BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2011-2012
________
1 december 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-3845

de Guido De Padt (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
Migratiedebat - Informatiestroming - Privacy - Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn
________
migratiebeleid
Gegevensbeschermingsautoriteit
OCMW
gegevensbank
Dienst Vreemdelingenzaken
datatransmissie
fraude
politiek asiel
eerbiediging van het privé-leven
asielzoeker
________
1/12/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4024
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-3845 d.d. 1 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tijdens de hoorzitting in de Kamer over de openingsredes met betrekking tot het immigratiebeleid en de gevolgen ervan op het sociale stelsel, werd verteld dat de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW's) soms steun aan bepaalde vreemdelingen weigeren na een intensief sociaal onderzoek maar in beroep worden ze vaak niet gevolgd. Er worden enkele voorbeelden opgesomd van situaties waarin OCMW's worden veroordeeld, al dan niet gepaard met dwangsommen. Dit alles maakt blijkbaar dat de huidige rechtspraak de grondslag vormt voor een onhoudbare situatie die de instroom van vreemdelingen bevordert en zorgt voor ongelijkheden in het nadeel van diegene die duurzaam in ons land verblijven.

De overheid en de wetgever zouden ook voortdurend op negatieve adviezen van de privacycommissie stuiten bij de opmaak van doeltreffende maatregelen bij de aanpak van misbruiken. Als voorbeeld werd verwezen naar het negatief advies over de vraag van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) om de databank van Fedasil te mogen gebruiken. Dit zou echter te maken hebben met het feit dat het dossier onvoldoende is gemotiveerd. Het zou raadzaam zijn opnieuw contact op te nemen met de privacycommissie om het dossier nog te vervolledigen. Alhoewel de privacycommissie blijkbaar steeds meer positieve adviezen daarover verleent, stelde de staatssecretaris op 19 oktober 2011 in de Kamer dat het inderdaad niet eenvoudig is om toegang tot verschillende databanken te krijgen. Dat is jammer aangezien daardoor de gegevens niet gekoppeld en vergeleken kunnen worden.

Tijdens de gedachtewisseling werd wel vaker verwezen naar de gebrekkige uitwisseling van gegevens en de nood aan de koppeling van databanken. Ondermeer tussen DVZ, Justitie, de OCMW's en de sociale inspectie. Een efficiënte aanpak van de fraude vereist immers een goede samenwerking tussen de verschillende overheden. Maar ook een gegevensbank tussen DVZ, Justitie, de burgerlijke stand en de ambassades zou cruciaal zijn om schijnhuwelijken en -samenwoningen aan te pakken. Daarvoor zou de wettekst overigens klaar liggen. Maar ook op het vlak van de medische regularisaties zou de oplossing liggen in de koppeling van gegevensbanken. In veel gevallen zijn de gegevens beschikbaar bij één of andere overheidsdienst, maar die diensten mogen hun databanken blijkbar niet kruisen. Dit zou echter zeer nuttig kunnen zijn in de strijd tegen misbruiken en fraude, ondermeer inzake de richtlijn voor vrij verkeer in Europa. Maar de bestaande privacywetgeving belemmert blijkbaar de goede werking van de overheidsdiensten (zie de Kamer, DOC 53 1787/001, pag. 20).

In dit kader een aantal vragen:

1) Beschikt de geachte minister over cijfergegevens betreffende het aantal keer in de periode 2008 tot en met de eerste helft van 2011 een OCMW in ons land in beroep werd veroordeeld voor het weigeren van het verlenen van steun aan een vreemdeling en waarom? In hoeveel gevallen ging dit gepaard met dwangsommen en voor welk bedrag? Hoeveel werd zo in totaal aan dwangsommen betaald in die periode?

2) Deelt hij bijgevolg de stelling dat de huidige rechtspraak de grondslag vormt voor een onhoudbare situatie die de instroom van vreemdelingen bevordert en zorgt voor ongelijkheden in het nadeel van diegene die duurzaam in ons land verblijven? Kan hij zijn standpunt motiveren?

3) Wil hij informatie verschaffen betreffende het aantal keer dat de overheid en de wetgever in ons land voor dezelfde referentieperiode op een negatief advies van de privacycommissie stuitten bij de opmaak van doeltreffende maatregelen voor de aanpak van misbruiken? Op welke gronden werden die negatieve adviezen gemotiveerd? Hoe vaak werd een positief advies afgeleverd en voor wat?

4) Erkent hij dat de bestaande privacywetgeving de goede werking van de overheidsdiensten belemmert? Kan hij zijn antwoord duiden aan de hand van een opsomming van de obstakels die optreden inzake privacy in de strijd tegen misbruiken, fraude en oneigenlijk gebruik op het gebied van immigratie? Welke maatregelen zijn nodig om deze obstakels uit de weg te ruimen? Tegen wanneer mogen we die verwachten?