BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2010-2011
________
3 februari 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-1183

de Guido De Padt (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________
Autobanden - Gebruik als speelgoed op speelplaatsen - Risico's voor de gezondheid
________
pretpark
spel
veiligheid van het product
luchtband
gevaren voor de gezondheid
________
3/2/2011Verzending vraag
24/6/2011Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1184
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-1183 d.d. 3 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op sommige speelplaatsen zijn autobanden voorhanden waar de kinderen kunnen mee spelen. De vraag rijst of autobanden wel thuis horen op een speelplaats (zie Nadine Van Der Linden, "Autobanden horen niet op een speelplaats", Het Laatste Nieuws, 14 januari 2011, p. 14). Op vraag van een bezorgde ouder liet een school de zaak door een milieudeskundige onderzoeken. Zolang de autobanden onder een afdak liggen bij regenweer, ze geregeld worden gereinigd en bij slijtage worden vervangen, was er volgens de deskundige geen probleem. De school besliste de banden te laten liggen, tot ze van een andere instantie te horen kreeg dat autobanden schadelijk zijn.

Toxicoloog Jan Tytgat van de Katholieke Universiteit Leuven deelt de bezorgdheid over de impact van rubber op de gezondheid van kinderen. Aangezien studies rond deze problematiek schaars zijn en er weinig metingen beschikbaar zijn, kunnen we het risico niet goed inschatten en mogen we het risico dus niet uitsluiten. Zeker als de banden in contact komen met water of aan het verpulveren zijn, is irritatie van de ogen, huid of ademhaling mogelijk. Ook is er een risico op allergische reacties. Bepaalde substanties van autobanden zijn gekend als kankerverwekkend. Paniek is niet nodig, want acute giftigheid is evenmin bewezen. Veel hangt blijkbaar ook af van de individuele gevoeligheid. Volgens de Leuvense toxicoloog is verder onderzoek aangewezen.

Het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed voor kinderen onder de leeftijd van veertien jaar, somt de veiligheidsvoorschriften op waaraan speelgoed moet voldoen. Hoewel autobanden niet onder de toepassing van het koninklijk besluit vallen, rijst toch de vraag of autobanden een toetsing aan het koninklijk besluit zouden doorstaan, zeker wanneer ze als speelgoed voor kinderen worden gebruikt.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Welk standpunt neemt u in betreffende de impact van autobanden op de gezondheid van kinderen? Kan u uw antwoord motiveren? Oordeelt u, op basis van uw argumentatie, dat autobanden thuis horen op speelplaatsen voor kinderen?

2) Meent u dat autobanden een toetsing aan het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed voor kinderen onder de leeftijd van veertien jaar zouden doorstaan? Kan u uw standpunt motiveren? Oordeelt u op basis van deze toetsing dat autobanden thuis horen op speelplaatsen voor kinderen?

Antwoord ontvangen op 24 juni 2011 :

1. De kwaliteit en het onschadelijk karakter van de aangeboden spelletjes essentieel zijn.

De vraag omtrent het toxicologisch risico van de bestanddelen van de banden is relevant. De banden bestaan namelijk uit een groot aantal chemische stoffen, meer bepaald rubberpolymeren, roet, silicium, verwerkings- en procesolie, vulkanisatieproducten (zwavel), en anti-afbraakproducten. (1) Bovendien hangt de samenstelling van de banden -die hoofdzakelijk uit rubber bestaan- sterk af van de toevoeging van additieven die de banden bij voorbeeld steviger, stabieler en resistenter moeten maken.(2) Een aantal van die chemische stoffen hebben toxische eigenschappen. De additieven zijn vaak (eco)toxisch (cadmium, zink,…). Van roet werd bij labodieren aangetoond dat het een kankerverwekkende stof is (3). De oliën die gebruikt worden in de productie van banden kunnen aromatische polycyclische koolwaterstoffen bevatten, die zelf kankerverwekkend zijn.

Het gezondheidsrisico dat gepaard gaat met die stoffen hangt uiteraard af van de blootstelling. De blootstelling vindt plaats wanneer die stoffen vrijkomen uit de band. De belangrijkste bron van blootstelling is dan ook het verslijten van de band, dat tot luchtvervuiling leidt. Uit een recent overzicht van de wetenschappelijke literatuur blijkt dat de slijtagedeeltjes van de banden aanwezig zijn in alle milieucompartimenten, met name de lucht, het water, de bodem en de biologische milieus (4). Een andere bron van blootstelling betreft de recyclage van banden. In dat geval kan het gaan om banden die gebruikt worden op een speelterrein, zoals in het geval waar deze parlementaire vraag naar verwijst. De banden kunnen echter ook gebruikt worden in een procédé dat vaker wordt toegepast, en waarbij er vloerbekleding wordt gemaakt voor de industrie, sportinfrastructuur en speelterreinen, op basis van vermalen banden.

Er is echter erg weinig geweten over de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van blootstelling aan slijtagedeeltjes van banden. Er werd gesuggereerd dat ze een oorzaak kunnen zijn van de stijging van de allergie- en astmasymptomen (5). Andere wetenschappers menen daarentegen dat het aantal deeltjes in de lucht te laag is om significant bij te dragen tot die gezondheidsproblemen (6). Nieuwe gezondheidsgegevens zouden dus van pas komen om een nauwkeurigere analyse te maken van de risico’s die verbonden zijn aan de blootstelling aan slijtagedeeltjes uit banden.

Bijlage 1 van het koninklijk besluit van 4 maart 2002 sluit de uitrusting uit die bestemd is voor collectief gebruik op speelterrein uit en is dus niet van toepassing.

Het gebruik van die banden in het kader van een milieuvergunning is dan weer een gewestelijke bevoegdheid, en de specifieke toepassing in scholen is een gemeenschapsbevoegdheid.

1 Barbin and Rodgers, 1994

2 Wik, 2007

3 International Agency for Research on Cancer. 1996. Carbon black. International Agency for Research on Cancer (IARC) - Summaries & Evaluations 65: 149.

4 Wik and Dave, 2009

5 Dorsey et al., 2006

6 Finley et al.,2003