere noden - Mondgezondheidstoestand - Studie - Mobiele tandheelkunde
________
tandheelkunde
tandarts
zorg voor ouderen
________
22/3/2012Verzending vraag
16/4/2013Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-5955 d.d. 22 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Als antwoord op mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 5-198 deelde u mee dat er op dat ogenblik een studie lopende was, gefinancierd door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV), waarin de mondgezondheidstoestand van patiënten met bijzondere noden in kaart werd gebracht. Op basis van de resultaten zou de nood aan begeleiding en behandeling worden ingeschat.

De studie werd uitgevoerd bij twee deelgroepen. De (kwetsbare) ouderen en de personen met mentale, fysieke of sociale beperkingen. Het onderzoek werd gevoerd door de universiteiten van Leuven en Gent, bijgestaan door twee adviesgroepen. Tijdens een internationaal symposium op 25 augustus 2010, georganiseerd in het kader van deze studie, werd bevestigd dat er een grote behandelingsnood bestaat en dat de toegankelijkheidsdrempels moeten worden weggewerkt.

Het contract voor deze studie liep eind december 2010 af, maar wegens vertraging bij de koppeling van onderzoeksgegevens, was het nog even wachten op de resultaten. Zoals vastgelegd in het Nationaal akkoord tandheelkundigen-ziekenfondsen 2011-2012, werd in 2011 voorzien in een financiering van 365 000 euro voor de studie van de implementatie van de gedane aanbevelingen, zowel qua haalbaarheid op het terrein als qua financiële impact.

Ten vroegste vanaf 2012 en indien de budgettaire middelen dan voorhanden zijn, zou de ondersteuning van deze maatregelen door de verplichte ziekteverzekering op grote schaal worden toegepast.

Er bestond ook geen specifieke reglementering die bepaalt dat tandartsen op huisbezoek kunnen gaan in verpleeg- en verzorgingsinstellingen. Afhankelijk van de aanbevelingen uit de studie zou, in samenspraak met de verschillende betrokken sectoren, worden nagegaan hoe het mobiliteitsprobleem het beste kan worden aangepakt, bijvoorbeeld door het inzetten van tandheelkundige mobiele eenheden.

Naast het oplossen van deze praktische problemen zal er ook gewerkt moeten worden aan een sensibilisering van patiënten, zorgverleners en mantelzorgers om de aandacht voor en het belang van een goede mondhygiëne te verhogen en te benadrukken.

In dit kader volgende vragen:

1) Is de studie waarin de mondgezondheidstoestand van patiënten met bijzondere noden in kaart zou worden gebracht en waarmee de nood aan begeleiding en behandeling zou worden ingeschat inmiddels afgerond? Zo ja, tot welke bevindingen kwam de studie?

2) Kan de geachte minister meedelen wat er gebeurd is met de voor 2011 voorziene financiering van 365 000 euro voor de studie van de implementatie van de gedane aanbevelingen, zowel qua haalbaarheid op het terrein als qua financiële impact? Werd deze studie afgerond? Wat waren desgevallend, de bevindingen?

3) Wordt de ondersteuning van deze maatregelen door de verplichte ziekteverzekering dit jaar op grote schaal toegepast? Zo ja, op welke wijze? Zo niet, waarom niet?

4) Bestaat er nog steeds geen specifieke reglementering die bepaalt dat tandartsen op huisbezoek kunnen gaan in verpleeg- en verzorgingsinstellingen? Is er inmiddels duidelijkheid over de wijze hoe het mobiliteitsprobleem het beste kan worden aangepakt? Is het inzetten van tandheelkundige mobiele eenheden een oplossing?

5) Werd intussen werk gemaakt van de sensibilisering van patiënten, zorgverleners en mantelzorgers om de aandacht voor en het belang van een goede mondhygiëne te verhogen en te benadrukken? Zo ja, hoe werd dit precies gedaan?

Antwoord ontvangen op 16 april 2013 :

Ik kan u meedelen dat de studie naar de mondgezondheidstoestand van patiënten met bijzondere noden (personen met fysieke, zintuiglijke en/of mentale beperkingen en kwetsbare ouderen) in juni 2011 werd afgerond. De volledige studie kan geconsulteerd worden op de website van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV). In die studie wordt vastgesteld dat er bij deze personen in vergelijking met de rest van de Belgische bevolking een grote zorgachterstand is. Dit bleek zowel uit de vragenlijsten (subjectieve zorgachterstand) als uit de epidemiologische onderzoeken (objectieve zorgachterstand). Deze achterstand kan onder andere worden verklaard door een gebrek aan dagelijkse mondhygiëne en door de hogere drempels voor tandartsbezoek (angst, geld, gebrek aan vervoer). De studie beveelt aan het volgende aan:

  • een globale aanpak van al deze elementen samen om tot een doeltreffend resultaat te komen;

  • inzetten op gezondheidspromotie en preventie bij patiënten, zorgverleners en mantelzorgers;

  • professionele tandheelkundige verzorging in de eerste lijn invoeren, met de mogelijkheid om terug te koppelen naar de tweede lijn in Centra voor bijzondere tandheelkunde;

  • een specifiek zorgnetwerk voor patiënten met bijzondere noden opzetten (detectie van de zorgnood en coördinatie van de zorgverlening);

  • maatregelen nemen op het vlak van de logistiek, de opleidingen en de financiering van de mondverzorging.

In de studie van de implementatie van de gedane aanbevelingen, waarvoor in een financiering van 365 000 euro was voorzien, staat het globaal plan centraal. Deze haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd door het Verbond der Vlaamse tandartsen (VVT) in samenwerking met academici, representatieve beroepsverenigingen, ziekenfondsen, RIZIV, regionale instanties, patiëntenverenigingen, ouderenverenigingen, instellingen van de doelgroepen, de thuisverzorging en anderen, allen verenigd in een Adviescommissie. De studie liep van 1 oktober 2011 tot 30 september 2012. In die tijdspanne stelde de Adviescommissie een globaal plan van aanpak op dat ten minste een chronologische omschrijving omvat van de te ondernemen stappen om de aanbevelingen uit het rapport van 2011 stapsgewijs te kunnen uitvoeren. Hiervoor wordt 240 000 euro uitgetrokken. De mobiliteit is een centraal probleem. Zo wordt er een kosten-batenanalyse uitgevoerd met betrekking tot de bestaande projecten rond mondverzorging met tandheelkundige mobiele eenheden, en zal de vergelijking worden gemaakt met meer traditionelere vormen van patiëntenvervoer. Ook de noodzaak en de aard van de specifieke reglementering noodzakelijk voor huisbezoeken wordt in dit globaler kader onderzocht. De maatregelen moeten immers onderling op elkaar zijn afgestemd om werkelijk doeltreffend te kunnen zijn.

De bevindingen uit het globaal plan van aanpak, dat onder meer een structuur van het voorgestelde zorgnetwerk omvat, zullen vervolgens ter controle ten uitvoer worden gelegd. Hiervoor werd 125 000 euro uitgetrokken. De resultaten hiervan worden tegen eind mei 2013 verwacht.

Voor 2013 werden vanuit de verplichte ziekteverzekering nog geen middelen uitgetrokken om de aanbevelingen op grote schaal toe te passen. In samenspraak met de betrokken federale en gemeenschapsdepartementen zouden er middelen moeten worden vrijgemaakt om dit globaal plan van aanpak om te zetten in concrete structurele maatregelen op grote schaal ter verbetering van de mondgezondheidstoestand van deze behoeftige personen. De intergouvernementele aanpak is noodzakelijk omdat er moet ingezet worden op diverse sectoren zoals onderwijs, preventie en sensibilisering, ziekteverzekering, volksgezondheid en vervoer.