BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2009-2010
________
12 februari 2010
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-6935

de Wouter Beke (CD&V)

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________
Centra voor beroepsopleiding - Opleidingen voor mindervalide arbeiders - Sociale zekerheid - Bijdragen
________
beroepsopleiding
beroepsonderwijs
sociale bijdrage
werknemer met een beperking
________
12/2/2010Verzending vraag
29/4/2010Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6933
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6934
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-1418
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-6935 d.d. 12 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De centra voor beroepsopleiding (CBO) betalen een aanwezigheidspremie aan cursisten met een handicap die een beroepsopleiding volgen. De CBO's kregen de middelen voor de uitbetaling van deze premie in het verleden doorgestort door het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap.

Al sinds eind de jaren tachtig is er discussie over de vraag of er op deze aanwezigheidspremie sociale zekerheidsbijdragen moeten worden betaald. Voor 1987 was de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) van mening dat de cursisten die een vervangingsinkomen genieten, niet onderworpen zijn aan het stelsel van bijdragen. Vanaf 1988 heeft de RSZ echter het standpunt ingenomen dat zes van de twaalf CBO's onterecht geen bijdragen zouden hebben betaald. Deze CBO's en de RSZ zijn hierover reeds jaren in een geschil verwikkeld. De RSZ dagvaardt de CBO's voor de arbeidsrechtbank, omwille van het probleem van verjaring.

Voor de getroffen CBO's samen zou het om 3.357.456 euro gaan. Indien sommige CBO's de zogenaamd achterstallige sociale bijdragen aan de RSZ moeten betalen, lopen ze het risico in zware financiële problemen te komen. Bovendien krijgen ze te maken met problemen als discussies omtrent het al dan niet verschuldigd zijn van vakantiegeld, twijfel bij het toepassen van tewerkstellingsmaatregelen bij gewone tewerkstelling binnen de vereniging zonder winstoogmerk (VZW), het bezoek van deurwaarders, opname op lijsten van verenigingen en ondernemingen in moeilijkheden, twijfels omtrent hun financiële leefbaarheid bij externe financiers, communicatieproblemen omtrent deze kwesties met cursisten, hun familie, de ziekenfondsen en de vakbonden..

De voorbije jaren werden meerdere initiatieven genomen om dit probleem op te lossen. Het belangrijkste hiervan was een overleg tussen alle betrokken actoren in 2005. De teneur was dat een kwijtschelding van de achterstallige bijdragen eventueel een mogelijkheid zou kunnen zijn. Twee gebeurtenissen doorkruisten echter deze piste: de overheveling van de beroepsopleidingen naar de Vlaamse Dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB) en de terugbetaling van de achterstallige bijdragen van de Waalse CBO's aan de RSZ door het Agence Wallonne pour l'Intégration des Personnes Handicapées (AWIPH).

Dit dossier ligt nu reeds geruime tijd stil, maar de zes betrokken CBO's zitten nog altijd met een grote financiële onzekerheid. Vandaar mijn vragen:

1) Wat is het standpunt omtrent de vraag of de aanwezigheidspremie voor de cursisten beschouwd moet worden als loon en dus onderhevig dient te zijn aan bijdragen voor de sociale zekerheid?

2) Hoe verklaart u het feit dat slechts een deel van de CBO's te maken krijgt met geschillen met de RSZ?

3) Kan u toelichten welke stappen er reeds ondernomen zijn om dit lang aanslepende probleem op te lossen?

4) Ziet u een structurele oplossing? Indien ja, welke? Indien nee, kan er dan een oplossing op maat van de getroffen CBO's worden geformuleerd?

Antwoord ontvangen op 29 april 2010 :

Ik heb de eer het geachte lid mee te delen dat de vragen tot de bevoegdheid behoren van mijn collega, Mevrouw Laurette Onkelinx, minister van Sociale Zaken, aan wie de vraag ook gesteld werd onder het nummer 4-6933.