BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2011-2012
________
23 december 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-4059

de Guido De Padt (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________
Ambtenaren - Evaluatiecyclus - Negatieve eindvermelding
________
ambtenaar
overheidsapparaat
beoordeling van het personeel
________
23/12/2011Verzending vraag
5/11/2012Antwoord
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3577
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-4059 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie bepaalt dat het beschrijvend evaluatieverslag geen eindvermelding omvat, behalve in het geval dat de evaluator oordeelt dat de geëvalueerde de vermelding "onvoldoende" verdient (art. 19). Een evaluatieverslag kan volgens het koninklijk besluit slechts een eindvermelding "onvoldoende" vermelden wegens manifest ondermaats functioneren van de geëvalueerde. De eindvermelding "onvoldoende" wordt bovendien onderbouwd (art. 20).

Een eerste vermelding "onvoldoende" houdt volgens het koninklijk besluit een waarschuwing en een uitnodiging tot beter functioneren voor de vastbenoemde ambtenaar in. De evaluator en zijn functionele chef kunnen aan de verantwoordelijke van de stafdienst Personeel en Organisatie van de betrokken federale overheidsdienst ook voorstellen de geëvalueerde over te plaatsen. Deze wordt daarvan verwittigd. De duur van de evaluatieperiode die volgt op de toekenning van de eerste vermelding "onvoldoende" wordt bepaald door het Directiecomité en bedraagt ten minste zes maanden. Indien binnen de drie jaar na de eerste vermelding "onvoldoende" een tweede vermelding "onvoldoende" volgt, wordt een voorstel tot ontslag gedaan aan de benoemende overheid (art. 21).

Het koninklijk besluit bepaalt verder dat de ambtenaar, per aangetekende brief, een beroep kan instellen bij de in zijn federale overheidsdienst opgerichte raad van beroep, binnen vijftien kalenderdagen na betekening, per aangetekende brief, van de eerste vermelding "onvoldoende". Dat beroep is opschortend (art. 22). Tegen de tweede vermelding "onvoldoende" kan de ambtenaar eveneens, per aangetekende brief, een beroep instellen bij de in zijn federale overheidsdienst opgerichte raad van beroep binnen vijftien kalenderdagen na betekening, per aangetekende brief, van de tweede vermelding "onvoldoende". Dat beroep is ook opschortend (art 23). Het is uiteindelijk de benoemende overheid die besluit tot het ontslag wegens beroepsongeschiktheid (art. 26).

Het koninklijk besluit bepaalt ook dat aan de wegens beroepsongeschiktheid ontslagen ambtenaar een vergoeding wegens ontslag wordt toegekend. Deze vergoeding is gelijk aan twaalfmaal de laatste maandbezoldiging van de ambtenaar indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan acht maal of zes maal deze bezoldiging naargelang de ambtenaar tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft (art. 27).

Voor personeelsleden aangeworven met een arbeidsovereenkomst bepaalt het koninklijk besluit dat wanneer het beschrijvend evaluatieverslag wordt afgesloten met een eindvermelding "onvoldoende", er een einde wordt gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (art. 28).

In dit kader een aantal vragen:

1) Beschikt de geachte minister/de geachte staatssecretaris over cijfergegevens voor de periode 2008 tot en met de eerste helft van 2011 betreffende het aantal keer dat een eerste (en tweede) onvoldoende werd vermeld op een evaluatieverslag in de diensten onder zijn of haar bevoegdheid? Welke factoren speelden een doorslaggevende rol bij die negatieve evaluaties? Hoeveel waarschuwingen gingen hieraan vooraf?

2) Kan hij/zij meegeven hoeveel personen in dezelfde periode na een eerste onvoldoende werden overgeplaatst, waarom en waarheen?

3) Wat was de gemiddelde duur van de evaluatieperiode volgend op de toekenning van de eerste onvoldoende? Welke factoren spelen een rol bij de bepaling van die termijn?

4) Wanneer het verslag van de beschrijvende evaluatie tot een vermelding 'onvoldoende' leidt, wordt deze door de evaluator en zijn functionele chef, alsook desgevallend door het personeelslid wettelijk tweetalig ondertekend. Wat zijn de mogelijke gevolgen wanneer de ambtenaar zijn negatieve evaluatie weigert te ondertekenen?

5) Hoe vaak werd in dezelfde referentieperiode een beroep ingesteld tegen een eerste en tweede vermelding onvoldoende, en op welke gronden? Werden die negatieve evaluaties in beroep bevestigd of niet? Zo niet, op welke gronden? In hoeveel/welke gevallen wijkt de voorzitter van het Directiecomité af van het negatief advies van de raad van beroep en behoudt de ambtenaar uiteindelijk toch zijn negatieve evaluatie? Welke motivatie werd hieraan gegeven?

6) Hoeveel voorstellen van ontslag werden in dezelfde periode gedaan ten gevolge van een tweede vermelding onvoldoende binnen de drie jaar volgend op de eerste? Hoeveel werden er daarvan uiteindelijk besloten? Op welke gronden werd daar eventueel van afgezien of kreeg de ambtenaar dan een andere sanctie toegewezen? Zo ja, dewelke?

7) Wil de geachte minister/geachte staatssecretaris meedelen welk bedrag er in diezelfde periode werd toegekend aan de wegens beroepsongeschiktheid ontslagen ambtenaren?

8) Beschikt hij/zij over cijfergegevens voor dezelfde periode betreffende het aantal keer dat een einde werd gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst ten gevolge van een eindvermelding onvoldoende? Werden hier eveneens vergoedingen toegekend en voor welk bedrag?

9) Hoe ervaart hij/zij het feit dat er thans geen eindvermelding 'zeer goed', 'goed', 'voldoende' meer toegekend wordt in het evaluatieverslag, en dat enkel een onvoldoende duidelijk wordt vermeld? Wordt dit als een voor- of een nadeel beschouwd?

10) Acht hij/zij het verschil tussen statutaire en contractuele ambtenaren op dit vlak houdbaar en op grond waarvan? Of verkiest hij/zij een uniforme regeling voor alle ambtenaren ongeacht hun statuut?

Antwoord ontvangen op 5 november 2012 :
  1. Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu  

1)     Twee statutaire medewerkers kregen een eerste keer een vermelding onvoldoende. Voor één van deze medewerkers werd de vermelding onvoldoende in beroep vernietigd.

Eén statutaire medewerker kreeg twee keer een vermelding onvoldoende.

Er zijn tot nu toe geen contractuele medewerkers die een vermelding onvoldoende hebben gekregen. (Zie hierbij ook antwoord op vraag 8.) 

Wat de factoren betreft die bij die negatieve evaluaties een doorslaggevende rol speelden, ging het om manifest ondermaats functioneren (onder andere doelstellingen niet halen), gecombineerd met een ongepaste houding (bijvoorbeeld het arbeidsreglement niet respecteren, afspraken niet nakomen, klachten van klanten, enz.). 

Er gingen telkens meerdere formele waarschuwingen aan vooraf.

2)     Deze medewerkers werden niet overgeplaatst. De specifieke inhoud van de functie maakte een overplaatsing zeer moeilijk.

3)     De nieuwe evaluatieperiode na een vermelding onvoldoende bedraagt één jaar, zijnde de normale periode van een nieuwe evaluatiecyclus/ontwikkelcirkel in de FOD. In de loop van het jaar wordt de opvolging van de betrokken medewerker gegarandeerd via meerdere functioneringsgesprekken.

4)     Een exemplaar wordt aan de betrokken medewerker overhandigd (indien hij/zij aanwezig is) met de handtekening van 2 getuigen. Zo niet wordt het document per aangetekend schrijven verstuurd.

5)     Er werd 3 keer een beroep ingesteld. Van de drie ingestelde beroepen werden twee onvoldoendes bevestigd en één werd vernietigd. Omdat er te weinig stavende bewijzen waren. Tot nu toe heeft de voorzitter zich steeds gebaseerd op het advies van de raad van beroep.

6)     Er werd één voorstel tot ontslag gedaan en één ontslag heeft effectief plaatsgevonden. Tot op heden werd er niet van het voorstel afgezien en werden er geen andere sancties toegewezen.

7)     Hierbij werd de wettelijke vergoeding uitbetaald.  

8)     Tot op heden kreeg geen enkele contractuele medewerker de vermelding onvoldoende.

De arbeidsovereenkomst van de contractuele medewerkers werd beëindigd na afloop van de proefperiode, na afloop van de arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of wegens budgettaire redenen.

9)     Er bestaat momenteel inderdaad geen enkele mogelijkheid om als eindvermelding “zeer goed”, “goed” of “voldoende” te geven. 

De vermelding “Geen vermelding” wordt algemeen verstaan als “niet onvoldoende” en geeft dus weinig toelichting. De functionele chef kan van zijn kant echter via het beschrijvende evaluatieverslag een concrete, constructieve, motiverende of corrigerende feedback geven.

De functionele chefs en de lijnmanagers spelen dus een zeer belangrijke rol.

De FOD zorgt dus enerzijds voor een goede aanwerving van de functionele chefs, en anderzijds voor ontwikkeling- en ondersteuningsacties.

Het programma in de FOD om leiderschap en management te ontwikkelen, het zogenoemde Integrale Management, levert hierbij een essentiële bijdrage aan de competenties en maturiteit van de functionele chefs. De stafdienst P&O neemt van zijn kant de ondersteuning voor zijn rekening.

10)  In het openbaar ambt is het statuut de regel. De regering kan echter beslissen om medewerkers met een arbeidsovereenkomst aan te werven om aan een bijzondere of tijdelijke behoefte te voldoen.  

  1. FOD Sociale Zekerheid  

Het antwoord met betrekking tot de FOD Sociale Zekerheid zal u zo snel mogelijk worden bezorgd.

  1. Openbare instellingen van sociale zekerheid

1.) Bij de hierna genoemde openbare instellingen van sociale zekerheid die onder mijn voogdij staan werd voor de periode 2008 tot en met de eerste helft van 2011 geen enkele keer een vermelding “onvoldoende” toegekend. (behalve RIZIV) De punten 2 en 5 tot 8 van de vraag zijn voor deze instellingen bijgevolg zonder voorwerp.

3.) De directieraad van elk van de voornoemde instellingen bepaalt de duur van de evaluatieperiode die volgt op de toekenning van de eerst vermelding “onvoldoende” :

  • de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid: 6 maanden

  • de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering: 6 maanden.

  • de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten: Voorafgaandelijk werd nog geen beslissing genomen door de directieraad aangaande de duur van de evaluatieperiode volgend op een eerste vermelding onvoldoende. De noodzakelijke duur van een nieuwe evaluatieperiode wordt steeds geval per geval besproken.

  • de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden: De directieraad heeft zich hierover nog niet uitgesproken.

  • de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid: 9 maanden

  • de Controledienst voor de Ziekenfondsen en de Landsbonden van Ziekenfondsen: 6 maanden

  • de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid: De directieraad heeft zich hierover nog niet uitgesproken.

  • het eHealth-platform: De directieraad heeft zich hierover nog niet uitgesproken. 

4.) Overeenkomstig artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het ministerie van Defensie, wordt het beschrijvend evaluatieverslag door de evaluator binnen de 15 dagen na het evaluatiegesprek aan de geëvalueerde bezorgd. Indien het beschrijvend evaluatieverslag afgesloten wordt met een vermelding “ onvoldoende” wordt het, overeenkomstig artikel 20, ondertekend door de evaluator en zijn functionele chef. Hoewel het noch in artikel 15 noch in artikel 20 expliciet wordt opgelegd, vraagt men aan de geëvalueerde het verslag voor kennisneming en ontvangst te willen ondertekenen. Indien een geëvalueerde zou weigeren het verslag van zijn negatieve evaluatie te ondertekenen, zal het beschrijvend evaluatieverslag per aangetekend schrijven aan betrokkene worden bezorgd, dit ten bewijze van het correcte verloop van de procedure. De verplichting om de eerste voldoende per aangetekend schrijven te betekenen wordt trouwens opgelegd door artikel 22, paragraaf 1 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002. 

9-10) zien A. 9-10) 

Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 

1.) Voor de periode van 2007 tot en met de eerste helft van 2011 werd aan 4 personeelsleden een onvoldoende toegekend, telkens voor de eerste keer.

  • 2007 :2

  • 2008 : 1

  • 2010 : 1 

Factoren die een rol speelden bij de toekenning van de onvoldoende : onvoldoende productiviteit, niet aangepaste houding, geen duidelijke verbetering ondanks herhaalde aanmaning. 

2.) Na een eerste ‘onvoldoende’ werd 1 personeelslid op eigen verzoek via mutatie overgeplaatst naar een andere dienst in een gelijkaardige functie. 

3.) De vooropgestelde termijn is één jaar, maar door afwezigheden is in één geval deze termijn verlengd voor de duur van de afwezigheid. 

4.) De mogelijke gevolgen van de weigering om de negatieve evaluatie te ondertekenen: er wordt melding van gemaakt in het evaluatieverslag en dit verslag wordt per aangetekend schrijven ter kennis gebracht van betrokkene. 

5.) In 3 gevallen werd beroep aangetekend en 3 maal werd de negatieve evaluatie niet bevestigd.

Ondanks de goede planningsgesprekken en de regelmatige functioneringsgesprekken, heeft de raad van beroep een negatieve evaluatie niet bekrachtigd. De voorzitter van de directieraad heeft telkens het advies van de raad van beroep gevolgd. De rest van de vraag is zonder voorwerp. 

6, 7 en 8) Niet van toepassing. 

9-10) zien A. 9-10)